In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter], die als rechter optrad in een kort geding tussen hen en de gemeente Arnhem. Het wrakingsverzoek is ingediend op 2 april 2015, na een zitting op 19 maart 2015. Verzoekers voerden aan dat mr. [rechter] partijdig was en bepaalde stukken niet had meegenomen in haar beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 1 mei 2015, hebben verzoekers hun gronden toegelicht, waaronder het feit dat zij hun verweer niet konden afronden tijdens de zitting en dat mr. [rechter] niet had gereageerd op hun eerdere brieven.
De rechtbank heeft de gronden van verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet voldoende waren om de onpartijdigheid van mr. [rechter] in twijfel te trekken. De rechtbank oordeelde dat het niet wettelijk vereist is om een proces-verbaal op te maken van een kort gedingzitting, en dat de beslissing van mr. [rechter] om bepaalde stukken wel of niet mee te nemen in haar beoordeling een rechterlijke beslissing is die niet via een wrakingsverzoek kan worden aangevochten. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen, met de conclusie dat er geen objectieve feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen.
De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2015. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.