ECLI:NL:RBGEL:2015:726

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
05/821871-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 6 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige vrouw uit Beuningen, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 10 september 2013. De vrouw, als bestuurder van een personenauto, verleende geen voorrang aan een 9-jarig meisje dat op een fiets over een kruising reed. Door deze aanrijding liep het meisje zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een dubbele beenbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete op van € 1000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende had opgelet en de verkeerssituatie niet goed had ingeschat, ondanks duidelijke verkeersborden en markeringen die haar op de voorrangssituatie attendeerden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om altijd alert te zijn in het verkeer, vooral in situaties waar voorrang moet worden verleend aan kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821871-13
Data zittingen : 21 november 2014 en 23 januari 2015
Datum uitspraak : 6 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 september 2013 in de gemeente Beuningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Smart met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden op de weg, de Wilhelminalaan en gaande in de richting van de kruising met het fietspad, lopend van de Burgemeester van Suchtelenstraat naar de Glazenier en vice versa, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl op de Wilhelminalaan kort voor genoemde kruising duidelijk zichtbaar een in haar richting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de Wilhelminalaan (kort) voor genoemde kruising op het wegdek (zogenaamde) haaientanden (genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) waren aangebracht (inhoudende: voorrang geven aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de Wilhelminalaan bij nadering van genoemde kruising op het wegdek een (witte) markering in de vorm van een bord B6 was aangebracht, en/of
- heeft verdachte een op genoemd fietspad rijdende fietsster niet, althans te laat opgemerkt, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) geen voorrang verleend aan die over genoemd fietspad rijdende fietsster, en/of
- is verdachte (vervolgens) gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietsster,
en heeft zij, verdachte, aldus zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 10 september 2013 in de gemeente Beuningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Smart met kenteken [kenteken]), daarme heeft gereden op de weg, de Wilhelminalaan en gaande in de richting van de kruising met het fietspad, lopend van de Burgemeester van Suchtelenstraat naar de Glazenier en vice
versa, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl op de Wilhelminalaan kort voor genoemde kruising duidelijk zichtbaar een in haar richting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de Wilhelminalaan (kort) voor genoemde kruising op het wegdek (zogenaamde) haaientanden (genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) waren aangebracht (inhoudende: voorrang geven aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de Wilhelminalaan bij nadering van genoemde kruising op het wegdek een (witte) markering in de vorm van een bord B6 was aangebracht, en/of
- heeft verdachte een op genoemd fietspad rijdende fietsster niet, althans te laat opgemerkt, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) geen voorrang verleend aan die over genoemd fietspad rijdende fietsster, en/of
- is verdachte (vervolgens) gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietsster,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is, nadat zij op 21 november 2014 is geschorst en aangehouden, op 23 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. E.A. Agelink, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 september 2013 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, te weten een Smart met kenteken [kenteken], gereden over de openbare weg in de gemeente Beuningen. Verdachte reed over de Wilhelminalaan en reed in de richting van de kruising met het fietspad, dat loopt van de Burgemeester van Suchtelenstraat naar de Glazenier en vice versa. [2] Op de Wilhelminalaan, vlak voor de genoemde kruising, was een duidelijk zichtbaar en in de richting van verdachte gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (‘driehoek met rode rand’) geplaatst. Op de Wilhelminalaan waren kort voor genoemde kruising op het wegdek haaientanden, genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aangebracht. Vlak voor de genoemde kruising was op het wegdek van de Wilhelminalaan ook een witte markering in de vorm van het voorgenoemde bord B6 aangebracht. [3] Op het fietspad van de Burgemeester van Suchtelenstraat richting de Glazenier reed een fietsster. Het fietspad betrof een tweerichtings fietspad. Verdachte heeft de over het fietspad, voor haar van links komende, fietsster niet opgemerkt en ze heeft haar geen voorrang gegeven. [4] Verdachte is met de fietsster in aanrijding gekomen. [5] Ten gevolge van de aanrijding heeft de fietsster, te weten [slachtoffer], een dubbele beenbreuk opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het haar primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft naar voren gebracht dat de verkeerssituatie is gewijzigd en onoverzichtelijk was geworden. Bovendien heeft verdachte niet gemerkt of gezien dat zij daadwerkelijk tegen de fietsster is aangereden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of sprake is van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was.
Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Bij beantwoording van die vraag geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de markering, de haaientanden op het wegdek en het voorrangsbord heeft gezien voordat ze de kruising wilde oversteken. De kruising lag op een verhoogd plateau. Verdachte wist, ondanks de recent gewijzigde verkeerssituatie, dat de – van beide zijden komende – fietsers en voetgangers voorrang hadden op die kruising. Verdachte had de van links komende fietsster niet gezien en heeft ook niet gevoeld dat zij tegen haar is aangereden. Verdachte sluit niet uit dat zij de fietsster heeft aangereden maar zij kan zich eveneens voorstellen dat het meisje is geschrokken van de, haar geen voorrang verlenende, auto en als gevolg daarvan is gevallen. [6]
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een aanrijding.
