ECLI:NL:RBGEL:2015:6714

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
281095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake aansprakelijkheid voor gebrekkige watermeteronderdelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in een civiele procedure tussen Stichting Waternet en twee gedaagden, [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland. Stichting Waternet, gevestigd in Amsterdam, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens schade die is ontstaan door gebrekkige watermeteronderdelen die zij hebben geleverd. De rechtbank heeft op 22 juli 2015 geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tegen beide gedaagden. De Nederlandse rechter is bevoegd ten aanzien van [eiseres in het incident] Holland omdat deze in Nederland is gevestigd. Wat betreft [eiseres in het incident] Duitsland, die in Duitsland is gevestigd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er een nauwe band bestaat tussen de vorderingen tegen beide gedaagden, waardoor een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling van de zaken. Dit is in lijn met artikel 6 lid 1 van de EEX-Vo (oud), dat bepaalt dat in gevallen van nauwe samenhang tussen vorderingen, de rechter bevoegd kan zijn om beide vorderingen te behandelen om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van Stichting Waternet tegen beide gedaagden voortkomen uit dezelfde feiten en omstandigheden, namelijk de ondeugdelijkheid van de geleverde watermeteronderdelen. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres in het incident] Duitsland tot onbevoegdverklaring afgewezen en deze gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De zaak zal op 19 augustus 2015 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281095 / HA ZA 15-192
Vonnis in incident van 22 juli 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING WATERNET,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser in het incident],
tevens handelende onder de naam [eiseres in het incident] Holland
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn,
2. de commanditaire vennootschap naar Duits recht
[eiseres in het incident] GMBH & CO. KG,
gevestigd te D-57439 Attendorn, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.M.A. Tromp te Venlo.
Partijen zullen hierna Stichting Waternet, [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van [eiseres in het incident] Duitsland
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Stichting Waternet verzorgt en levert namens de gemeente Amsterdam drinkwater bij alle huishoudens in de gemeente Amsterdam en omstreken. In het kader van haar dienstverlening plaatst en onderhoudt zij watermeters bij huishoudens.
2.2.
[eiseres in het incident] Duitsland is een producent van water- en gasleidingonderdelen. Zij levert (mede via [eiseres in het incident] Holland) producten aan diverse waterbedrijven in Nederland en Duitsland, waaronder Waternet. [eiseres in het incident] Holland houdt zich onder andere bezig met de ontwikkeling en levering van geïntegreerde watermeter aansluitunits (GWA).
2.3.
In 1999 is Stichting Waternet gestart met de projectmatige bemetering van de leveringspunten van drinkwater aan huishoudens in Amsterdam. Dat houdt in dat het waterverbruik per leveringspunt gemeten wordt, waardoor de bemetering van het ‘watergeld’ (de vergoeding voor het waterverbruik aan Waternet) aan de afgenomen hoeveelheid water kan worden gerelateerd. Bemetering vindt plaats door middel van een GWA. Een GWA wordt in een huishouden geplaatst bij de overgang tussen de aansluit/dienstleiding en de binnenleiding, of in de binneninstallatie (bij flats) en bestaat (onder andere) uit een waterbeugel en puntstukken. De puntstukken verbinden de watermeter met enerzijds de aansluit/dienstleiding en anderzijds de binnenleiding door middel van wartels. De puntstukken maken het mogelijk de watermeter te vervangen zonder dat de gehele GWA hoeft te worden vervangen.
2.4.
Stichting Waternet heeft sedert 1999 waterbeugels gekocht bij [eiseres in het incident] Holland. De waterbeugels worden door [eiseres in het incident] Holland kant-en-klaar geleverd met, door [eiseres in het incident] Duitsland voorgemonteerde puntstukken. De complete waterbeugels worden vervolgens door Waternet geïnstalleerd bij de verschillende huishoudens.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Waternet heeft in de hoofdzaak primair gevorderd [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 7.615.205,41 althans € 3.948.043,32, te vermeerderen met de wettelijke (handels) rente,
en [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 77.700,--. Subsidiair heeft Stichting Waternet gevorderd voor recht te verklaren dat [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle door Stichting Waternet geleden en nog te lijden schade als gevolg van de gebrekkige puntstukken.
