ECLI:NL:RBGEL:2015:6410

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
05/881643-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningoverval met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen een gewelddadige woningoverval heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en moet een schadevergoeding van € 15.500,- betalen aan het slachtoffer. De overval vond plaats op 10 april 2014 in Epe, waar het slachtoffer, terwijl hij de deur opendeed voor wat hij dacht dat een pakketje was, werd overmeesterd door de daders. De verdachte en zijn mededaders bedreigden het slachtoffer met een vuurwapen, sloegen hem en bonden hem vast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval met veel geweld en bedreiging is gepleegd, wat leidde tot ernstige angst en onveiligheid voor het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de ernst van het delict, de recidive van de verdachte en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat hij ten tijde van de overval nog in proeftijd liep. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden als gevolg van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881643-14
Datum uitspraak : 13 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman : mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
30 juni 2015, 1 september 2015 en 29 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2014 te Epe - in/uit een woning en/of pand
gelegen aan de [adres 2] - tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een alarmpistool en/of een horloge en/of een
postzegelverzameling en/of een gouden ketting en/of een hoeveelheid geld en/of
één of meer sleutel(s) en/of een mobiele telefoon en/of een gouden dasspeld
en/of een gouden zegelring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- gewapend met één of meer vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende
voorwerp(en) en/of met gezichtsbedekkende kleding in de richting van die
woning en/of dat pand is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- ( nadat die [benadeelde] de deur opende) die [benadeelde] (direct) een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd
heeft/hebben gezet en/of gedrukt, in elk geval duidelijk zichtbaar (en
bedreigend) heeft/hebben vastgehouden en/of getoond en/of (vervolgens)
- ( nadat die [benadeelde] één of meer dader(s) vastpakte) die [benadeelde]
heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) geduwd en/of
(vervolgens)
- die [benadeelde] op de grond heeft/hebben geduwd en/of gegooid, in elk
geval naar de grond heeft/hebben gewerkt en/of (vervolgens)
- ( nadat die [benadeelde] derhalve op de grond lag) op die [benadeelde]
is/zijn gaan zitten en/of (nogmaals) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd heeft/hebben gezet en/of
gedrukt en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd en/of geroepen: "wij willen
geld en/of waar is het geld!", althans woorden van gelijke aard of strekking
en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] in een stoel heeft/hebben gezet en/of (vervolgens)
vastgebonden en/of (vervolgens)
- ( nadat die [benadeelde] had aangegeven waar de kluis was en/of de
daarbijbehorende code om deze te openen) tegen die [benadeelde]
heeft/hebben gezegd en/of geroepen: "waar is het geld, er moet meer zijn!",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- ( nadat die [benadeelde] had aangegeven waar zijn portemonnee lag) tegen
die [benadeelde] heeft/hebben gezegd en/of geroepen: "we komen nog wel
terug, er is meer te halen", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 april 2014 te Epe tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een personenauto heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn – aan het proces-verbaal gehechte – pleitnotities.