Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 augustus 2015
- de brief van 17 september 2015 van mr. S. Burger, met als bijlagen productie 9 en 10
- de brief van 18 september 2015 van mr. A.P.E. de Ruiter, met als bijlagen productie 11 en 12
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2015, waarbij de advocaat van Achmea het woord heeft gevoerd aan de hand van de overgelegde comparitieaantekeningen
- de brief van 14 oktober 2015 van mr. S. Burger, houdende een reactie op de inhoud van voormeld proces-verbaal.
2.De feiten
“De in deze akkoordverklaring vermelde waardebepaling houdt voor de verzekeraar geen verplichting tot vergoeding in”.
3.De vordering in conventie
a. zal bepalen dat Achmea dient over te gaan tot uitkering van de schadevergoeding ad
€ 34.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2015 tot de dag der algehele voldoening,
b. zal bepalen dat Achmea aan [eiseres] de dagvergoeding ad € 2.880,--, te vermeerderen met de dagvergoeding vanaf 6 mei 2015 tot de dag der algehele voldoening van de schadevergoeding dient te betalen,
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie
heeft in haar “Verklaring inzake diefstal object” verklaard dat zij de auto zelf op
13 maart 2014 heeft gekocht van een particulier voor een bedrag van € 54.950,--. De vraag of de auto volledig schadevrij is aangekocht, heeft zij onbeantwoord gelaten. Het vakje voor eventuele schade bij aankoop is leeg gelaten. De vraag of zij bezig was met inruil of verkoop van de auto, heeft [eiseres] beantwoord met “nee”.
Tegen de schadeonderzoeker van Achmea, [naam B] , heeft [eiseres] verteld dat zij de auto via Marktplaats van een particulier heeft gekocht. De auto zou voor € 55.950,-- te koop hebben gestaan. [eiseres] heeft een advertentie van Marktplaats getoond. De advertentie bleek te zijn gemanipuleerd. In de kop van de advertentie stond een bedrag van € 55.900,-- genoemd. Doorlezend blijkt de auto te worden aangeboden voor een bedrag van € 39.050,--.
heeft ter onderbouwing van haar overige schade, diefstal van de in de auto aanwezige goederen (een koelbox, kinderstoeltjes enzovoorts) een nota overgelegd van “ [naam bedrijf] ” te [plaats] . Hieruit zou moeten blijken dat [eiseres] een bedrag van € 2.724,32 voor bedoelde zaken heeft betaald. Op de factuur staat de naam [naam C] als klant vermeld en het kenteken van de auto. Zij zouden zijn geholpen door [naam D] . De koelbox die [eiseres] claimt zou volgens de verkoper van de auto bij de koop (door [naam C] ) al in de auto hebben gezeten.
Nader onderzoek heeft geleerd dat de auto van [eiseres] bij “ [naam bedrijf] ” niet bekend is. [eiseres] noch [naam C] is als klant in het bestand opgenomen. [naam D] heeft nooit gewerkt bij het bedrijf en de overige op de factuur vermelde gegevens, zoals het internetadres en het telefoonnummer, bleken niet juist.
[eiseres] heeft in het gesprek met [naam A] - in afwijking van hetgeen zij heeft ingevuld in de “Verklaring inzake diefstal object”- verklaard dat zij de auto niet zelf heeft gekocht, maar dat haar zwager, [naam C] , de auto heeft gekocht voor haar. [eiseres] kon geen verklaring geven voor het feit dat uit de marktplaatsadvertentie blijkt dat de vraagprijs niet € 55.950,--, maar € 39.050,-- bedroeg. Na het interview op 5 december 2014 heeft [eiseres] een e-mail overhandigd van [naam C] , die heeft verklaard over de aankoop van de auto. Voorts heeft [eiseres] een factuur van [naam BV] te [plaats] overhandigd waaruit blijkt dat een bedrag van € 20.000,-- voor de auto is betaald (inclusief BPM en btw) alsmede een offerte waaruit zou moeten blijken dat de auto gerepareerd zou kunnen worden voor een bedrag van € 28.621,--.
