ECLI:NL:RBGEL:2015:7351

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
05/840409-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur wegens mishandeling

Op 25 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling van meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 april 2015 in Nijmegen betrokken was bij een vechtpartij waarbij hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De officier van justitie had geprobeerd om de verdachte te veroordelen voor poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van beide slachtoffers. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat de noodweersituatie voorbij was op het moment dat de verdachte de slachtoffers tegen het hoofd schopte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij [slachtoffer 3] werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het onder feit 3 tenlastegelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, mr. R.B.J.G. Baggen, en heeft de uitspraak gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840409-15
Datum uitspraak : 25 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - die [slachtoffer 1] één of meermalen (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of - die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 14 april 2015 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze - (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of te duwen en/of - ten val te brengen;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2015 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - die [slachtoffer 2] (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of - die [slachtoffer 2] een kopstoot tegen/op het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 14 april 2015 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze - (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of - een kopstoot tegen/op het hoofd te geven;
3.
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Weurt, gemeente Beuningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - die [slachtoffer 3] één of meermalen (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of het lichaam (buikstreek) heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of - die [slachtoffer 3] met een tafeltje, althans een hard voorwerp tegen/op de benen en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Weurt, gemeente Beuningen, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door deze - één of meermalen (krachtig) in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of het lichaam (buikstreek) te slaan en/of te stompen en/of te duwen geslagen en/of - met een tafeltje, althans een hard voorwerp tegen/op de benen en/of het lichaam te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
In verband met de chronologie van de feiten zal de rechtbank eerst feit 3 en vervolgens de feiten 1 en 2 gezamenlijk beoordelen.
Ten aanzien van feit 3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het gehele feit vrijspraak bepleit. Als de rechtbank dit niet zou volgen, is de raadsman van mening dat er sprake is van noodweer. Nadat verdachte door aangeefster in de auto was geslagen heeft hij met zijn hand haar hoofd tegen het raam van de auto geduwd en later heeft hij haar in de woning van zich afgehouden met zijn been nadat zij hem aanviel. Het valt niet uit te sluiten dat aangeefster door haar psychische problemen niet meer goed wist wat de werkelijkheid was en dat maakt, in samenhang met het letsel van aangeefster, haar verklaring onbetrouwbaar.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de poging zware mishandeling van [slachtoffer 3] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat de mishandeling niet kan worden bewezen en dat verdachte van dit derde feit dient te worden vrijgesproken. Ze overweegt hiertoe het volgende:
In haar aangifte heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze op 10 april 2015 in de auto ruzie kreeg met verdachte. Ze heeft verklaard dat hij haar daarbij tegen de rechterslaap heeft geslagen, waarna ze hem heeft teruggeslagen. Verder heeft ze verklaard dat verdachte haar later in haar woning heel vaak tegen de linkerkant van de kaak en de rechterzijde van haar gezicht heeft geslagen. Ze heeft verklaard dat verdachte elke keer met de vuist sloeg. Later pakte verdachte een salontafeltje vast en sloeg hij haar daarmee tegen de knie. Weer later sloeg hij erg hard met de vuist in haar maag.
Uit de medische informatie van 11 april 2015 blijkt dat er sprake is van een blauwe plek op het linker jukbeen en een blauwe plek op de linker onderarm.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 10 april in de auto ruzie heeft gehad met aangeefster. Hij heeft verklaard dat ze hem daarbij heeft geslagen en dat hij in een reflex met zijn vlakke hand haar hoofd toen tegen de ruit van de auto heeft weggeduwd. Hij heeft verder verklaard dat hij in de woning op de computer wilde kijken en dat aangeefster toen hysterisch werd en hem aanviel. Hij heeft haar met zijn voet van zich afgehouden en toen kwam zijn voet in haar buik. Hij heeft ontkend haar in de maag te hebben geslagen of getrapt en met een salontafel te hebben geslagen.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van slachtoffer en verdachte over deze situatie uit elkaar lopen. De medische informatie met betrekking tot aangeefster ondersteunt haar aangifte onvoldoende om te kunnen dienen als steunbewijs. Uit de medische informatie kan niet worden afgeleid dat aangeefster verwondingen had, die corresponderen met het door haar genoemde geweld dat door verdachte jegens haar zou hebben gebruikt.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld. Zij zal verdachte dan ook van het derde feit vrijspreken
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 april 2015 is er te Nijmegen op de Stieltjesstraat een vechtpartij geweest waarbij verdachte betrokken was. Verdachte heeft bij die vechtpartij [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht gegeven. Verder heeft verdachte [slachtoffer 3] een klap in het gezicht en een trap gegeven. [2] [slachtoffer 2] was gekleed in een rood T-shirt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging zware mishandeling dan wel de mishandeling van [slachtoffer 1] .
