ECLI:NL:RBGEL:2015:7214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
05/740166-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige jongen voor seks met een minderjarige

Op 20 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het hebben van seks met een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De verdachte werd vrijgesproken van de aanklacht van verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat er sprake was van dwang. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, die onder andere bestonden uit zoenen en het binnendringen van de vagina, wel degelijk hadden plaatsgevonden, maar dat de verdachte niet had geweten dat het slachtoffer 13 jaar oud was. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich had laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en onvoldoende rekening had gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf omdat de verdachte was vrijgesproken van de dwang. Daarnaast werd er een schadevergoeding van € 1.762,34 toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de handelingen schade had geleden. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat dit een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740166-15
Datum uitspraak : 20 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Culemborg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten - het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of - het geven van een tongzoen aan die [slachtoffer] en/of - het steken van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of - het steken van zijn verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] , welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk - bij de op het bed gezeten [slachtoffer] onverhoeds haar vest en/of shirt heeft uitgetrokken en/of - die [slachtoffer] heeft gezegd/toegevoegd dat ze op het bed moest gaan liggen en/of - bij van die [slachtoffer] de broek en/of onderbroek naar beneden heeft getrokken en/of - zijn, verdachtes arm(en) om het middel van die [slachtoffer] heeft geslagen/gelegd/gedaan en/of - gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of geestelijke/mentale overwicht en/of - (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non verbale opmerkingen/tekenen van die [slachtoffer] dat zij dit niet wilde;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Culemborg, buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam te weten - het zoenen op de mond en/of - het geven van een tongzoen en/of - het steken van een of meer vinger(s) in de vagina en/of - het steken van zijn, verdachtes, penis in de vagina, heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die
toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 11 januari 2015 in Culemborg seks gehad met [slachtoffer] . [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum 2] en was op dat moment 13 jaar oud.
De seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden bestonden uit het zoenen op de mond, het geven van een tongzoen, het steken van vingers in de vagina en het steken van zijn (verdachtes) penis in de vagina van aangeefster. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde, de verkrachting. Verdachte bekent dat hij seks heeft gehad met aangeefster, maar ontkent dat dit onder dwang is gebeurd. Dat sprake was van dwang kan op basis van het dossier en daarin aanwezige bewijsmiddelen ook niet worden bewezen. Er is sprake van een één-op-één situatie. Het is het woord van verdachte tegenover het woord van aangeefster.
Ten aanzien van het subsidiaire heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van dwang. Voor die dwang bevindt zich onvoldoende steunbewijs in het dossier.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Verdachte heeft bekend dat hij de hem tenlastegelegde handelingen met aangeefster heeft begaan. Hij ontkent echter dat hij wist dat aangeefster 13 was. Volgens verdachte had aangeefster gezegd dat ze 18 was. Hoewel het ontbreken van die wetenschap een bewezenverklaring niet in de weg zou staan, immers is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd, wil de rechtbank hierover opmerken dat uit bewijsmiddelen duidelijk naar voren komt dat verdachte wist dat aangeefster 13 was. Aangeefster heeft in haar facebookbericht van [datum] van 10:55 uur gezegd dat zij nog maar 13 was, en verdachte heeft hierop meteen gereageerd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
hij op
of omstreeks11 januari 2015 te Culemborg, buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam te weten - het zoenen op de mond en
/of- het geven van een tongzoen en/
of- het steken van een of meer vinger
(s
)in de vagina en/
of- het steken van zijn, verdachtes, penis in de vagina, heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich meldt bij de reclassering zolang en zo frequent als de reclassering dat van hem verwacht en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf niet passend is voor onderhavig feit. Verdachte heeft de verkeerde keuzes gemaakt in zijn prille liefdesleven, maar daar hoort een taakstraf bij, geen gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 september 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 oktober 2015.
Verdachte heeft seks gehad met een meisje van 13, waarbij deze seks mede bestond uit het binnendringen van het lichaam. Verdachte was zelf op dat moment 19 jaar oud.
Verdachte en aangeefster kenden elkaar nauwelijks voordat verdachte haar mee nam naar zijn kamer. Op zijn kamer begonnen verdachte en aangeefster vervolgens al snel te zoenen en niet heel lang daarna stak verdachte eerst zijn vingers en daarna ook zijn penis bij aangeefster naar binnen. Verdachte was op dat moment op de hoogte van de leeftijd van aangeefster. Dat ze 13 was heeft verdachte er echter niet van weerhouden het bewezen verklaarde te begaan. Hij heeft zich laten leiden door zijn eigen gevoelens van lust en heeft zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen voor aangeefster. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
Ontuchtige handelingen plegen met jeugdigen onder de zestien is strafbaar gesteld juist omdat van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren bekend is dat zij zelf hun grenzen vaak moeilijk aan kunnen geven. Jeugdigen in die leeftijd zijn daarnaast extra kwetsbaar omdat zij juist op dat moment hun seksualiteit aan het ontdekken zijn. Verdachte heeft door zijn handelen deze ontwikkeling geschaad en de rechtbank neemt hem dat kwalijk.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
  • Verdachte en aangeefster hadden geen affectieve relatie, zij kenden elkaar nauwelijks;
  • Er is sprake van een ernstige inbreuk op de integriteit van aangeefster, immers was sprake van het binnendringen bij aangeefster met de vingers en het binnendringen met de penis;
  • Het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster was zes jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is dan geen sprake meer van een gering leeftijdsverschil.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat aangeefster vrijwillig mee is gegaan met verdachte naar zijn kamer. De rechtbank houdt voorts rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de toekomst die hij nog voor zich heeft.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf en (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur passend.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan die door de officier van justitie is geëist, nu zij verdachte vrijspreekt van de dwang.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.831,61.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.312,69, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige (de gederfde arbeidsinkomsten en de meer dan € 100,- gevorderde schade aan kleding) heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. Aangeefster had immers al klachten en liep al bij Pro Persona. De vraag is in hoeverre de hulp en problemen van na die tijd terug te voeren zijn op het onderhavige incident. Daarnaast moet een reiskosten vergoeding plaatsvinden op basis van een 0,19 cent per kilometer tarief.
De immateriële schade is daarnaast gebaseerd op een verkrachting. Bij een bewezenverklaring van het mindere, zal hier rekening mee moeten worden gehouden bij het toewijzen van het bedrag.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot een bedrag van € 1.762,34 te worden toegewezen.
De rechtbank overweegt dat dit bedrag bestaat uit:
- Een reiskostenvergoeding en vergoeding parkeergelden ad € 267,34,
waarbij het bedrag van € 290,45 is gehalveerd, nu benadeelde voor het incident ook al bij Pro Persona kwam;
- Gederfde arbeidsinkomsten van de vader van benadeelde ad € 395,-.
De rechtbank overweegt hierover in het bijzonder dat, gelet op het feit dat aangeefster minderjarig is, de kosten die door haar vader als wettelijk vertegenwoordiger zijn gemaakt, naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar zijn;
  • Vergoeding voor niet meer draagbare kleding van benadeelde, door de rechtbank geschat op €100,-;
  • Immateriële schade, waarvan de schade door de rechtbank is geschat op € 1000,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 januari 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
179 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.762,34(éénduizend zevenhonderdtweeënzestig euro en vierendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.762,34(éénduizend zevenhonderdtweeënzestig euro en vierendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2015, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 27 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015018808, gesloten op 24 maart 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 november 2015; proces-verbaal verhoor [slachtoffer] , p. 76-77.