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 10 april 2014 in zijn woning aan de [adres 2] te Epe door een aantal mannen is overvallen. Aangever zag rond 10:30 uur twee mannen aan komen lopen met een pakketje bij zich. Omdat aangever dacht dat het pakketje voor hem was heeft hij de voordeur geopend. Op dat moment zag hij dat een van de twee mannen hem direct een pistool tegen zijn hoofd duwde. Beide mannen droegen een bivakmuts. Aangever heeft toen een van de twee mannen meteen op de bovenkant van zijn hoofd vastgepakt en heeft de bivakmuts van zijn hoofd getrokken. Aangever kreeg daarop meteen een klap, werd zijn woning en vervolgens zijn kantoor ingeduwd en op de grond gegooid. [2] Daarbij ging een van de mannen met zijn knie op aangever zitten waarbij hij een pistool op aangevers hoofd zette. Aangever hoorde de mannen de hele tijd roepen: ‘Wij willen geld, waar is het geld?’. Toen aangever op de grond lag, kreeg hij een deken over zijn hoofd. Aangever hoorde dat er meer mensen in zijn woning waren. Aangever werd op een gegeven moment mee naar boven genomen. Boven zag hij dat er nog drie of vier personen waren die net naar beneden liepen. In de slaapkamer van aangever heeft de man met het pistool aangever op de grond gegooid, heeft hij aangever met een voorwerp tegen de zijkant van diens hoofd geslagen en heeft hij aangever meerdere malen tegen zijn ribbenkast geschopt. De man met het pistool is toen gelijk weer op aangever gaan zitten en heeft het pistool weer tegen zijn hoofd geduwd. Toen aangever de code van de kluis had gegeven, hebben ze de kluis gepakt en deze naar beneden gegooid. Aangever is toen weer naar beneden gebracht, alwaar hij weer zijn kantoor werd ingeduwd. Alles ging met veel geweld. In het kantoor is aangever op een stoel vastgebonden waarbij de man met het pistool zei: ‘Waar is het geld, er moet meer zijn’. Aangever heeft toen gezegd dat zijn portemonnee in zijn auto lag, waarop de daders de autosleutels hebben gepakt en de portemonnee uit de auto weg hebben genomen. De daders hebben een aantal goederen meegenomen: de autosleutel, de huissleutels en de mobiele telefoon met nummer [nr 1] . Ook hebben ze een kluis weggenomen met daarin een aantal documenten. [3] In de kluis zat ook een postzegelverzameling, een gouden bloedkoralen ketting, een dasspeld van goud en een gouden zegelring met een bloedkoralen steen. De daders hebben ook aangevers polshorloge van zijn pols gehaald en vanuit een kastje in de woonkamer een langwerpig plat horloge weggenomen. Boven hebben ze een houtskooltekening weggenomen en een alarmpistool. Uit de auto hebben de daders aangevers portemonnee weggenomen met daarin ongeveer € 300,- en diens bankpas en rijbewijs. [4] Alle mannen droegen donkere kleding en een bivakmuts. Eén van de mannen heeft ook gezegd: ‘We komen nog wel terug, er is meer te halen’. Ook hebben ze meerdere keren tegen aangever gezegd dat ze hem dood gingen schieten. [5]
Aangever heeft in een nader proces-verbaal nog verklaard dat er in ieder geval vier mannen in de woning zijn geweest. Aangever zag twee mannen aan komen lopen met een pakketje in hun handen en hij zag later, toen hij in zijn kantoor lag en iets over zijn hoofd kreeg, in ieder geval nog twee mannen lopen. De mannen droegen allen donkere broeken, maar niet van spijkerstof, maar van een soort werkbroekstof. [6]
In een proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant onder meer – zakelijk weergegeven – opgetekend, dat hij op 11 april 2014 belast was met een verkeerscontrole in de gemeente Heerde en dat hij tijdens deze verkeerscontrole op de kruising van de Kamperweg en de oprit van de Rijksweg A50, in de richting van Kampen/Zwolle, stond. Terwijl verbalisant op de vluchtstrook van de toe-rit van de A50 stond, zag hij in de berm een aantal pasjes liggen. Verbalisant zag dat de diverse pasjes op naam stonden van de hem bekende [benadeelde] . Tevens zag hij dat bovenaan het talud ter hoogte van de vindplaats van de pasjes, een portemonnee lag en dat daarin een rijbewijs zat dat op naam van [benadeelde] was gesteld. In de gevonden portemonnee was geen geld meer aanwezig. [7]
Forensische onderzoekers hebben in en rondom de woning van aangever forensisch (sporen)onderzoek gedaan. [8] De lege, met tape dichtgeplakte kartonnen bruine doos die door de daders is meegenomen naar de woning, is veiliggesteld. Deze kartonnen doos is in een eerder stadium open geweest en de originele inhoud daarvan is verwijderd. De lege doos is voor de overval weer dichtgeplakt met een strook (smaller) plakband. Deze strook plakband is transparant. Op de plakzijde van deze (smallere) strook plakband is een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat overeenkomt met de vingerafdruk van de verdachte. [9]