3.2.
Aan haar vorderingen in de hoofdzaak jegens [eiseres in het incident] Holland heeft Stichting Waternet ten grondslag gelegd dat [eiseres in het incident] Holland is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens Stichting Waternet. De geleverde waterbeugels met puntstukken beantwoorden niet aan de koopovereenkomst (art. 7:17 BW), omdat deze al enkele jaren na plaatsing zijn gaan lekken, terwijl deze doorgaans zestig jaar meegaan zonder lekkage. Uit onderzoek is gebleken dat die lekkage is veroorzaakt door gebrekkige puntstukken. Aan haar vorderingen tegen [eiseres in het incident] Duitsland heeft Stichting Waternet ten grondslag gelegd dat [eiseres in het incident] Duitsland onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door gebrekkige puntstukken te vervaardigen en in het verkeer te brengen. De puntstukken zijn gebrekkig omdat ze binnen korte tijd na gebruik zijn gescheurd. De oorzaak van het scheuren is spanningcorrosie, die haar oorsprong vindt in de (te) dunne wand en het door [eiseres in het incident] Duitsland gebruikte messingtype. Als gevolg daarvan waren de puntstukken ongeschikt voor het beoogde (normale) gebruik. Volgens Stichting Waternet heeft zij als gevolg van de tekortkoming van [eiseres in het incident] Holland en het onrechtmatig handelen van [eiseres in het incident] Duitsland schade geleden, onder andere omdat zij door een aanzienlijk aantal huishoudens aansprakelijk is gesteld voor door lekkende puntstukken veroorzaakte waterschade, waarvoor [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland hoofdelijk aansprakelijk zijn.
3.3.
Voor alle weren heeft [eiseres in het incident] Duitsland gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van het onderhavige geschil jegens haar kennis te nemen, op gronden die hierna aan de orde zullen komen.

4.De beoordeling van het geschil in het incident

4.1.
Stichting Waternet heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter vanwege de nauwe samenhang tussen de procedures tegen [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland gegrond op art. 6 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna EEX-Vo (oud).
[eiseres in het incident] Duitsland heeft betwist dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Volgens haar bestaat de thans in art. 8 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna de herziene EEX-Vo) bedoelde samenhang niet, omdat de verschillende vorderingen berusten op verschillende grondslagen. De grondslag van de vordering jegens [eiseres in het incident] Holland is, verkort weergegeven, wanprestatie, terwijl de grondslag van de vordering tegen [eiseres in het incident] Duitsland onrechtmatige daad is. Verder bestaat er volgens [eiseres in het incident] Duitsland geen gevaar dat in beide geschillen onverenigbare beslissingen worden genomen.
4.2.
Omdat zowel [eiseres in het incident] Holland als [eiseres in het incident] Duitsland in de Europese Unie gevestigd zijn, sprake is van een burgerlijke zaak en de dagvaardingen in deze zaak zijn uitgebracht op 30 december 2014, moet de rechtsmacht worden vastgesteld op grond van de EEX-Vo (oud). De herziene EEX-Vo is immers op grond van artikel 81 juncto artikel 66 van die verordening pas van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015.
4.3.
Vast staat dat [eiseres in het incident] Holland in Nederland gevestigd is, zodat de Nederlandse rechter ten aanzien van de vorderingen tegen deze gedaagde op grond van artikel 2 EEX-Vo (oud) rechtsmacht toekomt.