[naam C] verklaart in zijn e-mail dat hij op verzoek van de echtgenoot van [eiseres] op zoek zou zijn gegaan naar de auto alsmede dat hij tegen [eiseres] en haar echtgenoot heeft verteld dat hij de auto van een particulier heeft gekocht, terwijl hij de auto van een bedrijf heeft gekocht. Verder heeft [naam C] verklaard dat de auto enkele schades had en dat hij de versnellingsbak van de auto heeft vervangen alsmede dat hij plus minus 28 tot 29 duizend euro heeft uitgegeven voor de onderdelen. De verklaring van [naam C] is niet juist omdat vaststaat dat nog steeds de originele versnellingsbak in de auto is gemonteerd. Opvallend is dat de offerte voor het herstel van de schade dateert van 28 februari 2014. Dit is ruim voor de datum van de aankoop op 13 maart 2014. De verkoper van de auto herkent zich niet in het in de schadetaxatie omschreven beeld. Bovendien strookt dit niet met de verklaring van [naam C] dat hij pas na de aankoop van de auto werd geconfronteerd met extra kosten, te weten de - op de offerte vermelde - versnellingsbak. Overigens ontbreekt een nota van het herstel, zodat het de vraag is of de auto wel is hersteld.
Ten aanzien van de factuur voor de overige spullen in de auto heeft [eiseres] tegenover [naam A] verklaard dat zij een autostoeltje wilde hebben, dat gevonden werd bij een garage in Duitsland alsmede dat zij toen bij die garage meer spullen heeft gekocht, onder andere een koelbox. [eiseres] heeft bevestigd dat zij de door [naam A] aan haar voorgehouden factuur van [naam bedrijf] bij de garage in Duitsland heeft ontvangen. [naam A] heeft [eiseres] geconfronteerd met zijn bevindingen dat bedoelde factuur niet door voormeld bedrijf is opgesteld, dat [eiseres] daar niet bekend is als klant, dat de auto daar niet bekend is, dat het bankrekeningnummer fout is, dat het internetadres niet klopt, dat het telefoonnummer fout is alsmede dat er geen heer [naam D] bij dit bedrijf werkt. [eiseres] heeft daarop geantwoord dat zij er niets van begreep, dat zij met haar man naar buiten is gelopen en dat haar zwager haar buiten de factuur heeft laten zien. Nadat [naam C] in zijn e-mail had verklaard dat hij de nota van bedoeld bedrijf eerst later opgestuurd kreeg, heeft [eiseres] in een e-mail aan Achmea haar verklaring aangepast door te verklaren dat de verkoper achteraf een nota naar haar zwager heeft gestuurd. [eiseres] heeft in haar “verklaring inzake diefstal object” verklaard dat de auto in de tijd dat deze in haar bezit was niet te koop heeft gestaan. Dit is onjuist nu uit een advertentie van Marktplaats blijkt dat de auto op 3 oktober 2014 te koop werd aangeboden voor € 32.450,--, met vermelding van het telefoonnummer van [eiseres] . [eiseres] heeft verklaard dat zij niets van deze advertentie afwist. [naam C] heeft verklaard dat hij met toestemming van de echtgenoot van [eiseres] de marktplaatsaccount van [eiseres] heeft gebruikt om zijn eigen auto te verkopen en daarbij het kenteken van de auto van [eiseres] heeft gebruikt, omdat zijn auto een Duits kenteken had. Vervolgens zou hij - omdat de advertentie er toch stond - hebben geprobeerd om de auto van [eiseres] te verkopen. Daarna zou hij een vriend hebben gevraagd om de advertentie te verwijderen. Deze verklaring van [naam C] is ongeloofwaardig.
[eiseres] heeft ten aanzien van de omvang van de schade onjuiste informatie verstrekt met het doel (ten onrechte) een (hogere) uitkering te verkrijgen. Er is dus sprake van opzet tot misleiding. Gelet op artikel 4 sub c en d AV-01-132 van de polisvoorwaarden is Achmea niet gehouden om aan [eiseres] een uitkering te verstrekken, aldus nog steeds Achmea.
[eiseres] heeft als productie 5 een kopie van een in de Turkse taal gesteld e-mailbericht van
8 december 2014 (alsmede een schriftelijke vertaling daarvan in het Nederlands) overgelegd, waarvan zij stelt dat deze e-mail afkomstig is van haar zwager [naam C] . Daar waar Achmea in haar conclusie ingaat op de e-mail van [naam C] (en daaraan consequenties voor de betrouwbaarheid van [eiseres] verbindt), gaat het niet aan dat Achmea ter comparitie het bestaan van [naam C] in twijfel trekt en - als dat Achmea uitkomt - de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam C] ter discussie stelt. De rechtbank zal de inhoud van bedoelde e-mail dan ook bij haar beoordeling betrekken.
€ 54.500,--, [eiseres] en haar echtgenoot een advertentie van Marktplaats heeft getoond alsmede foto’s van de auto.
Het enkele feit dat [eiseres] in eerste instantie tegenover Achmea heeft verklaard dat zij nadat zij en haar echtgenoot weer buiten kwamen de nota heeft gezien, betekent nog niet dat [eiseres] die mededeling heeft gedaan met het oogmerk om Achmea te misleiden over de omvang van de schade. De nota, die door Achmea als productie 6 is overgelegd, is op naam gesteld van [naam C] . De betreffende nota is buiten [eiseres] om opgesteld.