De officier van justitie heeft verder gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] (feit 2 primair). Verdachte komt geen beroep op noodweer toe, aangezien hij ook had kunnen weglopen. Verder heeft verdachte na de klap tegen het gezicht nog een trap tegen het hoofd van [slachtoffer 2] gegeven. Daarbij was geen sprake van een noodweersituatie. Als met geschoeide voet tegen het hoofd wordt geschopt is er in ieder geval sprake van voorwaardelijke opzet op zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2. Het is duidelijk dat er sprake is geweest van een bedreigende situatie voor verdachte en hij heeft zich, nadat hij is geslagen, tegen beide broers verdedigd. Hij heeft daarbij geen disproportioneel geweld gebruikt. Bovendien ging het allemaal erg snel en was er geen mogelijkheid en geen tijd om te vluchten.
Beoordeling door de rechtbank
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant
[verbalisant 2]wordt weergegeven dat hij zag dat een auto met verhoogde snelheid richting het politiebureau reed en met piepende banden tot stilstand kwam, een stukje achteruit reed en vervolgens weer met piepende banden tot stilstand kwam. Hij hoorde geschreeuw vanuit de auto. Nadat de auto tot stilstand kwam, rende een man in een rood T-shirt (rechtbank: [slachtoffer 2] ) naar een man in een ‘keurig pak’ (rechtbank: verdachte) en ging de man in het rode shirt in een gevechtshouding staan. Verdachte sloeg [slachtoffer 2] en daarna sloegen de mannen elkaar over en weer en ontstond er een worsteling. [verbalisant 2] sprong er tussen en zag, nadat niemand meer sloeg, dat verdachte een krachtige trappende beweging maakte naar het lichaam van [slachtoffer 2] , waarbij hij [slachtoffer 2] ook raakte. [4]
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] wordt door verbalisant
[verbalisant 1]weergegeven dat hij een gierend geluid en een hard remmende auto hoorde. Hij zag toen dat [slachtoffer 2] en verdachte elkaar stompten en dat er mensen waren die de twee uit elkaar wilden halen. Verdachte trok zijn jasje uit en was nu gekleed in een wit shirt. Hij liep naar [slachtoffer 2] en sloeg hem tegen het gezicht. [slachtoffer 2] viel op de grond en bleef even bewegingsloos liggen. Anderen pakten verdachte vast en wilden hem weghouden van [slachtoffer 2] . Verdachte schopte [slachtoffer 2] tegen het hoofd. [5]
[slachtoffer 2]heeft verklaard dat hij naar verdachte is gelopen en dat er over en weer is geschreeuwd. Hij kwam pas weer bij toen hij in de boeien werd geslagen door de politie. Hij had een bebloede lip. [6]
[slachtoffer 1]heeft verklaard dat hij zag dat verdachte zijn broer sloeg en dat zijn broer op de grond viel. Hij liep er toen heen. Verdachte sloeg hem en hij viel op de grond. Hij stond weer op en hield verdachte vast waarna deze op de grond viel. Verdachte trok zich los en gaf hem toen een trap tegen het gezicht. Hij had daardoor pijn. [7]
Verdachte heeft verklaard dat toen hij bijna bij het politiebureau was, hij zag en hoorde dat een auto hard afremde en met hoge snelheid achteruit reed met een geopend rechter voorportier. Hij zag dat [slachtoffer 2] uitstapte en dat [slachtoffer 2] hem bedreigde en vrijwel direct sloeg. Uit reactie sloeg hij terug. Daarna kreeg hij een klap en zag toen [slachtoffer 1] voor zich staan en dat [slachtoffer 1] hem sloeg. Hij sloeg [slachtoffer 1] uit zelfverdediging en toen die op de grond viel, gaf hij hem ook een trap. [8]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard voor het politiebureau eerst aangevallen te zijn door [slachtoffer 2] . Hij heeft hem een klap terug gegeven, en toen hij op de grond viel nog een trap. Direct daarna voelde hij van achteren een klap en heeft hij zich omgedraaid en [slachtoffer 1] een klap en een trap terug gegeven. [9]
Gelet op bovenstaande verklaringen en processen-verbaal komt de rechtbank tot de conclusie dat:
  • verdachte [slachtoffer 1] tegen het gezicht heeft geslagen of gestompt, tegen het gezicht heeft getrapt of geschopt en ten val heeft gebracht; en
  • verdachte [slachtoffer 2] tegen het gezicht heeft geslagen of gestompt en tegen het hoofd heeft getrapt of geschopt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte een kopstoot heeft gegeven aan [slachtoffer 2] .
