ECLI:NL:RBGEL:2015:7099

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 156
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking Wajong-uitkering en terugvordering op basis van onvoldoende informatie over inkomsten als medium

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had vanaf 1 maart 1998 een uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid, maar na een melding dat zij als medium en paragnost werkzaam was, heeft het UWV een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiseres inkomsten had gegenereerd met haar werkzaamheden, maar deze niet had opgegeven. Het UWV heeft daarop de Wajong-uitkering en de toeslag per 1 juli 2011 ingetrokken en een bedrag van € 54.659,62 teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het teruggevorderde bedrag niet in verhouding staat tot haar werkelijke inkomsten en dat het UWV in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door haar inkomsten niet te melden. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de werkzaamheden van eiseres en dat de intrekking van de uitkering en de terugvordering terecht zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor haar zou hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/156

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Vierhout),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder (gemachtigde: mr. L. Smid)

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2011 ingetrokken.
Bij besluit van eveneens 21 juli 2014 (het primaire besluit II) heeft verweerder van eiseres over de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 juli 2014 een brutobedrag van € 54.659,62 aan betaalde Wajong-uitkering en toeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 3 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is voor eiseres haar partner, [partner] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres ontving vanaf 1 maart 1998 een uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, aanvankelijk op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en nadien op grond van Hoofdstuk 3 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Bij besluit van 4 mei 2010 is aan eiseres met ingang van 11 februari 2010 een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Tw) toegekend. Naar aanleiding van een melding op 16 december 2013 dat eiseres staat ingeschreven op paragnostensite [site] en dat zij op internet als medium bekend staat, heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiseres toegekende Wajong-uitkering en toeslag. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 2 juli 2014. Bij besluit van 10 juli 2014 heeft verweerder de betaling van de uitkering en de toeslag geschorst en eiseres tot 18 juli 2014 de gelegenheid gegeven om jaarstukken vanaf in ieder geval 2011 op te sturen. Hierna zijn de primaire besluiten genomen.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit voormeld onderzoek is gebleken dat eiseres vanaf juli 2011 inkomsten heeft gegenereerd met werkzaamheden, verricht als zelfstandig medium en paragnost. Door daarvan niet uit eigener beweging mededeling aan verweerder te doen, heeft eiseres, aldus verweerder, haar inlichtingenplicht geschonden. Nu eiseres veelal contant werd betaald en zij geen administratie van haar werkzaamheden en verdiensten heeft bijgehouden, is de uitkering en de daaraan gekoppelde toeslag volgens verweerder terecht bij het de primaire besluiten ingetrokken en teruggevorderd. Van het bestaan van dwingende redenen om van terugvordering af te zien is volgens verweerder niet gebleken.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het teruggevorderde bedrag niet in verhouding staat tot het bedrag dat eiseres blijkens de gedingstukken vanaf 1 juli 2011 met haar werkzaamheden als paragnost en medium aan inkomen heeft gegenereerd. Volgens eiseres had verweerder de inkomsten van eiseres op grond van de gedingstukken moeten schatten, de uitkering en toeslag per 1 juli 2011 moeten herzien en de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering en toeslag moeten terugvorderen. Door de uitkering en toeslag echter in te trekken en volledig terug te vorderen heeft verweerder, aldus eiseres, in strijd gehandeld met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel. Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verweerder op grond van dringende redenen van terugvordering had moeten afzien. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat haar WSNP-traject door de schuld aan verweerder tussentijds is beëindigd, waardoor zij weer aansprakelijk is voor de gehele voldoening van haar schulden. Volgens eiseres valt niet te verwachten dat zij in staat zal zijn om haar schuldeisers te voldoen en dreigt zij in een sociaal isolement te geraken.
