ECLI:NL:RBGEL:2015:6681

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
05/740424-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw wegens mishandeling met een moersleutel

Op 30 oktober 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige vrouw uit Nijmegen, die werd beschuldigd van mishandeling. De verdachte heeft op 18 mei 2015 met een moersleutel geslagen op het lichaam van een persoon, wat leidde tot een veroordeling tot een werkstraf van 80 uren. De rechtbank oordeelde dat het slaan met de moersleutel, een zwaar voorwerp, pijn heeft veroorzaakt bij het slachtoffer, wat de mishandeling bevestigde. De verdachte had een beroep gedaan op noodweer, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de omstandigheden niet zodanig bedreigend waren dat de verdachte zich moest verdedigen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar legde toch een werkstraf op, omdat dergelijk gedrag bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740424-15
Datum uitspraak : 30 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Nijmegen, wonende te [adres]
Raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 18 mei 2015 in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een moersleutel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het lichaam te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 18 mei 2015 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een moersleutel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het lichaam te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 mei 2015 te Nijmegen heeft verdachte [slachtoffer] met een moersleutel op het lichaam geslagen [2] .
Het standpunt van de officier van justitie
Uit het dossier volgt niet dat verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] zodat verdachte naar de mening van de officier van justitie van het primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie is wel van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] . Weliswaar is in de aangifte van [slachtoffer] niet opgenomen dat hij door het slaan van verdachte pijn of letsel heeft opgelopen maar gelet op de manier van het slaan, van boven naar beneden, acht de officier van justitie voldoende bewezen dat het slaan met een moersleutel, zijnde een ijzeren voorwerp, pijn moet hebben gedaan bij [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft uitdrukkelijk aangegeven bewust niet op het hoofd van [slachtoffer] geslagen te hebben. Voorts kan het subsidiair tenlastegelegde feit ook niet bewezen worden verklaard volgens de raadsvrouw. Uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] pijn of letsel heeft bekomen van het eenmaal met kracht slaan met een moersleutel door verdachte. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van het subsidiaire tenlastegelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte zelf heeft ten overstaan van de politie verklaard dat zij in totaal twee keer geslagen heeft op het lichaam van [slachtoffer] . [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij een keer geslagen heeft maar de rechtbank acht dit niet geloofwaardig nu ook [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op hem in bleef beuken nadat [naam 1] op hem geschoten had. [4] Ten aanzien van de wijze van slaan heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij heeft geslagen met een moersleutel en dat zij haar arm met de moersleutel van boven naar beneden bewoog en op die manier [slachtoffer] op zijn rug raakte. De rechtbank leidt op grond hiervan in combinatie met voornoemde verklaring van [slachtoffer] af dat dit slaan met kracht gepaard ging. Gelet op de aard van de gedraging, te weten het met kracht op de rug slaan met een moersleutel, zijnde een ijzeren voorwerp, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat dit pijn bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 18 mei 2015 in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een moersleutel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het lichaam te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op
of omstreeks18 mei 2015 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen,
althans éénmaal, (met kracht
)met een moersleutel,
althans een hard en/of zwaar voorwerp,op het lichaam te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Noodweer
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging. Er was sprake van een wederrechtelijke aanranding of bedreiging van het lijf of leven van verdachte waartegen verdediging geboden was, nu verdachte via een vernielde ruit was binnengekomen en hij wapens bij zich had.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een noodweersituatie.
De beoordeling door de rechtbank
Om een geslaagd beroep te kunnen doen op noodweer dient in ieder geval sprake te zijn van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Zowel verdachte als medeverdachte [naam 1] hebben tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] wapens had meegenomen en dat de wapens van [slachtoffer] waren. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij geen wapens bij zich had. [5] Hij had een gele Jumbo tas bij zich met daarin een paar flesjes bier. [6] In het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2015 staat omschreven dat op beelden te zien is dat een man een lichte tas droeg en dat dit een boodschappentas zou kunnen zijn. [7] De rechtbank constateert dat dit in overeenstemming lijkt te zijn met de verklaring van [slachtoffer] over de tas die hij mee zou hebben gehad op 19 mei 2015.
