ECLI:NL:RBGEL:2015:7093

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
05/880329-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor mishandeling in Westervoort

Op 17 november 2015 heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij de mishandeling van een man en een vrouw in Westervoort. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 3 en 4 maanden. De mishandeling vond plaats op 13 februari 2015, toen de mannen naar de woning van de vrouw gingen. Tijdens een schermutseling in de woning werden beide slachtoffers mishandeld. Het mannelijke slachtoffer werd met een hard voorwerp op het hoofd geslagen en meerdere keren geschopt, terwijl de vrouw aan haar haren werd getrokken. Bovendien werd tegen beide slachtoffers een taser gebruikt. De rechtbank legde een lichtere straf op dan geëist door de officier van justitie, omdat de mannen werden vrijgesproken van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de mannen de intentie hadden om geld of goederen te stelen. De slachtoffers gaven tegenstrijdige verklaringen, wat bijdroeg aan de vrijspraak van een derde man die ook aanwezig was tijdens de mishandeling. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van deze man bij de mishandeling, aangezien hij niet kon worden bewezen dat hij met opzet had gehandeld om de slachtoffers te mishandelen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de slachtoffers, getuigen en de verdachte zelf, en kwam tot de conclusie dat de mishandeling wel bewezen was, maar dat de intentie tot afpersing niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880329-15
Datum uitspraak : 17 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Nijmegen, wonende te [adres 1]
Raadsvrouw: M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juni 2015, 11 augustus 2015 en 3 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Westervoort, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening - in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] - weg te nemen geld en/of goederen van zijn verdachtes gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- in het bezit van één of meer wapen(s) in de richting van die woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
- ( nadat die [slachtoffer 1] de deur van zijn woning opende) (direct) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of de woning in heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] bij/aan haar haar heeft/hebben gepakt en/of getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met een stroomstootwapen, althans een hard voorwerp) heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (krachtig) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "ik ben het zat met jou, constant je afspraken afzeggen. We willen geld zien. Had je maar niet moeten bellen" en/of "Je weet waarvoor we komen, we moeten geld hebben" en/of "we weten je familie ook te vinden en die gaan we ook pakken. Je gaat betalen", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen in/tegen het gezicht/ de lip en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
EN/OF
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Westervoort, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] - met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte geld en/of goederen van zijn verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk
- in het bezit van één of meer wapen(s) in de richting van die woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens) die woning is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
- ( nadat die [slachtoffer 1] de deur van zijn woning opende) (direct) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of de woning in heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] bij/aan haar haar heeft/hebben gepakt en/of getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met een stroomstootwapen, althans een hard voorwerp) heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (krachtig) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "ik ben het zat met jou, constant je afspraken afzeggen. We willen geld zien. Had je maar niet moeten bellen" en/of "Je weet waarvoor we komen, we moeten geld hebben" en/of "we weten je familie ook te vinden en die gaan we ook pakken. Je gaat betalen", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen in/tegen het gezicht/ de lip en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Westervoort, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met een stroomstootwapen, althans een hard voorwerp) heeft geslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (krachtig) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft gedrukt/gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Westervoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met een stroomstootwapen, althans een hard voorwerp) te slaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (krachtig) tegen het lichaam te schoppen en/of trappen en/of (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen op/tegen het hoofd en/of lichaam te drukken/houden.
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Westervoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] bij/aan haar haren vast te pakken en/of te trekken en/of meermalen, althans eenmaal, bij die [slachtoffer 2] een (in werking zijnde) taser en/of stroomstootwapen in/tegen haar gezicht en/of lip en/of lichaam te gedrukken/houden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 februari 2015 is verdachte met [slachtoffer 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres 2] in Westervoort gegaan, alwaar [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond. In de woning is er een woordenwisseling met fysiek contact ontstaan tussen [medeverdachte 1] , verdachte en [slachtoffer 1] . Deze woordenwisseling heeft zich vervolgens voortgezet op straat voor de woning, waarbij [slachtoffer 1] op de grond viel en [medeverdachte 1] op zijn knieën erbij is gaan zitten, met zijn linkerknie op de grond en rechterknie tegen de zij van [slachtoffer 1] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (de afpersingsvariant).
Ten aanzien van feit 2 heeft hij vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair en subsidiair en feit 2.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de verdediging primair aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening c.q. bevoordeling ontbreekt dan wel dat er geen sprake is van medeplegen, aangezien verdachtes opzet niet gericht was op het verkrijgen van geld of goederen (de vermeende afpersing of diefstal met geweld).
