ECLI:NL:RBGEL:2015:6566

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
23 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1797
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de rechtsgeldigheid van de besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 3 oktober 2014 was genomen, waarin de hulp bij het huishouden van eiseres per 23 maart 2015 werd beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres was sinds 1 februari 2010 geïndiceerd voor huishoudelijke hulp, maar verweerder stelde dat er per 1 januari 2015 een algemene voorziening beschikbaar zou komen, waardoor de indicatie voor hulp bij het huishouden ingetrokken kon worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ten tijde van het primaire besluit er geen algemene voorziening beschikbaar was in de gemeente Barneveld. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming van verweerder in strijd was met het legaliteitsbeginsel, omdat verweerder had geanticipeerd op toekomstige wetgeving zonder dat er op dat moment een rechtsgeldige basis voor de beëindiging van de hulp was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de oorspronkelijke indicatie voor huishoudelijke hulp. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid voor burgers die afhankelijk zijn van maatschappelijke ondersteuning en de noodzaak voor overheden om zorgvuldig om te gaan met besluitvorming die ingrijpt in eerder toegekende rechten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/1797

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: dr.mr. M.F. Vermaat),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveldte Barneveld, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de hulp bij het huishouden van eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met ingang van 23 maart 2015 beëindigd.
Bij besluit van 16 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de wettelijke grondslag en de motivering van het primaire besluit aangevuld.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar vader [naam vader]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D.C. de Vries en D. Koekerits.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres is met ingang van 1 februari 2010 op grond van de Wmo 2007 geïndiceerd voor huishoudelijke hulp van 6 uur en 15 minuten per week voor onbepaalde tijd. Tussen partijen is niet in geschil dat de (lichamelijke) beperkingen van eiseres nadien niet zijn verminderd. Ter zitting is gebleken dat evenmin in geschil is dat de besluitvorming van verweerder is gebaseerd op de Wmo 2007 en er vóór 1 januari 2015 in de gemeente Barneveld geen algemene voorziening voor de hulp bij het huishouden bestond.
2. Verweerder heeft, kort gezegd, aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat eiseres met ingang van 1 januari 2015 gebruik kan maken van de algemene voorziening huishoudelijke hulp. Om die reden is er sprake van een voorliggende voorziening die in 2015 beschikbaar wordt en is de indicatie voor hulp bij het huishouden op grond van artikel 28 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld met inachtneming van een overgangsperiode met ingang van 23 maart 2015 ingetrokken, aldus verweerder.
3. De rechtbank overweegt dat de besluitvorming van verweerder in overeenstemming moet zijn met de – op dat moment geldende – wet- en regelgeving, zeker als sprake is van het ingrijpen in eerder toegekend recht. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het primaire besluit geen algemene voorziening beschikbaar was. Verweerder heeft geanticipeerd op de toekomstige beschikbaarheid van de algemene voorziening per 1 januari 2015, hetgeen het gevolg is van de gelijktijdige invoering van de Wmo 2015. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee in strijd met het legaliteitsbeginsel heeft gehandeld.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Dit betekent dat eiseres haar recht op huishoudelijke hulp van 6 uur en 15 minuten per week heeft behouden.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 45 aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 980.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Wolsink-van Veldhuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.