In het proces-verbaal van bevindingen is de verklaring van de fietsster, [slachtoffer], opgenomen. Zij heeft ten overstaande van de politie verklaard dat zij op haar fiets reed en dat op een kruising, vlakbij haar huis, een witte auto voor haar van rechts kwam. [slachtoffer] zag dat er in de auto een vrouw zat. [slachtoffer] mocht oversteken, want de auto’s moeten voorrang verlenen. Op het moment dat [slachtoffer] overstak zag en voelde ze dat ze door de auto werd aangereden. [7]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat een jong meisje over de Burgemeester van Suchtelenstraat aan kwam fietsen. De fietsster stak de Wilhelminalaan recht over. Op de Wilhelminalaan kwam een licht gekleurde personenauto aanrijden. De getuige zag dat de bestuurder van de personenauto zonder de stoppen de kruising overstak en het meisje op de fiets aanreed. De personenauto reed tegen de rechterzijde van de fietsster aan. [8]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij achter een witte personenauto reed. Op de kruising met de Burgemeester van Suchtelenstraat zag de getuige dat er over het kruisende fietspad een meisje op een fiets van links aan kwam rijden. De witte auto die voor de getuige reed had de fietsster voor moeten laten gaan. De getuige zag dat de bestuurder van de auto voor hem niet stopte voor het meisje op de fiets en dat ze tegen het meisje aan reed. Het meisje kwam door de aanrijding ten val. [9]
In het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse is beschreven dat de verbalisanten het – bij nadere bestudering van de schadefoto’s – aannemelijk achten dat de beschadiging in de voorbumper van de Smart is veroorzaakt door de begrenzing van de standaard aan de rechterzijde van de fiets.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte daadwerkelijk tegen de fietsster is aangereden. De aangifte wordt ondersteund door de aangehaalde getuigenverklaringen, en daarnaast door technisch bewijs, beschreven door verbalisanten van de Verkeers Ongevallen Analyse.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de van links komende fietsster niet heeft waargenomen en haar geen voorrang heeft verleend. Volgens verdachte was, ter hoogte van de kruising, sprake van een onoverzichtelijke verkeerssituatie.
De rechtbank is van oordeel dat, juist wanneer sprake zou zijn van een onoverzichtelijke situatie, een autobestuurder zich extra dient in te spannen om extra oplettend te zijn.
In het onderhavige geval geldt dat verdachte niet alleen door middel van een verkeersbord, maar ook door markeringen op de weg is geattendeerd op de naderende voorrangssituatie. Deze voorrangssituatie geldt niet alleen voor fietsers, maar ook voor voetgangers waar verdachte zich bewust van had moeten zijn. Verdachte heeft bij het oprijden van de kruising niet de voorzichtigheid en oplettendheid betracht die redelijkerwijs van de bestuurder van een motorrijtuig onder de vorengenoemde omstandigheden mag worden verwacht.
Op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor overwogen maakt de rechtbank op dat verdachte onvoldoende heeft opgelet en de fietsster geen voorrang heeft verleend, ten gevolge van verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Dit verwijt is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer altijd oplettend te zijn. De rechtbank concludeert dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en daarmee schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Letsel
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft een dubbele beenbreuk in haar rechter onderbeen opgelopen die langdurige revalidatie heeft gevergd. De rechtbank kwalificeert het letsel derhalve als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 10 september 2013 in de gemeente Beuningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Smart met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden op de weg, de Wilhelminalaan en gaande in de richting van de kruising met het fietspad, lopend van de Burgemeester van Suchtelenstraat naar de Glazenier en vice versa, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl op de Wilhelminalaan kort voor genoemde kruising duidelijk zichtbaar een in haar richting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), en
- terwijl op de Wilhelminalaan (kort) voor genoemde kruising op het wegdek (zogenaamde) haaientanden (genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) waren aangebracht (inhoudende: voorrang geven aan bestuurders op de kruisende weg), en
- terwijl op de Wilhelminalaan bij nadering van genoemde kruising op het wegdek een (witte) markering in de vorm van een bord B6 was aangebracht, en
- heeft verdachte een op genoemd fietspad rijdende fietsster niet, opgemerkt en
- heeft verdachte (vervolgens) geen voorrang verleend aan die over genoemd fietspad rijdende fietsster, en
- is verdachte in aanrijding gekomen met die fietsster,
en heeft zij, verdachte, aldus zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, en tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ten aanzien van de eis van de officier van justitie opgemerkt dat zij de geldboete erg hoog vindt en verzoekt om termijnbetaling. Daarnaast heeft verdachte haar rijbewijs nodig om naar haar werk te komen en voor het brengen en ophalen van haar dochtertje.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 december 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De rechtbank acht bewezen dat door de schuld van verdachte een ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte had beter haar aandacht op de naderende kruising en het van links komende verkeer moeten richten. Verdachte heeft door haar verwijtbare gedrag de van links komende fietsster niet gezien en haar geen voorrang verleend. Daardoor heeft een aanrijding plaatsgevonden met ernstig letsel, pijn en langdurige revalidatie voor de fietsster tot gevolg. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook aan, het gaat om een meisje van (toen) 9 jaar oud, dat als gevolg van het ongeval lange tijd niet haar normale bezigheden heeft kunnen uitoefenen, zo heeft een periode niet kunnen sporten.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 2 december 2014 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf niet op zijn plaats is. De door de officier van justitie geëiste geldboete is zonder meer passend en geboden. De rechtbank zal die geldboete daarom opleggen en daarbij termijnbetaling toestaan.
De rechtbank acht een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, omdat verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Doel van de voorwaardelijke ontzegging is om verdachte extra te motiveren om beter op te letten in het verkeer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft om naar haar werk te komen en voor het brengen en het ophalen van haar dochtertje.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A.
een betaling van een geldboete van € 1.000,- (duizend euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 20 dagen hechtenis.
Bepaalt voorts dat deze geldboete kan worden betaald in
4 (vier) maandelijkse termijnen van telkens € 250,- (tweehonderdvijftig euro).
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. A.M. van Gorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, team Beuningen, Maas en Waal, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082M 2013091326-1, gesloten op 1 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2015.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2015 en het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 1 november 2013, p. 7.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2015.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 september 2013, p. 11.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2015.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 september 2013, p. 11, derde tot en met de achterste regel.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 1 oktober 2013, p. 14, vierde tot en met de veertiende regel.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 2 oktober 2013, p. 16, derde tot en met de achtste regel.