Opzet op zwaar lichamelijk letsel
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte een schop heeft gegeven tegen het gezicht dan wel het hoofd van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] . Uit die bewijsmiddelen blijkt echter onvoldoende waar verdachte beide slachtoffers precies heeft geraakt en met welke kracht hij heeft getrapt of geschopt. Het is daarom voor de rechtbank niet vast te stellen of er door het schoppen/trappen zwaar letsel zou hebben kunnen ontstaan. Dit leidt voor de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de (voorwaardelijke) opzet had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij beide slachtoffers en verdachte zal dus van de poging zware mishandeling bij zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2) worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank de mishandeling bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op
of omstreeks14 april 2015 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze -
(krachtig) in/tegen het gezicht
, althans tegen/op het hoofdte slaan
en/of te stompen en
/ofte schoppen
en/of te trappen
en/of te duwenen
/of- ten val te brengen;
2.
hij op
of omstreeks14 april 2015 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze
- (krachtig) in/tegen het gezicht
,, althans tegen/op het hoofd te hebben geslagen
en/of gestompt en
/ofgeschopt
en/of getrapt
en/of geduwd en/of - een kopstoot tegen/op het hoofd te geven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2, beide subsidiair:
Mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van het hierboven bewezenverklaarde bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat er sprake is geweest van noodweer.
Noodweer
Uit het voorhanden bewijsmateriaal is komen vast te staan, dat verdachte beide slachtoffers in het gezicht dan wel op of tegen het hoofd heeft geslagen (of gestompt) en heeft geschopt (dan wel getrapt) en [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht, ten gevolge waarvan deze pijn en/of letsel hebben gehad. Vervolgens is het de vraag of ook kan worden vastgesteld dat er voor verdachte sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, kortom of verdachte dit heeft mogen doen om zichzelf te verdedigen.
In dit verband is het van belang om te kijken naar de in het strafdossier opgenomen verschillende verklaringen.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] hem bedreigde en hem vrijwel direct sloeg. Uit reactie heeft hij teruggeslagen. Hij heeft ook [slachtoffer 1] geslagen en getrapt uit zelfverdediging.
De verklaring van verdachte over de dreigende situatie vindt zoals overwogen steun in de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat door deze omstandigheden er een plotselinge dreigende situatie is ontstaan, waarin verdachte de vrees zou kunnen hebben dat hem iets zou worden aangedaan. Hij mocht zich verdedigen in die dreigende situatie en hij heeft dat gedaan door middel van het slaan van beide slachtoffers. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het slaan dan wel stompen sprake is geweest van noodzakelijke zelfverdediging en dat verdachte een beroep op- noodweer toekomt. Voor het slaan of stompen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair en 2 subsidiair) en het ten val brengen van [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair) zal verdachte dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is, voornamelijk gelet op de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , van oordeel dat na het geven van een klap tegen beide slachtoffers er geen sprake meer was van een plotselinge dreigende situatie, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Er werd door omstanders en politie geprobeerd om slachtoffers en verdachte uit elkaar te halen, waardoor de noodweersituatie van even daarvoor voorbij was. Op dat moment echter heeft verdachte beide slachtoffers nog een trap tegen het hoofd gegeven.
Bovenstaande overweging leidt ertoe dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte beide slachtoffers heeft mishandeld door hen tegen het hoofd te trappen/schoppen en dat er geen sprake is van een gerechtvaardigd beroep op noodweer.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] en de mishandeling van [slachtoffer 3] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod en een straatverbod, en tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering gesteld doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien wel tot een bewezenverklaring wordt gekomen, bepleit dat verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 oktober 2015;
- een rapport van drs. [deskundige] , psycholoog, gedateerd 30 september 2015.
De rechtbank heeft bij de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Verder houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij bij het incident op 14 april 2015 in eerste instantie werd belaagd waardoor er een dreigende situatie was ontstaan, waartegen verdachte zich mocht verdedigen en dat ook heeft gedaan door beide slachtoffers te slaan/stompen. Dit geweld was proportioneel. Hij heeft echter bij dat incident beide slachtoffers ook tegen het hoofd getrapt/geschopt, terwijl er toen geen sprake meer was van een noodweersituatie. Zijn handelen was op dat moment disproportioneel en hij heeft door het trappen/schoppen tegen het hoofd de anderen letsel toegebracht.
Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf van 80 uur met een proeftijd van 2 jaar passend is.
7a.
De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.875,-.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde. Gelet hierop kan de benadeelde partij haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 41, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart het
bij feit 1 subsidiair bewezen verklaarde slaan of stompen en ten val brengen en het bij feit 2 subsidiair bewezen verklaarde slaan of stompennietstrafbaaren
ontslaatverdachte voor deze bestanddelen bij de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair van alle
rechtsvervolging;
 verklaart verdachte voor het overige bij de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat deze werkstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3).
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. K. Gilhuis en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. D.T.P.J. Damen en T. de Munnik, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BVH 2015229383, onderzoek 08Cupid, gesloten op 20 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 58.
3.Foto van [slachtoffer 2] , p. 24 en 25.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , p. 19.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 138, 139.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , p. 35, 36.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 3] , p. 48.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte. p. 58.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 november 2015