ECLI:NL:RBGEL:2015:7270

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
C/05/290456 / KZ ZA 15-258
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot gedogen van scootmobiel in gemeenschappelijke hal van appartementencomplex

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die lijdt aan Multiple Sclerose, en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van haar appartementencomplex. Eiseres vorderde dat de VvE zou gedogen dat zij haar scootmobiel in de gemeenschappelijke hal van het appartementencomplex mocht plaatsen, in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep dat door de VvE was ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat haar belang bij het plaatsen van de scootmobiel in de hal zwaarder weegt dan het belang van de VvE bij het handhaven van de regels in het huishoudelijk reglement. De VvE had betoogd dat er alternatieven waren voor het stallen van de scootmobiel in de hal, en dat het plaatsen van de scootmobiel in de gemeenschappelijke ruimte een obstakel zou vormen voor hulpdiensten. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat het voor haar zelfredzaamheid noodzakelijk was om de scootmobiel in de hal te plaatsen, en wees de vordering af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die op € 1.429,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/290456 / KZ ZA 15-258
Vonnis in kort geding van 24 november 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. drs. J.Th. Waterman te Zwolle,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN
[appartementengebouw naam te plaats],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E. van Riet te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling waarbij [eiseres] haar eis heeft verminderd
  • de pleitnota van de VvE.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is één van de eigenaren van een appartement in het [naam appartementengebouw] te [plaats] . [eiseres] lijdt aan Multiple Sclerose. In verband daarmee maakt zij gebruik van een scootmobiel.
2.2.
De VvE is opgericht om de gezamenlijke belangen van alle eigenaren van het [naam appartementengebouw] te behartigen.
In het huishoudelijk reglement – dat op grond van de koopovereenkomsten voor alle appartementseigenaren van het [naam appartementengebouw] geldt – is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
7. GEBRUIK VAN GEMEENSCHAPPELIJK RUIMTEN
Privé gebruik van gemeenschappelijke ruimten is niet toegestaan, evenmin als speelruimte.
(…) OVERTREDINGEN
Bij overtreding of niet-nakoming van één der bepalingen van (…) het huishoudelijk reglement, door de eigenaar/bewoner zal het bestuur de betrokkene per aangetekende brief schriftelijk waarschuwen en hem/haar wijzen op de overtreding of niet-nakoming.
Indien de betrokkene binnen een maand na dagtekening van het gezonden aangetekende schrijven geen gevolg heeft gegeven aan de waarschuwing kan het bestuur hem/haar een boete opleggen van € 250,-- voor elke overtreding of niet-nakoming.
(…)”
2.3.
Bij brief van 13 oktober 2014 aan de voorzitter van de VvE heeft [eiseres] het bestuur van de VvE verzocht om haar in verband met haar fysieke beperkingen toestemming te verlenen tot het plaatsen van haar scootmobiel op haar woonetage in de gemeenschappelijke ruimte tegenover de lift.
2.4.
Bij brief van 14 oktober 2014 heeft de voorzitter van de VvE aan [eiseres] bericht dat hij het betreurt dat zij, ondanks de uitvoerige gesprekken in de afgelopen week om tot een oplossing te komen voor het plaatsen van haar scootmobiel, haar scootmobiel zonder toestemming in de gemeenschappelijke ruimte op haar etage plaatst. [eiseres] is medegedeeld dat haar verzoek in de ALV aan de orde zal komen en gesommeerd om haar scootmobiel voor 17 oktober 2014 te verwijderen.
2.5.
Bij brief van 15 december 2014 heeft mr. D.J. Brugge te Apeldoorn, toenmalig advocaat van [eiseres] , er bij de VvE op aangedrongen het verzoek van [eiseres] zo spoedig mogelijk in te willigen omdat haar situatie verslechtert.
2.6.
Op 13 februari 2015 heeft [eiseres] een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland waarin zij heeft verzocht om haar op grond van artikel 5:121 BW vervangende machtiging te verlenen voor het plaatsen van haar scootmobiel op haar woonetage.
2.7.
Op 2 april 2015 heeft de VvE bij meerderheid van stemmen besloten dat de scootmobiel van [eiseres] in haar appartement dient te worden geplaatst.
2.8.
Bij beschikking van 14 april 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland een machtiging aan [eiseres] verleend om haar scootmobiel op haar woonetage te plaatsen. De kantonrechter heeft deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daar was ook niet om verzocht door [eiseres] .
2.9.