De getuige, [getuige] , heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij 10 april 2014 omstreeks 10:51 uur bezig was met de administratie bij restaurant [restaurant] , gevestigd aan de [adres 3] te Heerde. Vanuit haar werkplek had [getuige] zicht op een kleine parkeerplaats en het viel haar op dat er een blauwe auto (van het merk Audi) met redelijke snelheid de parkeerplaats op kwam rijden, dat deze auto stil bleef staan en dat de bijrijder uitstapte. Vervolgens zag ze achter uit de auto nog twee personen uitstappen. De personen die uitstapten hadden nagenoeg hetzelfde signalement als de bijrijder, namelijk: [signalement] . [getuige] zag vervolgens dat er twee personen in een voertuig stapten dat geparkeerd stond op de parkeerplaats. Dit voertuig was donker van kleur (van het merk Audi). Dit voertuig stond vlak achter de auto geparkeerd waar het eerstgenoemde voertuig stilstond. De blauwe auto is vervolgens weggereden in de richting van Heerde, de Eperweg op. Het andere voertuig, de zwarte Audi, met kenteken [kenteken] , is de oprit van de A50 in de richting van Zwolle opgereden. [getuige] kreeg direct daarna een melding van de 112-app dat er een overval was geweest op de [adres 2] in Epe. [getuige] sloeg meteen aan op wat zij zojuist op de parkeerplaats had gezien. [10]
Uit navraag bij de Rijksdienst voor Wegverkeer, afdeling kentekenregistraties, bleek dat de blauwe Audi, type A5 met kenteken [kenteken] , op naam stond van [betrokkene 1] . [11]
Ook zijn er mastgegevens onderzocht van de dag van de overval, tussen 10:00 uur en 11:00 uur van de basisstations die serving zijn voor perceel [adres 2] in Epe. [12]
De weggenomen telefoon van aangever met het nummer [nr 1] werd op 10 april 2014 om 10:49:46 uur actief op de zendmast Eperweg 55b in Heerde. [13]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte (vanaf 11 april 2014) gebruikmaakte van het telefoonnummer [nr 2] . Uit de gevorderde historische verkeersgegevens van dit nummer bleek dat deze in een iPhone4 met IMEI [imei] heeft gezeten. Dit IMEI‑nummer kwam op 10 april 2014 over de zendmasten aan de Rozenhof 101 en de Dwarsweg 14 in Epe om respectievelijk 10:30:10 en 10:47:12 uur. Op 10 april 2014 werd telefoonnummer [nr 3] door deze iPhone 4 gebruikt. Dit IMEI-nummer was op 10 april 2014 gekoppeld aan het telefoonnummer [nr 3] dat op naam stond van [naam] , wonende te Zutphen, zijnde de ex-vriendin van de verdachte. [14]
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bevestigd dat hij op 10 april 2014 met zijn auto naar Epe is gereden [15] omdat hij daar met [betrokkene 1] en met [betrokkene 2] had afgesproken om naar een klus te kijken.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het nummer dat in gebruik is bij [betrokkene 1] , [nr 4] , diverse contacten had met telefoonnummer [nr 5] dat in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Eén van hun contacten is [betrokkene 3] met het nummer [nr 6] , welk nummer op 10 april 2014 omstreeks 10:47 uur, net zoals het nummer dat in gebruik is bij de verdachte, de zendmast Dwarsweg 14 te Epe aanstraalde. [16]
Het nummer dat aan [betrokkene 1] kan worden gekoppeld, straalde op 10 april 2014 om 10:59 uur de zendmast Netelhorst 7 in Hattem aan. [17]
Een proces-verbaal inzake de verslaglegging van een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en zijn moeder op 5 april 2015 houdt onder meer in dat hij zijn moeder vertelt ‘Dat die jongens het echt wel gedaan hebben in Epe, want dat zei de jongen hier, die in alle beperkingen zit’. Dan vraagt zijn moeder wie dat is en dan zegt [medeverdachte 2] dat het om [verdachte] – zijnde verdachte – gaat. [medeverdachte 2] had hem even gesproken bij de deur omdat hij nieuwsgierig was. [verdachte] zou toen tegen [medeverdachte 2] gezegd hebben dat [medeverdachte 1] er ook bij betrokken was. Verder heeft [medeverdachte 2] verteld dat er weinig bewijs is en dat ‘alleen hun auto en hun telefoon daar waren geweest rond dezelfde tijd’. [18]
