ECLI:NL:RBGEL:2015:6927

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
05/840761-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een verbalisant met schroevendraaiers

Op 10 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een verbalisant. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, had op 17 juli 2015 in Arnhem met twee schroevendraaiers in zijn handen stekende bewegingen gemaakt richting hoofdagent [slachtoffer 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 481 dagen geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 536 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte, zijn drugs- en alcoholverslaving, en het feit dat hij eerder strafbare feiten had gepleegd tegen politieambtenaren. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en begeleiding van de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840761-15
Datum uitspraak : 10 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
Raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (terwijl hij zich in de (onmiddellijke) nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] bevond)
- twee, althans een of meer, schroevedraaier(s) in de hand(en) heeft genomen
en/of gehouden, en/of (vervolgens)
- met die schroevedraaier(s) een of meer stekende en/of hakkende beweging(en)
heeft gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en/of
(vervolgens of daarbij)
- met die schroevedraaier(s) in de hand(en) op genoemde [slachtoffer 1] is
afgelopen/afgerend en/of genoemde [slachtoffer 1] tot op (vrij) korte afstand is
genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 juli 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (terwijl hij zich in de
(onmiddellijke) nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] bevond)
- twee, althans een of meer, schroevedraaier(s) in de hand(en) heeft genomen
en/of gehouden, en/of (vervolgens)
- met die schroevedraaier(s) een of meer stekende en/of hakkende beweging(en)
heeft gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en/of
(vervolgens of daarbij)
- met die schroevedraaier(s) in de hand(en) op genoemde [slachtoffer 1] is
afgelopen/afgerend en/of genoemde [slachtoffer 1] tot op (vrij) korte afstand is
genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 juli 2015, in de gemeente Arnhem, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers: heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij zich in de (onmiddellijke)
nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde [slachtoffer 2] bevond)
- twee, althans een of meer, schroevedraaier(s) in de hand(en) genomen en/of
gehouden, en/of (vervolgens)
- met die schroevedraaier(s) een of meer stekende en/of hakkende beweging(en)
gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde
[slachtoffer 2] , en/of is verdachte (vervolgens of daarbij) opzettelijk dreigend
- met die schroevedraaier(s) in de hand(en) op genoemde [slachtoffer 1] en/of
genoemde [slachtoffer 2] afgelopen/afgerend en/of genoemde [slachtoffer 1] en/of
genoemde [slachtoffer 2] tot op (vrij) korte afstand genaderd; (pkn. 05.840761.15)
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een viertal vorderingen na voorwaardelijke veroordeling:
  • vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/170770-14 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 2 oktober 2014;
  • vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/110158-15 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 31 juli 2015;
  • vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/058085-13 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 18 juni 2015;
  • vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/842037-13 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 23 april 2014.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 16 juli 2015 op 17 juli 2015 was verbalisant [slachtoffer 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland (hierna: [slachtoffer 1] ) bij de woning van de vader van verdachte aan de Eindhovensingel 90 te Arnhem. [2] Verdachte was daar ook aanwezig en heeft toen twee schroevendraaiers in zijn handen gehad. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hiertoe voert de officier van justitie aan dat verdachte met twee schroevendraaiers in zijn handen stekende bewegingen heeft gemaakt en op verbalisant [slachtoffer 1] is afgerend. Verdachte heeft een aantal weken voor het incident gezegd bij de volgende confrontatie een verbalisant in zijn nek te steken en op die manier te doden. Hieruit leidt de officier van justitie af dat verdachte opzet had op het doden van een verbalisant.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe voert de verdediging aan dat tussen verdachte en de verbalisant een aantal meter heeft gezeten waardoor geen sprake is van een poging tot doodslag dan wel poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging acht wel de bedreiging bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte wordt beschreven dat een aantal verbalisanten – waaronder verbalisant [slachtoffer 1] – naar de woning van de vader van verdachte is gegaan. Verdachte stond in de garage en had in elke hand een grote schroevendraaier vast en hield deze hoog boven zijn hoofd met de punten naar beneden. Hiermee heeft verdachte volgens de verbalisanten een hakkende beweging gemaakt. [4] Verdachte was op dat moment erg opgefokt en agressief. [5] De verbalisanten hebben verdachte meermalen gesommeerd deze schroevendraaiers los te laten en verdachte met pepperspray in het gezicht gespoten. Volgens de verbalisanten is verdachte hierna op een gegeven moment op verbalisant [slachtoffer 1] afgerend terwijl hij de schroevendraaiers in zijn handen had en daarmee hakkende bewegingen maakte. [6] Verbalisant [slachtoffer 1] beschreef dat toen verdachte op hem af is gekomen, verdachte de schroevendraaiers boven zijn hoofd had met de punten schuin naar beneden gericht. [7] Tussen verbalisant [slachtoffer 1] en verdachte zat toen een afstand van ongeveer 2 à 3 meter. [8] Verbalisant [slachtoffer 2] verklaarde op dat moment verdachte met pepperspray in het gezicht te hebben gespoten. Hierop heeft verdachte naar zijn ogen gegrepen en de garagebox verlaten. [9]
De rechtbank acht op basis van het voorstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met twee schroevendraaiers in zijn handen – die hij boven zijn hoofd heeft gehouden en waarmee hij een hakkende beweging heeft gemaakt – op verbalisant [slachtoffer 1] is afgerend op een afstand van 2 à 3 meter.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe deze gedraging gekwalificeerd kan worden.
