ECLI:NL:RBGEL:2015:6531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
23 oktober 2015
Zaaknummer
C/05/288650 KZ RK 15-333
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

Op 1 september 2015 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. K.H.A. Heenk, rechter in een civiele procedure. Verzoeker, die betrokken was bij een zaak tegen [gedaagde], diende op 20 augustus 2015 een wrakingsverzoek in, omdat hij meende dat de rechter partijdigheid had getoond door het vonnis te lang op zich te laten wachten. Verzoeker stelde dat in een andere zaak, die later was ingediend, al wel vonnis was gewezen, wat zijn indruk van partijdigheid versterkte. De rechter heeft in haar verweerschrift aangegeven dat het vonnis gereed was om op 26 augustus 2015 te worden uitgesproken en betwistte de claims van verzoeker. Tijdens de zitting op 1 september 2015 was verzoeker niet aanwezig, noch de rechter, die had aangekondigd niet te verschijnen. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker zijn verzoek te laat had ingediend, aangezien hij niet direct had gewraakt tijdens eerdere zittingen. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, waardoor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet aan de orde kwam. De beslissing werd openbaar uitgesproken en verzonden op 4 september 2015.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: C/05/288650 KZ RK 15-333
Beslissing van 1 september 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wondende te [plaats] ,
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. K.H.A. Heenk,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Bij e-mailbericht van 20 augustus 2015 heeft verzoeker in de civiele procedure tussen [naam BV] en verzoeker als eisers enerzijds en [gedaagde] als gedaagde anderzijds (met procedurenummer C/05/272812/HZ ZA 14-450), een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter. Bij e-mailbericht van 21 augustus 2015 heeft verzoeker de wrakingsgronden nog aangevuld.
1.2.
De rechter heeft bij verweerschrift van 27 augustus 2015 verklaard niet te berusten in het tegen haar gerichte verzoek tot wraking en aangegeven dat zij niet ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen.
1.3.
Het verzoek tot wraking van de rechter is behandeld ter zitting van 1 september 2015. Daarbij is verzoeker niet verschenen en de rechter – zoals door haar aangekondigd – evenmin. Ter zitting, na afloop van de inhoudelijke behandeling, heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is daarvan de schriftelijke uitwerking.

2.Het wrakingsverzoek en het standpunt van de rechter

2.1.
Verzoeker heeft ten eerste aangevoerd dat hij de rechter wraakt omdat het vonnis te lang op zich laat wachten. Hij heeft samengevat aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter partijdigheid heeft getoond door niet eerder vonnis te wijzen, terwijl in een andere zaak waar verzoeker bij is betrokken, en die later aanhangig is gemaakt dan de procedure waarin het wrakingsverzoek is gedaan, al wel vonnis is gewezen.
Verzoeker stelt dat hij al ter zitting had kunnen wraken maar dat hij dat niet heeft gedaan omdat hij eerst een uitspraak wilde over verjaring voordat hij gedwongen werd om in hoger beroep te kunnen gaan in de zaak waarin al wel vonnis was gewezen.
Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat de opmerking
“als mijn vonnis u niet aanstaat dan gaat u in hoger beroep, dit kan nog jaren duren”van de rechter genoeg zegt. Verzoeker stelt dat hij de indruk heeft dat de rechtbank Zutphen en hij een persoonlijke vendetta hebben en dat het aan de rechtbank ligt dat het drama al 18 jaar duurt.
2.2.
De rechter heeft ten verwere onder meer aangevoerd dat het vonnis op het moment van indiening van het wrakingsverzoek gereed lag om op de rolzitting van 26 augustus 2015 te worden uitgesproken. Zij betwist dat het vonnis te laat zou worden uitgesproken en stelt dat verzoeker, nadat de wrakingskamer hem er bij e-mailbericht van 21 augustus 2015 op had gewezen dat het vonnis op 26 augustus 2015 zou worden uitgesproken, bovendien geen belang meer had bij zijn wrakingsverzoek voor zover dat gegrond is op de zijn stelling dat het vonnis te lang op zich laat wachten.
De rechter betwist dat zij ter zitting de opmerking over hoger beroep heeft gemaakt zoals door verzoeker gesteld en wijst er overigens op dat het een feit is dat hoger beroep openstaat van een vonnis van de rechtbank en dat het een feit van algemene bekendheid is dat procedures enige tijd kunnen duren. De rechter wijst daarbij nog op de opmerking van verzoeker in zijn wrakingsverzoek dat hij ter zitting had kunnen wraken maar dat bewust niet heeft gedaan.

3.Beoordeling

3.1.
De wrakingskamer ziet zich voor de vraag gesteld of verzoeker in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
3.2.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.3.
Op 11 maart 2015 heeft in de civiele procedure onder leiding van de rechter een comparitie plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal blijkt dat de zaak in overleg met partijen is aangehouden voor de duur van één maand in het kader van schikkingsonderhandelingen. Op de rol van 17 juni 2015 hebben partijen gevraagd om vonnis te wijzen. De zaak is vervolgens voor vonnis komen te staan op 29 juni 2015, waarna deze in verband met vakantie is aangehouden voor vonnis tot 9 september 2015.
3.4.
Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek van 20 augustus 2015 gesteld dat hij op grond van opmerkingen van de rechter en de gang van zaken ter zitting al eerder, namelijk direct ter zitting van 11 maart 2015, had kunnen wraken maar dat hij dat niet heeft gedaan omdat hij een uitspraak wilde over de verjaring. Nu verzoeker niet direct ter zitting heeft gewraakt op grond van de opmerkingen van de rechter en de gang van zaken ter zitting, kan niet gesteld worden dat hij zijn wrakingsverzoek heeft gedaan zodra deze feiten en omstandigheden aan hem bekend zijn geworden. Dat verzoeker heeft gewacht met het indienen van zijn wrakingsverzoek omdat hij eerst een uitspraak wilde over de verjaring, maakt dat niet anders. Na de zitting van 11 maart 2015 wist hij dat hij op dit punt voorlopig – namelijk totdat vonnis zou worden gewezen – geen duidelijkheid zou krijgen. Nu hij niet eerder dan op 20 augustus 2015 een wrakingsverzoek indiende, heeft hij het verzoek te laat ingediend. Dat geldt temeer omdat hij op 29 juni 2015 wist of kon weten dat de zaak voor vonnis tot 9 september 2015 werd aangehouden.
3.5.
Het wrakingsverzoek is – gelet op het voorgaande – te laat ingediend. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.

3.3. Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en L.J.P. Lambooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2015 en verzonden op 4 september 2015.