ECLI:NL:RBGEL:2015:7211

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
05/840722-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende illegale hennepteelt en de toepassing van artikel 11a van de Opiumwet

Op 19 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennep en het verkopen van goederen die bestemd waren voor illegale hennepteelt. De zaak kwam voort uit een controle door de politie op 26 mei 2015, waarbij in de winkel van de verdachte, gelegen in Nijmegen, diverse goederen werden aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor hennepteelt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte zich richtte op de medicinale gebruiker en hobbytelers, en dat de aangetroffen goederen niet geschikt waren voor grootschalige hennepteelt.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de nieuwe bepalingen in de Opiumwet, specifiek artikel 11a, dat op 1 maart 2015 in werking is getreden. Dit artikel stelt bepaalde handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt strafbaar, mits de verdachte weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de stoffen of voorwerpen bestemd zijn voor strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet voldoende bewijs had geleverd dat de verdachte op de hoogte was van de illegale bestemming van de goederen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de goederen bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten. Tevens werd gelast dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte zouden worden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840722-15
Datum uitspraak : 19 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
Raadsman: R. Boswijk, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2015,
in de gemeente Nijmegen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(in/bij een pand aan de [adres 2] )
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens,
te weten:
- 6, althans een of meer armaturen en/of
- 42, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of
- 6, althans een of meer sneldheidsregelaar(s) en/of
- 15, althans een of meer tijdschakelaar(s) en/of
- 1, transformator en/of
- 392, althans een of meer koppelstuk(ken) en/of
- 29, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
- 2, althans een of meer luchtafzuiger(s) en/of
- 7, althans een of meer slakkenhuis(z)(en) en/of
- 103, althans een of meer ventilato(r)(en) en/of
- 7, althans een of meer kachel(s) en/of
- 5, althans een of meer luchtbevochtiger(s) en/of
- 5, althans een of meer temperatuurventilatieregelaar(s) en/of
- 8, althans een of meer water-, beluchting- en dompelpomp(en) en/of
- 881, althans een of meer flacon(s) groeimiddel en/of
- 62, althans een of meer hygro- ph/ec en thermometer(s) en/of
- 807, althans een of meer knipbenodigheden en/of
- 267, althans een of meer weegscha(a)l(en) en/of
- 2, althans een of meer sealappara(a)t(en) en/of
- 33, althans een of meer verwarmingselement(en) en/of
- 15, althans een of meer groeitent(en) en/of
- 44, althans een of meer droogrek(ken) en/of
- 255, althans een of meer hennepza(a)d(en) en/of
- 3, althans een of meer magazine-boeken betreffende hennepteelt
("Highlife")
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel
11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd
en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had
te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding onderzoek
Vanaf 1 maart 2015 is het strafbaar om bepaalde handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt te verrichten.
Verdachte is eigenaar van [naam 1] te Nijmegen. Bij dit bedrijf is de politie op 26 mei 2015 tijdens een Landelijke Actiedag ter controle van Growshops binnengetreden. Door de politie zijn daar onder meer armaturen, assimilatielampen, sneldheidsregelaars, tijdschakelaars, een transformator, koolstoffilters, luchtafzuigers, slakkenhuizen, kachels, luchtbevochtigers, temperatuurventilatieregelaars, groeimiddellen, thermometers, knipbenodigdheden, weegschalen, sealapparaten, groeitenten, droogrekken, hennepzaden en “Highlife”-magazines aangetroffen.