Verdachte was agressief op het moment dat de verbalisanten aanwezig waren en heeft zijn agressie ook op de verbalisanten gericht. [10] Verdachte is al hakkend met twee schroevendraaiers in zijn handen richting verbalisant [slachtoffer 1] gerend. Doordat verdachte met pepperspray in zijn ogen is gespoten, is verdachte hiermee gestopt en is hij niet dichter bij verbalisant [slachtoffer 1] gekomen. De schroevendraaiers die verdachte in zijn handen had, hadden een grootte van 19 en 26 centimeter en bevatten – gelet op de foto die zich in het dossier bevindt – naar het oordeel van de rechtbank een scherpe punt. [11]
Poging zware mishandeling
Het op een dergelijke wijze rennen naar de verbalisant op zo’n korte afstand is een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op het steken van de verbalisant. Indien verdachte de verbalisant zou hebben gestoken met twee schroevendraaiers van deze lengte en scherpte, was er een aanmerkelijke kans dat vitale organen in het lichaam worden geraakt en zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. De rechtbank acht – in tegenstelling tot de officier van justitie – niet bewezen dat indien verdachte de verbalisant zou hebben gestoken er een aanmerkelijke kans was dat de verbalisant zou komen te overlijden en zal verdachte dan ook van de tenlastegelegde poging moord c.q. doodslag vrijspreken.
Opzet
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte het opzet had – al dan niet in voorwaardelijke zin – om de verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verdachte kwam, met de twee schroevendraaiers boven zijn hoofd met de punten van de schroevendraaiers naar beneden gericht in zijn handen en daarmee hakkende bewegingen makend rennend op de verbalisant af. Verdachte is daarbij in zijn actie gestopt doordat een andere verbalisant hem met pepperspray in zijn ogen heeft gespoten. De rechtbank leidt uit deze gedraging af dat verdachte het opzet had de verbalisant te steken en daarmee – op zijn minst – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisant daarmee zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van zulk voorwaardelijk opzet omdat verdachte op 2 à 3 meter afstand heeft gestaan, gaat naar oordeel van de rechtbank niet op nu verdachte op de verbalisant afrende en enkel niet dichterbij heeft kunnen komen omdat hij in zijn actie is gestopt door een andere verbalisant. Verdachte heeft dus wel degelijk bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan.
Voorbedachte rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte op enig moment het besluit heeft genomen de verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en de gelegenheid zou hebben bestaan na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastelegging voor zover die ziet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte rade.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 juli 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland),
opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radezwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade(terwijl hij zich in de
(onmiddellijke) nabijheid van genoemde [slachtoffer 1] bevond)
- twee,
althans een of meer, schroevendraaier
(s
)in de hand
(en
)heeft genomen
en
/ofgehouden, en
/of (vervolgens
)
- met die schroevendraaier
(s
) een of meerstekende en
/ofhakkende beweging
(en
)
heeft gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en
/of
(vervolgens ofdaarbij
)
- met die schroevendraaier
(s
)in de hand
(en
)op genoemde [slachtoffer 1] is
afgelopen/afgerend en
/ofgenoemde [slachtoffer 1] tot op
(vrij
)korte afstand is
genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van een poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 481 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen en een klinische behandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het deel dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend is. Aan het voorwaardelijke deel dienen volgens de verdediging de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen en een klinische behandeling te worden verbonden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 18 juli 2015;
- diverse voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland en GGZ IrisZorg Adviesunit, gedateerd 17 juli 2015, 9 oktober 2015 en 21 oktober 2015;
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd een politieambtenaar te steken met een schroevendraaier. Door het handelen van verdachte had de politieambtenaar zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Dat de politieambtenaar geen letsel heeft opgelopen is niet te danken aan het handelen van verdachte maar aan een andere politieagent die heeft ingegrepen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een dergelijk feit heeft gepleegd tegen een politieambtenaar, tijdens de uitoefening van zijn dienst, nu deze er juist op is gericht de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Daarnaast blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat verdachte al meermalen strafbare feiten heeft gepleegd waarbij politieagenten het slachtoffer zijn geworden van het gedrag van verdachte.