In een ander afgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en een onbekende man horen ze [medeverdachte 2] zeggen dat hij er klaar mee is en dat die gasten het wel gedaan hebben in Epe. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] het hem heeft verteld, maar dat de politie er nog niet zeker van is. [19]
Een chatsessie op 23 augustus 2014 om 12:40 uur tussen [nr 7] dat in gebruik was bij verdachte en [nr 8] dat op dat moment in gebruik was bij [medeverdachte 2] houdt in, aan het begin van het gesprek, de opmerking: ‘Gewoon aanbellen met doosje en slaan, ha, ha’. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij dat gesprek met verdachte heeft gevoerd. Verdachte zou die opmerking hebben gemaakt. [20]
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van beide feiten
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting van 29 september 2015 ontkend iets met de woningoverval op [benadeelde] te maken te hebben gehad.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De verdediging heeft ter terechtzitting een voorwaardelijk verzoek om aanhouding van de zaak gedaan. De verdediging stelt dat het wel kan kloppen dat er vingerafdrukken van de verdachte zijn gevonden op de kleefzijde van de tape, omdat de doos van verdachte was en hij die doos heeft aangeraakt. De verdediging stelt dat, als zich een vingerafdruk op de oorspronkelijke tape bevindt, en er nadien met een nieuwe tape overheen wordt geplakt met de kleefzijde van de nieuwe tape op de niet-kleefzijde van de oude tape, het verklaarbaar is dat de oorspronkelijke vingerafdruk wordt afgebeeld op het kleefgedeelte van de nieuwe tape. De verdediging wil dit graag nader laten onderzoeken door een expert.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot een nader onderzoek moet worden afgewezen, aangezien de vingerafdrukken goed zichtbaar en goed gedocumenteerd zijn en dat daarom de noodzaak ontbreekt voor het horen van een deskundige hierover. De verklaring die verdachte geeft voor het aanwezig zijn van de vingerafdruk op de kleefzijde van de tape waarmee de doos in tweede instantie is dichtgeplakt, kan niet kloppen omdat de vingerafdruk dan in spiegelbeeld zou moeten zijn aangetroffen, wat niet het geval is. De enige plausibele verklaring voor het aanwezig zijn van de vingerafdruk op die plek is dat verdachte de lege doos heeft dichtgeplakt.
Door de verdediging is ter terechtzitting een alternatief scenario naar voren gebracht met betrekking tot verdachtes aanwezigheid in Epe op 10 april 2014 rondom het tijdstip van de overval. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij in Epe was om samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar een stukadoorsklusje te kijken en dat verdachte op een parkeerplaats in zijn eentje is overgestapt in de auto van [betrokkene 1] , waarop zij samen (inclusief [betrokkene 2] , die ook in die auto zat) naar een klus zijn gereden.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, nu dit niet spoort met de getuigenverklaring van [getuige] die heeft aangegeven dat zij rond 10:50 uur de blauwe Audi aan zag komen rijden, dat drie personen uitstapten en twee van hen overstapten in een zwarte Audi met kenteken [kenteken] (op naam van [betrokkene 1] ), terwijl verdachte heeft aangegeven op een parkeerplaats in de auto van [betrokkene 1] te zijn gestapt en dat zij na het bekijken van de klus met die auto weer terugkeerden naar dezelfde parkeerplaats. Bovendien ondersteunt de verklaring van [betrokkene 1] inhoudende dat verdachte niet voor hem heeft gewerkt en dat hij niet weet of hij op 10 april 2014 samen met [betrokkene 2] in Epe is geweest, het alternatieve scenario niet. Daarnaast heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij nog nooit een klus heeft gedaan met verdachte waar verdachte en [betrokkene 1] samen bij waren en dat hij nog nooit in Epe is geweest voor een klus. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de woningoverval op 10 april 2014 te Epe heeft gepleegd. Verdachte heeft terzake van de hem belastende feiten, als hiervoor weergegeven geen plausibele verklaring gegeven en de rechtbank gaat ten aanzien van de gang van zaken tijdens de overval dan ook uit van de verklaring van aangever, uit welke verklaring naar voren komt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders. Verdachte is met zijn mededaders onder valse voorwendselen de woning van aangever binnengegaan en zij hebben aangever met toepassing van geweld en onder bedreiging van geweld gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank acht de diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en met bedreiging van geweld door twee of meer verenigde personen wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 10 april 2014 te Epe – in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] – tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een alarmpistool en een horloge en een postzegelverzameling en een gouden ketting en een hoeveelheid geld en sleutels en een mobiele telefoon en een gouden dasspeld en een gouden zegelring, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders
  • gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met gezichtsbedekkende kleding in de richting van die woning zijn gegaan en vervolgens
  • nadat die [benadeelde] de deur opende die [benadeelde] direct een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd hebben gezet en gedrukt, in elk geval duidelijk zichtbaar (en bedreigend) hebben vastgehouden en getoond en (vervolgens)
  • nadat die [benadeelde] één daders vastpakte die [benadeelde] hebben gestompt en vervolgens geduwd en vervolgens
  • die [benadeelde] op de grond hebben gegooid, en vervolgens
  • nadat die [benadeelde] derhalve op de grond lag op die [benadeelde] zijn gaan zitten en nogmaals een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd hebben gezet en vervolgens
  • tegen die [benadeelde] hebben geroepen: ‘Wij willen geld en waar is het geld!’, en vervolgens
  • die [benadeelde] in een stoel hebben gezet en vervolgens vastgebonden en vervolgens nadat die [benadeelde] had aangegeven waar de kluis was en de daarbij behorende code om deze te openen tegen die [benadeelde] hebben geroepen: ‘Waar is het geld, er moet meer zijn!’, en vervolgens
  • nadat die [benadeelde] had aangegeven waar zijn portemonnee lag tegen die [benadeelde] hebben geroepen: ‘We komen nog wel terug, er is meer te halen’;
2.
hij op 10 april 2014 te Epe tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de hoogte van de op te leggen straf ermee rekening moet worden gehouden dat uit het dossier naar voren komt dat er sprake is van beperkt fysiek geweld en dat er geen sprake is van ernstig letsel. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 juli 2015;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 2 april 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een brute woningoverval op een man in zijn eigen woning. Het slachtoffer is overmeesterd, terwijl hij nietsvermoedend de deur opendeed om, naar wat hij dacht, een pakketje aan te nemen, waarbij hem direct een vuurwapen op zijn hoofd is gezet. Het slachtoffer is vervolgens meerdere keren gestompt en geslagen en naar de grond gewerkt. Ook is hem meermalen een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen zijn hoofd gezet, waarbij tegen hem is geroepen dat ze geld wilden hebben. Ook is hij vastgebonden. Voordat de daders wegliepen werd nog geroepen: ‘We komen nog wel terug, er is nog meer te halen’. De daders hebben meerdere keren gedreigd om het slachtoffer dood te schieten. Het slachtoffer wist zichzelf na een tijdje los te maken en heeft 112 gebeld.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op nietsontziende wijze gehandeld om ten koste van het slachtoffer aan geld te komen. Het slachtoffer heeft zich, zoals blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier, zeer angstig gevoeld, maar ook onmachtig en boos door wat er met hem is uitgehaald. Sinds de overval heeft het slachtoffer lange tijd last gehad van angstaanvallen. Deze angst en ontreddering hebben enkele maanden aangehouden. Daarbij speelde de zorg om zijn echtgenote een rol, omdat die toen en nu nog buitengewoon bang is. ‘Het mooie plekje waar het slachtoffer woont en waar hij zijn bedrijf heeft, voelt desondanks een stuk minder veilig aan.’