4. Tussen partijen is in beroep niet in geschil dat eiseres vanaf 1 juli 2011 inkomsten heeft gegenereerd door als medium en paragnost werkzaamheden te verrichten en dat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden door deze inkomsten niet uit eigener beweging op te geven. Het geding spitst zich toe op de vraag of de schending van de inlichtingenplicht tot gevolg heeft dat het recht op Wajong-uitkering en toeslag over de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 juli 2014 niet schattenderwijs kan worden vastgesteld.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de door eiseres als medium en paragnost verrichte werkzaamheden en hetgeen zij daarmee heeft verricht. Verweerder heeft onder meer onderzoek verricht op het internet, eiseres gehoord op 26 mei 2014 en informatie bij diverse spirituele hulplijnen opgevraagd. De rechtbank overweegt voorts dat eiseres aan de door haar op 26 mei 2014 afgelegde verklaring kan worden gehouden, nu niet is gebleken dat de verklaring onder ontoelaatbare druk tot stand is gekomen en geen juiste weergave bevat van wat zij heeft verklaard en zij de verklaring, na doorlezing, heeft ondertekend. Van de mogelijkheid om binnen drie werkdagen een aanvulling op de verklaring te geven heeft eiseres geen gebruik gemaakt.
6. Uit bankafschriften ontvangen van de spirituele hulplijn [hulplijn] blijkt dat aan eiseres in de maanden augustus 2011, november 2011, december 2011 en februari 2012, respectievelijk een bedrag van € 32,75, € 80, € 65,60 en € 100 is overgemaakt voor werkzaamheden, verricht voor deze hulplijn. In een email van 27 mei 2014 is door [getuige] verklaard dat aan eiseres in de maanden december 2013, januari 2014 en februari 2014 respectievelijk een bedrag van € 329, € 187 en 160 is betaald voor werkzaamheden verricht voor deze spirituele hulplijn. Andere concrete betalingen voor de door eiseres als medium of paragnost verrichte werkzaamheden zijn niet uit het onderzoek gebleken. Uit de door eiseres op 26 mei 2014 afgelegde verklaring blijkt echter dat eiseres meer moet hebben verdiend dan de hiervoor genoemde bedragen. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij sinds mei 2013 consulten thuis geeft. Tevens heeft zij verklaard dat zij een jaar lang voor de [lijn] heeft gewerkt, waarvan de betalingen via Western Union verliepen. Naar eiseres heeft verklaard kreeg zij een code van de baas en kon zij dan het geld ophalen. De vraag of zij veel geld heeft verdiend bij de spirituele lijnen heeft zij bevestigend beantwoord.
7. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres tijdens het door verweerder verrichte onderzoek geen inzicht heeft willen geven in de omvang van haar werkzaamheden en de verdiensten daaruit. Tijdens het verhoor op 26 mei 2014 heeft eiseres op de vraag of zij van al haar werkzaamheden een indicatie kon geven ten aanzien van de tijd die daarmee was gemoeid en het geld dat ze ermee heeft verdiend, verklaard dat zij dat wel weet maar niet gaat zeggen. Ook na het verhoor heeft zij geen indicatie gegeven van de door haar verrichte werkzaamheden en hetgeen zij daarmee heeft verdiend. Gelet hierop dient geoordeeld te worden dat verweerder over onvoldoende concrete en betrouwbare gegevens beschikte om vast te stellen wat de omvang van de door eiseres in de periode in geding verrichte activiteiten is geweest en welke inkomsten zij hieruit heeft genoten. Verweerder heeft de uitkering en de toeslag daarom terecht over de in geding zijnde periode op grond van artikel 3:18 van de Wet Wajong respectievelijk artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Tw ingetrokken en de onverschuldigd betaalde uitkering en toeslag op grond van artikel 3:56 van de Wet Wajong respectievelijk artikel 20, eerste lid, van de Tw teruggevorderd. Het door eiseres in beroep overgelegde rekeningafschrift van haar leefgeldrekening leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank nog steeds onvoldoende inzicht gegeven in haar werkzaamheden en inkomsten, aangezien zij heeft verklaard dat zij sinds mei 2013 consulten geeft en uit het rekeningafschrift slechts blijkt van een aantal vanaf begin 2014 ontvangen bedragen van door haar gegeven consulten en readings. Ook is met het afschrift geen inzicht gegeven in hetgeen zij heeft verdiend met haar werkzaamheden voor de [lijn].
8. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd zijn geen dringende redenen gelegen op grond waarvan verweerder van terugvordering had moeten afzien. Naar vaste rechtspraak kunnen dringende redenen slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties van een terugvorderingsbesluit voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Dat eiseres door tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling haar schulden volledig zal moeten voldoen, laat onverlet dat zij de bescherming geniet van de regels over de beslagvrije voet in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Van een bijzonder en uitzonderlijk geval waarin terugvordering leidt tot sociale onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen is daarom geen sprake. De stelling van eiseres ter zitting dat zij ontruimd dreigt te worden leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu de dreigende ontruiming niet met stukken is onderbouwd en evenmin is onderbouwd dat geen ontruiming meer dreigt zodra van terugvordering wordt afgezien.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. M.M.L.A.T. Doll en
mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Lankamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.