Voorafgaand aan de Landelijke Actiedag is er op verschillende momenten contact geweest tussen verdachte en de wijkagent. Deze wijkagent is op 26 februari 2015 langs geweest bij [naam 1] , met de mededeling dat het verboden is goederen te verkopen die gebruikt kunnen worden bij de illegale hennepteelt. Daarbij is een brief van het OM overhandigd aan een medewerker van [naam 1] genaamd [naam 2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie acht – mede gelet op de combinatie van goederen die zijn aangetroffen – wettig en overtuigend bewezen dat de in het pand van verdachte aangetroffen goederen en stoffen een strafbare bestemming hadden als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet. Ze acht tevens bewezen dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, nu hij middels een brief op de hoogte is gesteld van het feit dat de situatie in zijn winkel strafbaar was, en zich aldus heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Op onderdelen van het verweer wordt, voor zover nodig, hieronder ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de in het pand van verdachte aangetroffen goederen en stoffen een strafbare bestemming hadden als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, alsmede of verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, dan wel ernstige redenen had om dat te vermoeden, en zich aldus heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet een nieuwe bepaling is waar nog weinig jurisprudentie over is. Tegen die achtergrond moet de rechtbank deze zaak beoordelen.
De wetsgeschiedenis
Uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2010/11, 32 842, nr. 3) blijkt dat het op 1 maart 2015 in werking getreden nieuwe artikel 11a van de Opiumwet tot doel heeft om de bestrijding van de illegale hennepteelt te intensiveren en optimaliseren.
In artikel 11a van de Opiumwet is strafbaar gesteld het verrichten van bepaalde handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt. Dat is slechts strafbaar, indien de verdachte weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat de stoffen of voorwerpen, waar hij die handelingen mee pleegt, zijn bestemd tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, strafbaar gestelde feiten. Artikel 11, derde lid van de Opiumwet ziet op het handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet heeft betrekking op handelingen ten aanzien van een grote hoeveelheid. In artikel 2 van het Opiumwetbesluit is bepaald dat een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet, betreft 500 gram hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II.
Aldus richt artikel 11a van de Opiumwet zich niet op de bestrijding van
allehennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt (artikel 11, derde lid van de Opiumwet) of grootschalige teelt (artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet ).
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft onderbouwd betoogd dat zijn winkel zich richt op de medicinale gebruiker en de hobbyteler die maximaal 5 hennepplanten heeft. De goederen die bij hem zijn aangetroffen wijken qua grootte/capaciteit/professionaliteit erg af van de goederen die nodig zijn voor bedrijfsmatige teelt of teelt vanaf 200 planten. Het is naar de mening van de verdachte praktisch onmogelijk om met een grote hoeveelheid van de in zijn winkel aangetroffen goederen een professionele kwekerij op te zetten. Daar komt nog bij dat hij dergelijke grote hoeveelheden goederen nooit voorradig had. Tot slot heeft verdachte zijn verkoopadministratie overgelegd, waaruit niet is gebleken dat er grote hoeveelheden goederen zijn verkocht.
Het onderzoek in deze zaak
Tegenover deze onderbouwde verklaring van de verdachte is door het OM niets gesteld dat deze verklaring betwist.
Daar komt bij dat er naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak sprake is van een gemankeerd onderzoek. De rechtbank wijst daarbij op de volgende punten:
  • allereerst is, gelet op het gestelde op p. 3 van het proces-verbaal, niet duidelijk of de politie op 26 mei 2015 het pand van het [naam 1] is binnengetreden op grond van de uitoefening van een controlebevoegdheid of op grond van een verdenking;
  • voorts is niet duidelijk of er sprake was van een doorzoeking of dat slechts zoekend is rondgekeken;
  • er is een aantal goederen in beslaggenomen, maar deze zijn niet duidelijk omschreven;
  • er zijn veel (grote) verschillen tussen de inventarisatielijst goederen (bij de inbeslagname) en het inventarisatie- en taxatierapport;
  • daarbij komt dat de in beslag genomen goederen inmiddels (ontijdig) zijn vernietigd, waardoor deze goederen niet meer kunnen worden bekeken en/of gewaardeerd;
  • tot slot is onduidelijk gebleven wie de beslissingen rondom de inbeslagname heeft genomen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie opgemerkt dat overleg is gepleegd met Domeinen Roerende Zaken, hetgeen landelijk zou zijn afgesproken. Echter, Domeinen Roerende Zaken is de wettelijke bewaarder van in beslag genomen goederen, maar niet bevoegd tot inbeslagname.
De conclusie
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de goederen en stoffen die verdachte te koop heeft aangeboden of voorhanden heeft gehad, bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de na te noemen rechthebbende.

3.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten: [verdachte] ;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Klep (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2015.