Tijdens de controle op 30 april 2014 is geconstateerd dat de administratie bestond uit een verzameling
ordners met facturen Een grootboek over de jaren 2009 tot en met 2014 was niet aanwezig
Op verzoek van de heer [X] heeft er een tweede beoordeling plaatsgevonden op 8 mei 2014, met het verzoek van ons om tijdens dit bezoek alle facturen te ordenen en de zakelijke, niet eerder in aftrek gebrachte kosten te overleggen. Dit heeft echter niet geleid tot andere inzichten
Na afloop van de tweede beoordeling is de heer [X] een uitstelperiode toegezegd tot juli 2014 om alsnog een overzicht te overleggen van de juiste in aftrek te brengen voorbelasting Er is de heer
[X] het advies gegeven contact op te nemen met zijn voormalige adviseur [E] om het een en ander nader te onderbouwen Er is geen overzicht van de juiste kosten overlegd na deze uitstelperiode
3.5.5.Jaar 2014
Inzake het jaar 2014 zijn in het geheel geen facturen overlegd.
Voorbelasting volgens aangifte € 402
Juiste voorbelasting 2014 € 0
Na te heffen € 402.”
8. In geschil is of de naheffingsaanslagen omzetbelasting terecht en tot de juiste bedragen aan eiser zijn opgelegd.
9. Voorts is in geschil of de vergrijpboetes terecht en tot juiste bedragen aan eiser zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
10. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan een ondernemer de aan hem door een ondernemer in het tijdvak van aangifte op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek brengen. Op de ondernemer rust de last om aannemelijk te maken dat hij terecht en tot het juiste bedrag omzetbelasting in aftrek heeft gebracht.
11. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd omdat eiser niet voor het volledige bedrag van de door hem in aftrek gebrachte voorbelasting, facturen heeft overgelegd.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiser tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte en tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Eiser heeft geen verifieerbare gegevens, zoals facturen, overgelegd, die tot een ander oordeel kunnen leiden. Bovendien kan de omzetbelasting die in de jaren tot en met 2010 in rekening is gebracht, slechts in die jaren in aftrek worden gebracht.
13. Eiser stelt zich voorts op het standspunt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de uitspraken op bezwaar onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en onvoldoende zijn gemotiveerd. Uit het dossier blijkt dat verweerder zijn standpunten telkens opnieuw heeft heroverwogen op basis van hetgeen door of namens eiser is ingebracht. Verweerder heeft eiser ook uitgebreid en voldoende geïnformeerd over zijn (herijkte) zienswijze. Anders dan eiser meent, is derhalve geen sprake van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
14. De opgelegde vergrijpboetes van 25% zijn gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in combinatie met paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van grove schuld nu eiser op de hoogte was van het feit dat de voorbelasting al in eerdere jaren in aftrek is gebracht en dat bekend mag worden geacht dat voorbelasting op privéuitgaven niet voor aftrek in aanmerking komt. Verweerder heeft gezien de persoonlijke en financiële omstandigheden van eiser de vergrijpboetes gematigd tot 10%.
15. Van grove schuld is alleen dan sprake – en verweerder heeft op dit punt de bewijslast – indien in rechte komt vast te staan dat het verwijt dat de betrokkene kan worden gemaakt dermate groot is dat het in laakbaarheid aan opzet grenst. Verwijtbaar slordig handelen is derhalve niet voldoende voor het oordeel dat sprake is van grove schuld.
16. De rechtbank is van oordeel dat het aan grove schuld van eiser te wijten is dat te veel voorbelasting in aftrek is gebracht, zodat de vergrijpboetes terecht aan eiser zijn opgelegd. Eiser had zich ervan moeten vergewissen of de voorbelasting al in eerdere jaren door zijn adviseur in aftrek was gebracht, maar heeft dit nagelaten. Voorts wist eiser of had hij moeten weten dat voorbelasting op privéuitgaven niet voor aftrek in aanmerking komt. Hierdoor is sprake van aan opzet grenzende verwijtbaarheid. De rechtbank acht de boetes passend en geboden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de boetes reeds zijn gematigd tot 10%.
17. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
18. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente en belastingrente heeft aangevoerd, dienen ook de beroepen inzake de beschikkingen heffingsrente en belastingrente ongegrond te worden verklaard.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.