ECLI:NL:RBGEL:2015:7337

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5346
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische belastbaarheid en functiegeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig vrachtwagenchauffeur, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich per 18 maart 2012 ziek had gemeld vanwege diverse gezondheidsklachten, waaronder psychische klachten, astma, slaapapneu en rugklachten. De rechtbank heeft de medische onderzoeken van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding op overtuigende wijze was gemotiveerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van de rapporten te twijfelen.

Echter, de rechtbank kon het UWV niet volgen in de stelling dat de functie van wikkelaar (sbc-code 267050) geschikt was voor eiser, omdat deze functie een vroege dienst om 5.30 uur met zich meebracht, wat volgens de definitie van de Basisinformatie CBBS onder nachtwerk valt. Eiser is beperkt in het werken 's nachts vanwege zijn slaapapneu. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd dat de functie de medische belastbaarheid van eiser niet overschreed. Hierdoor bleef er onvoldoende informatie over om de weigering van de WIA-uitkering te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het de griffierechten vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/5346

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 november 2015

in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiser met ingang van 24 maart 2014 (hierna: datum in geding) een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 27 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
Op 27 maart 2015 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een aantal vragen te beantwoorden.
Verweerder heeft de vragen van de rechtbank per brief van 1 april 2015 beantwoord en eiser heeft hierop gereageerd.
Op 23 april 2015 heeft de rechtbank verweerder nadere vragen gesteld over de belastbaarheid van eiser in relatie tot één van de geduide functies.
Verweerder heeft de nadere vragen van de rechtbank op 4 juni 2015 beantwoord. Eiser heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd, maar wel te kennen gegeven prijs te stellen op een hernieuwde behandeling ter zitting.
Vervolgens heeft een tweede zitting plaatsgevonden op 18 november 2015, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar dient te beslissen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 28,90.
-gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is werkzaam geweest als nationaal vrachtwagenchauffeur voor gemiddeld 41,5 uur per week. Per 18 maart 2012 heeft eiser zich voor dit werk ziek gemeld vanwege psychische klachten, astma, slaapapneu en rugklachten.
2. Verweerder heeft de weigering van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiser op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts T.C.M. van Hilten van 23 december 2013 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep K. van den Brand van 8 mei 2014. De voor eiser vastgestelde medische belastbaarheid is verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 december 2013.
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten psychische klachten, astma, rugklachten en OSAS (slaapapneu), zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten informatie van cardioloog Van der Veen van 5 december 2012, een rapport van psychiater Schoutrop van 22 januari 2013, informatie van de huisarts van 18 oktober 2013, een verwijsbrief aan de fysiotherapeut van 7 oktober 2013 en informatie van KNO-arts Burggraaf van 15 mei 2014. In beroep heeft Van den Brand in zijn rapport van 27 augustus 2014 de door eiser ingebrachte nadere informatie, te weten een verslag van de eerste hart hulp van 23 april 2014, een verwijsbrief voor de maag-darm-leverarts van 21 mei 2014, een brief van neuroloog Smits van 15 juli 2014 alsmede medicatieoverzichten, beoordeeld. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. In een rapport van 1 juni 2014 heeft Van den Brand medische informatie, verkregen bij de beoordeling van een nieuwe ziekmelding per 23 april 2014, beoordeeld. Van den Brand legt in dit rapport uit dat eiser beperkt is voor ’s nachts werken om de CPAP (voor de slaapapneu) optimaal te kunnen laten werken. Het werken in ploegendiensten is niet beperkt, zolang de wisselingen niet ’s nachts plaatsvinden.
5. De rechtbank is voorts van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank is van oordeel dat Van den Brand in zijn reeds genoemde rapporten voldoende heeft gemotiveerd dat de overgelegde informatie uit de behandelend sector geen aanleiding geeft om de FML aan te passen.
6. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 december 2013.
7. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige A.S.M. Snellink van 15 januari 2014 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep H.J.M. Saris van 26 juni 2014. Op grond van het rapport van Saris liggen de volgende voor eiser geschikt bevonden functies (sbc-codes)aan het bestreden besluit ten grondslag: sbc-code 111220 (magazijn-, expeditiemedewerker), sbc-code 267050 (wikkelaar, samensteller elektronische producten) en sbc-code 111180 (productiemedewerker industrie).
In een rapport van 3 juni 2015 heeft Saris, naar aanleiding van de vraagstelling van de rechtbank, toegelicht dat sbc-code 267050 weliswaar in wisselende diensten wordt verricht (2-ploegendienst), maar dat aan de door Van den Brand gestelde voorwaarde wordt voldaan dat de wisseling van de diensten niet ’s nachts mag zijn. In deze sbc-code wordt namelijk in twee ploegen gewerkt van 05.30 uur tot 14.00 uur en van 14.00 uur tot 22.30 uur. Volgens Van den Brand is deze sbc-code dan ook geschikt voor eiser.
8. De rechtbank kan verweerder niet volgen in zijn stelling dat in sbc-code 267050 de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden voor wat betreft ’s nachts werken. In verweerders Basisinformatie CBBS wordt onder nacht verstaan: van 00.00 uur tot 06.00 uur. In sbc-code 267050 begint de vroege dienst om 5.30 uur, hetgeen volgens de definitie van de Basisinformatie gedurende de nacht is. Alleen al hierom wordt de belastbaarheid van eiser op dit punt overschreden. Daarbij komt dat, zoals Van den Brand schrijft, eiser beperkt is voor het werken gedurende de nacht omdat eiser dan gebruik maakt van de CPAP (voor de slaapapneu). De rechtbank heeft eveneens meegewogen dat de aanvang van de dienst om 5.30 uur betekent dat eiser aanzienlijk vroeger (gedurende de nacht) op zal dienen te staan, hetgeen het risico met zich meebrengt dat de CPAP niet optimaal benut kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus onvoldoende gemotiveerd dat de belasting in sbc-code 267050 de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt, zodat deze sbc-code niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd kan worden. Aldus resteren slechts twee sbc-codes, hetgeen onvoldoende is om de beoordeling te kunnen dragen.
9. Het bestreden besluit komt gelet op de onder 8 gegeven overweging voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat zij hiervoor niet over alle vereiste informatie (zoals bijvoorbeeld het dagloon) beschikt.
10. Het beroep is gegrond. Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit de door eiser gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zittingen op 20 maart 2015 en 18 november 2015. Tevens dient verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
18 november 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.