De rechtbank houdt ook rekening met de omtrent verdachte opgestelde reclasseringsrapporten. Hieruit blijkt dat verdachte een drugsverslaving heeft en dat sprake is van alcoholmisbruik. Verdachte is gediagnostiseerd met een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis waardoor de mogelijkheden tot gedragsverandering volgens de reclassering moeilijker zijn. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Dit zijn volgens de reclassering risicofactoren. Eerder is getracht verdachte te motiveren voor een klinische behandeling en hier staat verdachte nu wel voor open. De reclassering heeft daarom een behandelplan opgesteld om verdachte te helpen. De reclassering acht het van belang dat verdachte een ambulante behandeling zal ondergaan bij (forensische) verslavingszorg, wordt opgenomen in een beschermde woonvorm en dat verdachte zich in een kliniek laat opnemen voor een klinische behandeling. Hiervoor is op 4 januari 2015 een plek voor verdachte beschikbaar.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het van belang is dat verdachte behandeld wordt. Ter terechtzitting is aangegeven dat voor verdachte op 4 januari 2016 een plek in een kliniek vrij is. De rechtbank zal om die reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die van zo’n duur is dat verdachte aansluitend op zijn detentie (die dan tot 3 januari 2016 zal duren) zich op 4 januari 2016 kan laten opnemen in een kliniek. Op deze wijze kan verdachte direct na zijn detentie worden behandeld. De rechtbank acht het van belang dat deze behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel plaatsvindt zodat verdachte een stok achter de deur heeft ten aanzien van het ondergaan van de behandelingen en om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarom ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht, een ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen en een klinische behandeling.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/170770-14 vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 28 dagen gevangenisstraf die door de politierechter te Arnhem op 2 oktober 2014 voorwaardelijk is opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/110158-15 vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 1 week gevangenisstraf die door de politierechter te Arnhem op 31 juli 2015 voorwaardelijk is opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/058085-13 vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 2 weken gevangenisstraf die door de politierechter te Arnhem op 18 juni 2015 voorwaardelijk is opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/842037-13 stelt de officier van justitie dat deze vordering reeds ten uitvoer is gelegd en dat deze vordering dan ook niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De officier van justitie merkt hierbij in het bijzonder op dat verdachte heeft aangegeven behandelingen te willen ondergaan en met een schone lei verder te willen gaan. De tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraffen zal verdachte nog moeten ondergaan om daadwerkelijk met een schone lei verder te gaan. Verdachte zal dan op een latere datum in de kliniek moeten starten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de vorderingen met parketnummer 05/058085-13 en 05/170770-14 af te wijzen nu het van belang is dat verdachte op 4 januari 2016 kan worden behandeld en het om die reden niet opportuun is deze voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer te leggen.
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 05/842037-13 merkt de verdediging op dat deze reeds ten uitvoer is gelegd en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering met de parketnummer 05/110158-15 verzoekt de verdediging deze niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen nu deze voorwaardelijke straf is opgelegd na de pleegdatum van het onderhavige strafbare feit.
Beoordeling van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering met parketnummer 05/842037-13 merkt de rechtbank op dat deze voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd. De vordering zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen met parketnummer 05/110158-15, 05/170770-14 en 05/058085-13 overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals reeds benoemd acht de rechtbank het gelet op de psychische gesteldheid van verdachte van belang dat verdachte een behandeling ondergaat in de kliniek. In deze kliniek is op 4 januari 2016 een plek vrij. Het is dan ook van belang dat verdachte op 4 januari 2016 uit detentie is. Gelet hierop acht de rechtbank het niet opportuun de voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer te leggen en zal om die reden de vorderingen afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
536 (vijfhonderdzesendertig) dagen
bepaalt, dat van deze gevangenisstraf
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich meldt bij Reclassering Iriszorg ( [locatie] ) en zich blijft melden zo frequent en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft; en
5. zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen op 4 januari 2016, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
6. zich na klinische opname ambulant laat behandelen voor zijn middelengebruik bij (forensische) verslavingszorg Iriszorg of soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt medewerking te verlenen aan middelencontrole;
7. zich na klinische opname (indien geïndiceerd door de toezichthouder) ambulant laat behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek bij (forensische) psychiatrische polikliniek Kairos of soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt medewerking te verlenen aan middelencontrole;
8. na klinische opname (indien geïndiceerd door de toezichthouder) bij begeleide/beschermde woonvorm zoals Tactus en/of Iriszorg of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, verblijft en zich houdt aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
  • wijst af de vorderingmet parketnummer 05/170770-14 van de officier van justitie, strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter te Arnhem van 2 oktober 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 28 dagen;
  • wijst af de vorderingmet parketnummer 05/110158-15 van de officier van justitie, strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter te Arnhem van 31 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week;
  • wijst af de vorderingmet parketnummer 05/058085-13 van de officier van justitie, strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter te Arnhem van 18 juni 2015 opgelegde gevangenisstraf van 2 weken;
  • verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vorderingmet parketnummer 05/842037-13 strekkende
    tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 april 2014 opgelegde gevangenisstraf van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant D. de Vries van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015351869, gesloten op 18 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 29.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 27 oktober 2015.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 13.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 38; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 31.
6.Proces-verbaal van aanhouding, p. 13.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 40.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 27; los proces-verbaal van bevindingen opgesteld door D.S.C.R. Velthorst d.d.21 juli 2015, p. 1.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 27, 28.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 38.
11.Bijlage 1 bij proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juli 2015, p. 59.