4.4
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van [eiseres in het incident] Duitsland kan niet worden gebaseerd op artikel 2 dan wel artikel 5 EEX-Vo (oud). [eiseres in het incident] Duitsland is gevestigd in Attendorn, Duitsland, en artikel 5 lid 3, EEX-Vo (oud) moet aldus worden uitgelegd dat, ingeval een producent aansprakelijk wordt gesteld voor een gebrekkig product, de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis de plaats is waar het betrokken product is vervaardigd (onder andere HvJ EU 16 januari 2014, NJ 2014/365). De vraag is dan of op de voet van artikel 6 lid 1 EEX-Vo (oud) tussen de vorderingen van Stichting Waternet op [eiseres in het incident] Holland en [eiseres in het incident] Duitsland een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Laatstbedoelde bepaling moet eng worden uitgelegd, omdat deze bijzondere bevoegdheidsgrond afwijkt van de in de EEX-Vo (oud) neergelegde hoofdregels van bevoegdheid. Bij het vaststellen van de nauwe band tussen de vorderingen moet voorts rekening worden gehouden met alle noodzakelijke elementen van de zaak, waartoe in voorkomend geval de rechtsgrondslagen van de vorderingen in beschouwing moeten worden genomen. Voor de toepassing van de bijzondere bevoegdheidsgrond van artikel 6 sub 1 EEX-Vo (oud) is echter, anders dan [eiseres in het incident] Duitsland meent, niet noodzakelijk dat de tegen de verschillende verweerders ingestelde vorderingen dezelfde rechtsgrondslag hebben; overeenstemming van de rechtsgrondslag is slechts één van de relevante factoren (HvJ EG 11 oktober 2007, NJ 2008/80). Voorts geldt dat het begrip ‘onverenigbare beslissingen’ ruim moet worden uitgelegd en alle gevallen omvat waarin gevaar voor tegenstrijdige uitspraken bestaat, ook al kunnen de uitspraken afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd en sluiten de rechtsgevolgen ervan elkaar niet uit. Beslissingen kunnen niet reeds tegenstrijdig zijn op grond van een divergentie in de beslechting van het geschil. Voor tegenstrijdigheid is vereist dat deze divergentie zich voordoet in het kader van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens (HvJ EG 13 juli 2006, NJ 2008/76).
4.5.
Met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten wordt geoordeeld dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6 sub 1 EEX-Vo (oud) bevoegd is ook van het geschil tussen Stichting Waternet en [eiseres in het incident] Duitsland kennis te nemen, omdat tussen de twee vorderingen de hiervoor in rechtsoverweging 4.4 bedoelde nauwe band bestaat en wel op grond van het navolgende.
4.6.
Het doel van Stichting Waternet van haar vorderingen tegen de beide gedaagden is het verkrijgen van schadevergoeding omdat volgens haar de geproduceerde en aan haar geleverde puntstukken ondeugdelijk waren. De vordering jegens [eiseres in het incident] Holland is gegrond op artikel 7:17 BW, terwijl de vordering jegens [eiseres in het incident] Duitsland is gegrond op artikel 6:185 e.v. BW. Voor de beoordeling van de beide zaken staat dus centraal de vraag of de door [eiseres in het incident] Duitsland geproduceerde en de door [eiseres in het incident] Holland geleverde puntstukken bij normaal gebruik voor het doel waarvoor die producten zijn bestemd, ondeugdelijk zijn en schade hebben veroorzaakt. Het gaat met andere woorden in beide zaken om eenzelfde situatie feitelijk en rechtens. Dat voor de beoordeling van de vordering tegen [eiseres in het incident] Holland ook nog andere factoren (mededelings- en onderzoeksplicht) een rol spelen doet aan het voorgaande onvoldoende af. Geoordeeld wordt dat over de (on)deugdelijkheid van de puntstukken door dezelfde rechter moet worden beslist om onverenigbare beslissingen te voorkomen. Dat voor [eiseres in het incident] Duitsland, zoals zij nog heeft gesteld, niet voorzienbaar zou zijn geweest dat zij in een andere lidstaat (dan Duitsland) zou worden gedagvaard gaat, gegeven het voorgaande, niet op, waarbij mede van belang is dat in het kader van dit geschil vast staat dat [eiseres in het incident] Holland de exclusieve vertegenwoordiger van [eiseres in het incident] Duitsland in Nederland is.
4.7.
[eiseres in het incident] Duitsland zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Stichting Waternet begroot op € 450,-- voor salaris advocaat (1 punt tarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres in het incident] Duitsland in de kosten van het incident, aan de zijde van Stichting Waternet tot op heden begroot op € 452,--,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 augustus 2015voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
Coll.: ED