Achmea heeft voorts gesteld dat op die nota een koelbox voorkomt, terwijl de verkoper van de auto, die niet aan het onderzoek wilde meewerken, tegen Achmea heeft gezegd dat de auto bij de verkoop was uitgerust met een koelbox. Daar waar een schriftelijke verklaring van de betreffende verkoper ontbreekt, is niet aangetoond dat [eiseres] in strijd met de waarheid tegen Achmea heeft gezegd dat zij in Duitsland een koelbox heeft gekocht. Dat in de auto bij aankoop door [naam C] al een koelbox was ingebouwd, blijkt overigens niet uit de inhoud van de door Achmea als productie 5 overgelegde advertentie van Marktplaats waarin vele accessoires van de auto worden opgenoemd. Het is deze advertentie die door [naam C] aan [eiseres] en haar echtgenoot is voorgehouden om hen te overtuigen dat de door [naam C] verlangde prijs van de auto reëel was. Uit de op bladzijde 26 van de door Achmea als productie 10 overgelegde informatie over de auto blijkt dat de auto is toegerust met een koelbox. Die informatie behoort bij de - door [naam C] ten onrechte geplaatste advertentie - waarin de auto te koop wordt aangeboden voor € 32.450,--. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat de auto toen [naam C] deze van het garagebedrijf kocht reeds was uitgerust met een koelbox.
Bij deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat [eiseres] onjuiste verklaringen heeft afgelegd over de omvang van de bijkomende schadeposten, laat staan dat haar opzet er op was gericht om Achmea te misleiden.
“Aangezien er geen sleutel bij het voertuig in Polen voorhanden was, hebben wij deze met spoed per DHL koerier naar Polen moeten zenden, om het voertuig aldaar te kunnen laden zonderverdere schadete hoeven laten toebrengen. (…) Uit de geraadpleegde bestanden is gebleken dat het diefstalsignaal nog aanwezig is.”[onderstreping rechtbank]. In reactie hierop heeft [eiseres] ter comparitie verklaard dat toen zij de auto in [plaats] heeft gezien deze duidelijk diefstalsporen had. ‘Verdere schade’ impliceert reeds aanwezige schade. Dat geen sprake is van diefstalschade staat derhalve niet vast. Anders dan Achmea kennelijk meent, is het niet aan [eiseres] om aannemelijk te maken hoe het onder de door Achmea gestelde feiten en omstandigheden, die door [eiseres] niet zijn bestreden (op de afwezigheid van braaksporen na), mogelijk is geweest om de auto te stelen. Van [eiseres] kan immers niet worden verwacht dat zij over kennis beschikt om een auto als de onderhavige te kunnen stelen zonder dat iemand daarvan iets merkt. Uit hetgeen Achmea heeft aangevoerd, volgt niet dat het onmogelijk is geweest om de auto te stelen. Overigens is enkel komen vast te staan dat uit de bestanden bleek dat het diefstalalarm nog aanwezig is. Gesteld noch gebleken is echter dat vervolgens is gecontroleerd of het alarm wel werkte indien het werd geactiveerd, en of het in de periode van de diefstal was afgegaan. Voorts is niet duidelijk of de afwezigheid van de CDI-unit, die uit de auto was verwijderd, van invloed is op de werking van het alarm. Dit relativeert het feit dat uit de bestanden bleek dat het diefstalalarm nog aanwezig was. Bovendien impliceert het enkele feit dat [eiseres] over de twee enige originele sleutels van de auto beschikte niet dat er “dus” geen derde sleutel is. Dat er in deze wel vragen open staan, betekent echter niet dat dit in het nadeel van [eiseres] zou moeten worden uitgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Achmea onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die tot het oordeel zouden moeten leiden dat het bewijs van de diefstal (nog) niet (voldoende) is geleverd. Achmea is dan ook gehouden om dekking te verlenen voor de diefstal van de auto.
7.13. Een en ander brengt met zich dat Achmea niet gehouden is om het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 34.000,-- (of een lager bedrag) aan haar als schadevergoeding uit te betalen.
vordert ter zake van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.143,80, dat zij baseert op de wettelijke staffel buitengerechtelijke incassokosten van de sector kanton. Die staffel is in deze niet van toepassing nu het hier geen “kantonzaak” betreft.
7.18. Voor zover de andersoortige vorderingen van [eiseres] zijn toegewezen, wordt geoordeeld dat de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding voor dergelijke kosten in te sluiten, zodat afzonderlijke vergoeding van buitengerechtelijke kosten achterwege zal blijven.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.285,84