Op 13 juli 2015 heeft de VvE hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter van 14 april 2015.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis, voor de duur van de lopende hoger beroepsprocedure tegen de beschikking van de kantonrechter van 14 april 2015 de VvE te veroordelen tot het gedogen van het plaatsen en parkeren van de scootmobiel door [eiseres] op haar eigen etage, een en ander met veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris van haar advocaat, de nakosten en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
De VvE voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De VVE heeft ten verwere allereerst aangevoerd dat [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard omdat zij niet voor de door de wetgever gecreëerde rechtsgang – een incidentele vordering tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking van 14 april 2015 – bij het gerechtshof heeft gekozen maar in kort geding de schorsende werking van het hoger beroep tracht op te heffen.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat in artikel 234 Rv is bepaald dat indien een uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen die uitspraak een rechtsmiddel is aangewend, alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van die uitspraak kan worden ingesteld. Deze bepaling staat er evenwel niet aan in de weg dat in gevallen waarin in de uitspraak een uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege is gebleven omdat dat niet was gevorderd/verzocht, ook een kort geding kan worden ingesteld waarin dit alsnog wordt gevorderd. De vordering van [eiseres] komt neer op een vordering om uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de kantonrechter van 14 april 2015. Aangezien in deze beschikking geen beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is genomen omdat dit niet was verzocht, is [eiseres] ontvankelijk in haar vordering.
De voorzieningenrechter zal een belangenafweging maken tussen het belang van [eiseres] bij tenuitvoerlegging bij voorraad van de beschikking van 14 april 2015 en het belang van de VvE bij behoud van de bestaande toestand tot in het hoger beroep is beslist.
4.3.
Met betrekking tot het belang van [eiseres] wordt als volgt overwogen.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij als gevolg van haar fysieke beperkingen genoodzaakt is om gebruik te maken van een scootmobiel en dat het, mede door de toenemende ernst van haar aandoening, voor haar niet meer mogelijk is om haar zelfredzaamheid te behouden door haar scootmobiel elders te stallen dan op haar eigen etage. [eiseres] stelt dat plaatsing van de scootmobiel in de kelder voor haar geen oplossing is en dat het voor haar niet mogelijk is de scootmobiel in haar eigen appartement te stallen en te manoeuvreren. Plaatsing van de scootmobiel in de (gezamenlijke) hal op haar etage is volgens haar dan ook de enige mogelijkheid om zelfredzaam te blijven.
De VvE betwist deze stellingen van [eiseres] en stelt dat er (nog niet onderzochte) alternatieven zijn voor de plaatsing van de scootmobiel in haar eigen appartement. De VvE stelt onder andere dat het mogelijk moet zijn om de scootmobiel in de slaap- of woonkamer te draaien, zodat [eiseres] haar appartement vooruit kan verlaten.
4.4.
[eiseres] heeft haar stelling dat het voor haar zelfredzaamheid noodzakelijk is dat zij haar scootmobiel in de (gemeenschappelijke) hal mag plaatsen, na betwisting door de VvE onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft zij verklaringen van deskundigen overgelegd waaruit blijkt dat het wenselijk is dat [eiseres] haar scootmobiel in de gang kan plaatsen in plaats van in de kelder, maar daaruit blijkt nog niet dat het alternatief van plaatsing in haar appartement voor [eiseres] onmogelijk is.
4.5.
Zo blijkt uit een verklaring van de WMO-consulent van 10 november 2014 dat de hal in het appartement van [eiseres] voldoende breedte lijkt te hebben maar dat [eiseres] in geval van stalling van de scootmobiel in haar appartement ingewikkelde manoeuvres moet uithalen om de woning weer vooruit te kunnen verlaten en dat het voor haar nauwelijks haalbaar zal zijn om dit te doen zonder ergens tegenaan te stoten. De VvE heeft ter zitting over deze verklaring opgemerkt dat dit advies eenzijdig is opgesteld, naar aanleiding van de wens van [eiseres] om de scootmobiel in de gemeenschappelijke hal te parkeren. De VvE vraagt zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht af of de verklaring hetzelfde zou hebben geluid als de VvE bij het onderzoek zou zijn betrokken en de door haar aangedragen alternatieven daarbij serieus zouden zijn onderzocht.
4.6.
Uit de verklaring van de neuroloog van 16 juli 2015 blijkt slechts dat de mobiliteit van [eiseres] beperkt is doordat zij maximaal 20 meter kan lopen en dat het om die reden van belang is dat haar scootmobiel dicht bij haar voordeur staat.