Naar de ervaring leert, zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het slachtoffer en direct betrokkenen. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid. Verdachte neemt hier door zijn ontkennende houding géén verantwoordelijkheid voor.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat ten nadele van verdachte meegewogen dat uit zijn strafblad blijkt dat hij al meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen voor (deels soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering, waarin eveneens wordt aangehaald dat verdachte een 21 pagina’s tellend strafblad heeft. Van 2001 tot 2011 heeft verdachte minimaal een keer per jaar een straf over zich horen uitspreken en vaak betrof het zaken waarbij meerdere delicten aan de orde waren. Bij verdachte is sprake van zowel een hardnekkig delictpatroon als van een recidiverend gedragspatroon, waarbij hij met regelmaat de grenzen van de wet overtreedt. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De rechtbank heeft meegewogen dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De LOVS‑oriëntatiepunten houden als een begin van denken over de straftoemeting in dit soort zaken een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar in. Verdachte is al eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en liep ten tijde van de woningoverval nog in een tweetal proeftijden. Deze voorwaardelijke straffen hebben verdachte er niet van weerhouden wederom een ernstig delict te plegen. Bovendien rechtvaardigt de ernst van het feit een straf die hoger is dan de oriëntatiepunten als uitgangspunt geven. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de overval, overdag in de woning van het slachtoffer, in vereniging is gepleegd, dat er diverse malen gebruik is gemaakt van bedreiging met een vuurwapen en dat de overval van tevoren goed is doordacht. In de door de raadsman naar voren gebrachte omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte voor een lagere straf in aanmerking te laten komen.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend bij de ernst van het begane delict. De rechtbank zal verdachte voor de woningoverval een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar opleggen, met aftrek van de tijd die door hem in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 26.453,34.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van in totaal € 15.500,- (hoofdelijk) toe te wijzen (te weten € 10.000,- inzake materiële schade en € 5.500,- inzake immateriële schade), waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, alsmede toewijzing van de wettelijke rente vanaf 10 april 2014.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft inzake deze vordering van de benadeelde partij gepleit overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde]als gevolg van het hierboven onder punt 3 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.280,07,- (te weten: € 29,77 inzake de eigen bijdrage medicijnen, € 22,- inzake het aangehouden telefoonabonnement, € 135,80 voor het leveren van de nieuwe autosleutel, € 5,- voor het slijpen van de sleutel, € 37,50 voor het inleren van de sleutel, € 50,- inzake één uur arbeidsloon en € 4.000,- inzake immateriële schade), voor welk bedrag verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag hoofdelijk te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de behandeling van dit deel van de vordering (met name het gevorderde in verband met de post verminderd bedrijfsresultaat) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het toegewezen bedrag vanaf 10 april 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 4.280,07vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde]een bedrag
te betalen van € 4.280,07, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 51 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk‑Velner, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, Districtelijk Overvallen Team “Roodsel”, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014049318, gesloten op 11 juni 2015 te Apeldoorn en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen‑verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] , pag. 189.
3.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde] , pag. 193.
4.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde] , pag. 193.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] , pag. 190.
6.Proces-verbaal van verhoor van [benadeelde] , pag. 193.
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pag. 200.
8.Proces-verbaal van Sporenonderzoek, pag. 100.
9.Rapport dactyloschopisch onderzoek, pag. 564-566 en Proces-verbaal van bevindingen, pag. 568.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pag. 598-599.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 710.
12.Proces-verbaal van bevindingen inzake historische telecom verkeersgegevens, pag. 844-851.
13.Proces-verbaal van bevindingen inzake historische telecom verkeersgegevens, pag. 850.
14.Proces-verbaal van bevindingen inzake historische telecom verkeersgegevens, pag. 848-849.
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 946.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 812.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 815.
18.Proces-verbaal verslaglegging tapgesprek, pag. 1.016.
19.Proces-verbaal van verslaglegging tapgesprek, pag. 1.018.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 744 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , pag. 1007-