ECLI:NL:RBGEL:2015:7022

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
05/820103-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 13 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 april 2015 in Wijchen betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, verleende geen voorrang aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld door niet te stoppen voor de kruising en niet te kijken of er verkeer naderde. De officier van justitie had een werkstraf van 90 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 60 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie en dat hij had moeten stoppen om te kijken of de weg vrij was. De gevolgen van het ongeval waren ernstig, met blijvende schade voor het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn zorg voor het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid en oplettendheid in het verkeer, vooral in situaties met kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820103-15
Datum uitspraak : 13 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2015, waar verdachte in persoon is verschenen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2015 te Wijchen in de gemeente Wijchen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de Hoogmeer 12e straat en de Zuiderdreef, daarmede rijdende over de weg, de Hoogmeer 12e straat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Hoogmeer 12e straat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, in de rechter berm van die weg, de Hoogmeer 12e straat, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte naar links op die kruisende weg (de Zuiderdreef) niet werd belemmerd, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die kruisende(voorrangs)weg, de Zuiderdreef) verkeer naderde en/of
die kruising zonder te stoppen is opgereden en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangs)weg, de Zuiderdreef, gesitueerde vrijliggende fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachte rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Zuiderdreef rijdend, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurster van die fiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 april 2015 te Wijchen in de gemeente Wijchen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de Hoogmeer 12e straat en de Zuiderdreef, daarmede heeft gereden over de weg, de Hoogmeer 12e straat en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Hoogmeer 12e straat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, in de rechter berm van die weg, de Hoogmeer 12e straat, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst
die kruising zonder te stoppen is opgereden en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangs)weg, de Zuiderdreef, gesitueerde vrijliggende fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachte rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Zuiderdreef rijdend, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 april 2015 heeft verdachte als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk een personenauto, in de gemeente Wijchen, over de weg gereden. Verdachte reed op de Hoogmeer 12e straat en ging in de richting van de kruising van de Hoogmeer 12e straat en de Zuiderdreef. [2]
Naast de rijbaan van de Zuiderdreef ligt aan beide zijden een vrijliggend fietspad. [3] Voor het kruispunt staat in de rechterberm van de Hoogmeer 12e straat een in de rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg”. Daarnaast zijn direct voor het kruispunt op het wegdek van de Hoogmeer 12e straat blokmarkeringen en haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, aangebracht. Deze haaientanden zijn zowel voor de kruising met het fietspad als voor de kruising met de Zuiderdreef aangebracht. [4]
Toen verdachte de kruising wilde oversteken, heeft hij geen voorrang verleend aan een bestuurster van een fiets, te weten [slachtoffer] , die op dat moment reed op het vrijliggende fietspad langs de Zuiderdreef en verdachte van links naderde. Er ontstond een aanrijding met [slachtoffer] , waardoor deze ten val kwam. [5]
Als gevolg van het verkeersongeval heeft [slachtoffer] een enkelluxatie opgelopen. De duur van de genezing is geschat op 6 tot 12 maanden. [6] Na het ongeval is [slachtoffer] tweemaal geopereerd aan de enkel, waarbij pinnen en schroeven in haar voet en been zijn geplaatst, en is zij minimaal een maand verzorgd in het verpleeghuis. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994). Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden door niet te stoppen voor het kruispunt om zich ervan te vergewissen of de weg vrij was en door geen voorrang te verlenen aan de naderende fietser. De officier van justitie is van mening dat verdachte op zijn minst verweten kan worden dat hij in onvoldoende mate heeft gekeken of is blijven kijken. Gelet op de aard van de verwonding van [slachtoffer] , het revalidatietraject dat zij moet ondergaan en de omstandigheid dat geen uitzicht bestaat op volledig herstel van de enkel, is de officier van justitie van mening dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 moeten de gedragingen van verdachte roekeloos, zeer althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam zijn geweest. Beoordeeld moet worden of minst genomen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt daarbij dat in zijn algemeenheid niet is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van de vereiste schuld. Gekeken dient te worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Daarbij geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere malen per week het kruispunt van de Hoogmeer 12e straat en de Zuiderdreef oversteekt en dat hij dus bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij altijd stopt voor de haaientanden op het kruispunt om te kijken of de weg vrij is en dat hij aanneemt dat hij dit in dit geval ook heeft gedaan.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte ter hoogte van de kruising gas gaf in plaats van te stoppen. [8]
Ter terechtzitting is verdachte teruggekomen op zijn eerder afgelegde verklaring dat hij mogelijk verblind was door de zon. Van verblinding door de zon was volgens verdachte geen sprake. Hij weet niet waardoor het komt dat hij de naderende fietser niet heeft gezien voordat hij ermee in botsing kwam. [9]