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de verdediging subsidiair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van dwang tot afgifte van geld.
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair en feit 2 heeft de verdediging nog aangevoerd dat er geen sprake was van het bezit van een of meer wapens, het gebruik van een taser, het direct vastpakken en/of vasthouden en/of de woning induwen van [slachtoffer 1] of het meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] schoppen of trappen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat zij niet bewezen acht dat er sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van geld of goederen (diefstal met geweld) of dwang tot de afgifte van geld of goederen met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling (afpersing).
Door de aangevers, verdachte en medeverdachten worden verschillende motieven genoemd voor het bezoek van [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan [slachtoffer 1] . Op grond van het voorliggende dossier kan niet onomstotelijk worden vastgesteld wat het daadwerkelijke motief is geweest.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren beiden in hun aangiftes weliswaar dat er door de verdachten zou zijn gezegd dat ze geld wilden hebben, maar dit wordt niet ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Geen van aangevers heeft verklaard dat er daadwerkelijk naar geld of goederen is gezocht in de woning. Daarbij komt dat beide aangevers hier pas in hun aangifte afgelegd op 14 februari 2015 over hebben verklaard en er in de initiële melding van de vechtpartij en de eerste verklaringen ter plaatste van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] direct na het incident – welke verklaringen uitgebreid zijn gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen (p. 498) – enkel is gesproken over de mishandelingen die zouden hebben plaatsgevonden en er door hen met geen enkel woord is gesproken over een geldelijk motief. Bij die gelegenheid, meteen na het voorval, heeft aangever [slachtoffer 1] desgevraagd naar het mogelijk motief voor de mishandeling, verklaard dat de daders kennelijk het idee hadden dat hij een hennepkwekerij van de daders aan de politie zou hebben verraden.
Ten slotte heeft [slachtoffer 2] in haar verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris haar aangifte aangepast in die zin dat ze heeft verklaard dat er niet met zoveel woorden tegen [slachtoffer 1] was gezegd dat hij op dat moment moest betalen en dat ze niet wist of ze voor geld kwamen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
- Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een Antilliaanse man, genaamd [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1] ), hem in de woning sloeg met een hard voorwerp. [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ) en [medeverdachte 1] sloegen en trapten hem overal. [slachtoffer 1] rende naar buiten en werd achtervolgd door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] schopte hem. Op een gegeven moment lag hij in de berm aan de overkant van de straat. Hij kreeg weer schoppen en klappen van [medeverdachte 1] . [3]
- Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] , nadat hij de voordeur had geopend, door [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1] ) de woning binnen werd geduwd. [medeverdachte 1] begon [slachtoffer 1] te slaan. Hij sloeg en schopte [slachtoffer 1] . Ze zag dat [medeverdachte 1] een taser had die knetterde en die hij tegen [slachtoffer 1] aan drukte. [medeverdachte 1] pakte een massief Boeddhabeeld en sloeg [slachtoffer 1] daarmee achter op zijn hoofd. [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ) bemoeide zich ermee en sloeg [slachtoffer 1] terwijl [medeverdachte 1] hem vasthield. [slachtoffer 2] zag even later dat [slachtoffer 1] buiten was. [medeverdachte 1] en [verdachte] begonnen hem weer te schoppen. [4]
- Getuige [getuige 1] , wonende aan de [adres 3] , heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde. Hij zag buiten een man met ontbloot bovenlijf op het gras liggen. Een andere man zat bovenop hem en sloeg hem meermalen in het gezicht. De man die geslagen was zat onder het bloed. [5]
- Getuige [getuige 2] , wonende aan de [adres 4] , heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde en naar buiten keek. Hij zag dat iemand aan de overzijde van de weg tegen de grond werd gewerkt door twee mannen. Even later kwam er nog een man bij en die schopte in de richting van degene die tegen de grond werd gehouden. De mannen liepen door elkaar. [getuige 2] zag slaande bewegingen. [6]
- [verdachte] heeft verklaard een schoppende beweging te hebben gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] . [7]
- Verbalisant [verbalisant] heeft bij [slachtoffer 1] het volgende letsel waargenomen: een huidbeschadiging met hechtingen en korstvorming op de linkerslaap, een huidverkleuring onder het rechteroog, lijnvormige huidverkleuringen op het rechterdeel van de rug, enkele kleine huidbeschadigingen op de linkerarm ter hoogte van de elleboog en een huidverkleuring op de linkerknie. [8]
- Volgens de geneeskundige verklaring was er bij [slachtoffer 1] sprake van kneuzingen aan zijn hoofd en de romp en bloeduitstortingen. [9]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer 1] op het hoofd zou zijn geslagen met een hard voorwerp, meermalen tegen het lichaam zou zijn geschopt en de in werking zijnde taser tegen zijn gezicht zou zijn gehouden is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt temeer nu uit de beschikbare bewijsmiddelen niet volgt met welke kracht dit is gebeurd.
Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang met elkaar alsmede met hetgeen onder ‘de feiten’ al is vastgesteld, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte enige geweldshandeling heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks13 februari 2015 te Westervoort, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met voorbedachten rade[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal,
(met
een stroomstootwapen, althanseen hard voorwerp
)te slaan en
/of(vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal,
(krachtig)tegen het lichaam te schoppen en/of trappen en
/of(vervolgens) bij die [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal, een (in werking zijnde) taser
en/of stroomstootwapen
op/tegen
het hoofd en/oflichaam te drukken/houden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling in de strafmaat rekening te houden met het feit dat het geweld niet zo ernstig is geweest dan aangevers doen voorkomen en aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 april 2015;
- een Reclasseringsadvies (beknopt) van Iriszorg, gedateerd 5 maart 2015;
- een Reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 17 april 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met anderen naar de woning van aangeefster [slachtoffer 2] gegaan. In de woning is er een schermutseling ontstaan tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en de aldaar aanwezige [slachtoffer 1] , waarbij [slachtoffer 1] door [verdachte] en [medeverdachte 1] is mishandeld en letsel heeft opgelopen. [slachtoffer 1] is hierbij met een hard voorwerp op het hoofd geslagen en meermalen tegen het lichaam geschopt. Het daadwerkelijke motief van deze mishandeling is ongewis gebleven, maar dit laat onverlet dat het een ernstig feit betreft. De lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] is door verdachte aangetast. De rechtbank rekent verdachte dit dan ook zeer aan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij de afgelopen 10 jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Deze staf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- witte pet aan de rechthebbende [medeverdachte 1] ;
de blauwe trui aan de rechthebbende [slachtoffer 1] en
- het Boeddhabeeld aan de rechthebbende [slachtoffer 2] .
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van respectievelijk € 5.417,- en € 4.897,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, althans dienen te worden afgewezen in verband met het feit dat er sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat ten aanzien van het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 1] niet de nieuwwaarde van de kleding kan worden toegekend en dat er geen sprake is van een causaal verband tussen de kosten RDW in verband met de bedrijfssluiting en het ten laste gelegde feit. Dit causaal verband ontbreekt ook wat betreft de kosten van de psycholoog in de vordering van [slachtoffer 2] .
Voorts heeft de verdediging ten aanzien van het immateriële deel van de vorderingen aangevoerd dat deze niet voldoende is onderbouwd, althans dat er geen causaal verband is met deze zaak.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Met betrekking tot de opgevoerde kosten van het RDW in verband met de beëindiging van het autobedrijf (€ 564,29) is de rechtbank van oordeel dat aan de hand van de thans overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre, er sprake is van een causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de beëindiging van het autobedrijf van [slachtoffer 1] . De behandeling van de vordering zou zodanig nader onderzoek met zich brengen dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de kleding (broek, schoenen en shirt) gaat de rechtbank ervan uit dat de opgegeven waarde de nieuwwaarde betreft. Integrale vergoeding daarvan acht de rechtbank niet redelijk. Schattenderwijs en rekening houdend met circa 10% afschrijving per jaar acht de rechtbank voor die schadepost een vergoeding van (afgerond) € 250,- redelijk. Het meerdere ad € 79,97 zal worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 273,64 (€ 250,- + reiskosten ad € 23,64) aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het materiële deel van de vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen (voor zover niet reeds niet-ontvankelijk verklaard).
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde handelen tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van
€ 750,-. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 februari 2015.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbenden, te weten: een witte pet aan [medeverdachte 1] , een blauwe trui aan [slachtoffer 1] en een Boeddhabeeld aan [slachtoffer 2] ;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.023,64(duizend drieëntwintig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 1.023,64(duizend drieëntwintig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van
€ 79,97ingediend door de
benadeelde partij [slachtoffer 1];
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. H.H.M. van Dijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Gelderland-Midden, Districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R015014 Boeddha, gesloten op 10 april 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 424-426; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 381; de door verdachte ter terechtzitting van 3 november 2015 afgelegde verklaring.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 424-426.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 405-407.
5.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 477-478.
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , p. 493-494.
7.De door verdachte ter terechtzitting van 3 november 2015 afgelegde verklaring.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 440.
9.Geneeskundige verklaring, p. 439.