Nadat [verdachte] en [naam 1] door de politie waren gehoord, is door de psychologe [naam 2] telefonisch doorgegeven aan de politie dat [verdachte] tegenover haar, de psychologe, had verteld dat zij, [verdachte] , gelogen had tegen de politie. Het gaspistool was van [naam 1] , zo is door [naam 2] verklaard. Ook over de overige aangetroffen wapens vertelde [verdachte] tegen [naam 2] dat deze van [naam 1] (opmerking rechtbank: verdachte [naam 1] ) waren en niet van [slachtoffer] . [8]
Tevens heeft [naam 2] tegenover de politie aangegeven dat zij [verdachte] heeft geadviseerd een aanvullende verklaring af te leggen bij de politie, maar dat [verdachte] had gezegd ten overstaan van de politie bij haar eerder afgelegde verklaringen te zullen blijven. Tevens vertelde [verdachte] haar dat, toen Hennie de politie alarmeerde, zij samen met [naam 1] het verhaal op elkaar hadden afgestemd. [9]
Om deze reden acht de rechtbank de door [verdachte] en [naam 1] bij de politie afgelegde verklaring op dit punt niet geloofwaardig.
Voorts acht de rechtbank van belang dat het gaswapen, waarvan [naam 1] zelf heeft verklaard dat dit wel van hem was, in dezelfde tas, een legergroene tas, is aangetroffen als de andere wapens. [10] De door verdachte ter terechtzitting gegeven verklaring dat dit wapen in de hectiek van het bureau in deze tas is beland, vindt de rechtbank niet aannemelijk.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen gaat de rechtbank ervan uit de wapens van medeverdachte [naam 1] waren en niet dat [slachtoffer] wapens heeft meegenomen. Derhalve is de door verdachte geschetste noodweersituatie niet aannemelijk geworden en wordt het beroep op noodweer verworpen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, voor zover uit het dossier volgt dat het slachtoffer [slachtoffer] op een ongebruikelijke manier binnen is gekomen in de woning waar verdachte zich bevond, niet is gebleken dat op dat moment de situatie zodanig bedreigend was voor verdachte dat er gesproken kan worden van een noodweersituatie. Verdachte was samen met [naam 1] in de woning, [naam 1] en [slachtoffer] kenden elkaar en [slachtoffer] kwam regelmatig bij [naam 1] in de woning.
De rechtbank is van oordeel dat er ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De bewezenverklaarde feiten leveren derhalve strafbare feiten op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van tachtig uren werkstraf, te vervangen door veertig dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt en verdachte’s beroep op noodweer niet honoreert, verzocht om een geldboete op te leggen gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister, gedateerd 21 september 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft twee maal met een moersleutel geslagen op het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer] , zelfs toen deze al door [naam 1] in zijn voet was geraakt met een kogel uit een jachtgeweer. Een dergelijk delict draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij het slachtoffer in het bijzonder.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, acht de rechtbank, nu de mishandeling heeft plaatsgevonden met een moersleutel, echter een hogere straf passend. De aard van de handeling rechtvaardigt dan ook de door de officier van justitie gevorderde straf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. M.A. Bijl en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 0600-2015240676 (08 Epimetheus), gesloten op 14 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2015.
3.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p 213, laatste alinea.
4.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 258, tiende alinea.
5.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [slachtoffer] , p. 258, negende alinea.
6.Het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [slachtoffer] , p. 257, eerste alinea en p. 238, derde alinea.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , op 21 mei 2015, p. 73, zesde alinea.
8.Het proces-verbaal van bevindingen psycholoog Pinders (
9.Het proces-verbaal van bevindingen psycholoog [naam 2] II, opgemaakt op 1 juni 2015 door verbalisant [verbalisant 2] , p. 71.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , gedateerd 19 mei 2015, p. 21, tweede en vierde alinea alsmede het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [naam 1] , p. 188, eerste zes alinea’s.