Blijkens het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, was ten tijde van het verkeersongeval geen sprake van zichtbelemmerende omstandigheden. Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de in het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse opgenomen foto’s dat sprake is van een overzichtelijk kruispunt. Desondanks heeft verdachte de van links naderende fietser, te weten [slachtoffer] , niet waargenomen, terwijl hij de fietser wel had kunnen en ook moeten zien aankomen.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet of in onvoldoende mate heeft gekeken dan wel dat hij niet of in onvoldoende mate is blijven kijken of over de kruisende voorrangsweg verkeer naderde. Met name door de overstekende fietsers op het kruispunt en vanwege de dubbele rij haaientanden die op het wegdek van de Hoogmeer 12e straat is aangebracht, had van verdachte grote voorzichtigheid en oplettendheid mogen worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte hierin tekortgeschoten.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij het naderen van het kruispunt gas gaf in plaats van stopte. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Aan de andersluidende aanname van verdachte dat hij is gestopt voor de kruising, welke aanname slechts is gebaseerd op hetgeen hij altijd doet en niet op wat hij in zijn herinnering in dit concrete geval heeft gedaan, gaat de rechtbank voorbij. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte niet is gestopt om te kijken of er verkeer naderde op de voorrangsweg, terwijl dit in de gegeven situatie naar het oordeel van de rechtbank wel van hem had mogen verwacht
Op grond van de voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat
verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het daardoor ontstane verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten.
Ten aanzien van het door [slachtoffer] opgelopen letsel overweegt de rechtbank als volgt.
Als gevolg van het verkeersongeval heeft [slachtoffer] een enkelluxatie opgelopen en heeft zij tweemaal een operatie aan de enkel moeten ondergaan, waarbij pinnen en schroeven in haar voet en been zijn geplaatst. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] nog circa vier maanden moet revalideren voordat ze weer normaal kan lopen en dat geen uitzicht bestaat op een volledig herstel van de enkel. [10] Gelet op deze feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 april 2015 te Wijchen in de gemeente Wijchen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de Hoogmeer 12e straat en de Zuiderdreef, daarmede rijdende over de weg, de Hoogmeer 12e straat,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Hoogmeer 12e straat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
/of
voor die kruising, in de rechter berm van die weg, de Hoogmeer 12e straat, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte naar links op die kruisende weg (de Zuiderdreef) niet werd belemmerd, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken of over die kruisende (voorrangs)weg, de Zuiderdreef) verkeer naderde en
/of
die kruising zonder te stoppen is opgereden en
/of
geen voorrang heeft verleend aan een over het langs die kruisende (voorrangs)weg, de Zuiderdreef, gesitueerde vrijliggende fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachte rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en
/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Zuiderdreef rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en
/ofdie fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurster van die fiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor bij een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezighedenis ontstaan en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, meer in het bijzonder zijn gevorderde leeftijd, de in de richting van [slachtoffer] na het ongeval door hem betrachte zorg en het blanco strafblad.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 22 september 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte
zich er onvoldoende van heeft vergewist of op de kruisende voorrangsweg verkeer naderde. In de verkeerssituatie ter plaatse, met onder meer zeer kwetsbaar fietsverkeer, had van verdachte mogen worden verwacht dat hij extra voorzichtig en oplettend was geweest. Daarin is hij echter tekortgeschoten, met ernstig letsel voor het slachtoffer tot gevolg. Zij zal daarvan blijvend de gevolgen ondervinden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij een blanco strafblad heeft en zich in hoge mate heeft bekommerd om het slachtoffer, met wie hij nog altijd contact heeft en voor wie hij ook nu nog, indien nodig, klaar staat. Verdachte heeft er blijk van gegeven doordrongen te zijn van de ernst van het ongeval. Ook voor hem is het, zo is ter terechtzitting gebleken, emotioneel belastend dat het letsel van het slachtoffer niet volledig zal herstellen. Verder houdt de rechtbank rekening met de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitoefening van vrijwilligerswerk.
De rechtbank acht in dit geval een werkstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, opleggen, om zo te waarborgen dat verdachte in de toekomst doordrongen blijft van het belang om in het verkeer de nodige voorzichtigheid en oplettendheid in acht te nemen. In de door verdachte aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om in dit geval af te wijken van de eis van de officier van justitie.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 ontzegt verdachte wegens het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 2 (twee) maanden en bepaalt dat deze ontzegging
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015172230-1, gesloten op 13 mei 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse (VOA), p. 45, en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 9.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse (VOA), p. 32.
4.Het proces-verbaal VOA, p. 32 t/m 34.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 9 en 10, en het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 17.
6.De geneeskundige verklaring van de orthopedisch chirurg, p. 20.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 17.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 17.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.