4.7.
In het sociaal medisch advies van augustus 2015 van Trivium Plus is op basis van een huisbezoek door een arts vastgesteld dat [eiseres] nauwelijks in staat is om de scootmobiel in de kelder te bereiken en dat het haar veel moeite kost om de scootmobiel uit de schuur te manoeuvreren, zodat het stallen van de scootmobiel in de hal bij de voordeur medisch zeer wenselijk is. In dit advies is ten slotte het volgende opgenomen:
“Daarnaast zijn er coördinatieproblemen waardoor het voor(… [eiseres] , vzr)
in toenemende mate een probleem wordt om de scootmobiel te manoeuvreren bij het achteruit rijden. Vooral in een beperkte ruimte zoals de kelder waar de scootmobiel gestald staat moet mw. veel manoeuvreren om eruit te komen. Overigens speelt hetzelfde probleem, in iets mindere mate, ook in het appartement van(… [eiseres] , vzr)
. Ook daar zal het manoeuvreren in de beperkte ruimte tot problemen leiden. In de hal bij haar voordeur is voldoende ruimte aanwezig om te kunnen manoeuvreren en kan het achteruit rijden beperkt worden.”
4.8.
Op grond van genoemde verklaringen blijkt wel dat stalling van de scootmobiel van [eiseres] in de kelder geen oplossing biedt en dat stalling in de gemeenschappelijke gang – zoals [eiseres] wenst – wel mogelijk is, maar dat het alternatief van stalling van de scootmobiel in het appartement van [eiseres] voor haar thans echt onmogelijk is, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Uit de door [eiseres] overgelegde foto’s en plattegronden van haar appartement is dat ook niet zonder meer op te maken. De voorzieningenrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat de VvE ter zitting – en daarvoor ook al veelvuldig – heeft voorgesteld om samen met [eiseres] alternatieven voor het stallen te onderzoeken maar dat [eiseres] daar niet op in wil gaan omdat deze alternatieven volgens haar al voldoende zijn onderzocht door eerder genoemde deskundigen. In dit standpunt wordt [eiseres] gelet op het voorgaande niet gevolgd. Nu [eiseres] om dezelfde reden niet heeft willen ingaan op de door de voorzieningenrechter voorgestelde mediation en het aanbod van de voorzieningenrechter om samen met partijen ter plaatse te bekijken hoe de situatie is en of er al dan niet een oplossing is, heeft [eiseres] haar standpunt, dat er geen andere voor beide partijen aanvaardbare oplossing is dan stalling van de scootmobiel in de gemeenschappelijke gang, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.9.
Tegenover het belang van [eiseres] staat het belang van de VvE bij handhaving van de regels in het huishoudelijk reglement uit het oogpunt van (brand)veiligheid en onwenselijke precedentwerking. De VvE heeft onderbouwd gesteld dat het in het belang van de gezamenlijke eigenaren is dat er zo min mogelijk obstakels in de gemeenschappelijke ruimtes worden geplaatst omdat die hinder kunnen opleveren voor hulpdiensten. De stelling van [eiseres] dat de scootmobiel zó is te plaatsen dat deze niet direct voor een deur of vluchtroute staat, maakt dat niet anders omdat een scootmobiel in de gemeenschappelijke gang (van krap 20 m2), ook als deze niet direct voor een deur staat, een hinderlijk obstakel voor hulpdiensten kan vormen. De stelling van [eiseres] dat de VvE in een ander geval wél toestemming heeft gegeven voor plaatsing van een scootmobiel in de gemeenschappelijke gang, doet aan het voorgaande evenmin af. De VvE heeft onbetwist gesteld dat de situatie op de gang in dat geval niet vergelijkbaar is met de situatie op de gang van [eiseres] . In dat andere geval – waarin wél toestemming is gegeven – kan de scootmobiel in een nis / een doodlopend stuk van de gang worden geplaatst, waardoor deze geen hinderlijk obstakel in de doorgang is.
4.10.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij tenuitvoerlegging bij voorraad van de beschikking van 14 april 2015 zwaarder dient te wegen dan het belang van de VvE bij behoud van de bestaande toestand tot in het hoger beroep is beslist. Dat brengt met zich dat de vordering van [eiseres] om de VvE te veroordelen tot het (voorlopig) gedogen van het plaatsen van haar scootmobiel in de gemeenschappelijke gang niet toewijsbaar is.
4.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de VvE worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 1.429,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de tiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de VvE niet binnen 10 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van tien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.
jo/vr