ECLI:NL:RBGEL:2015:6405

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
05/840810-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen 30-jarige Arnhemmer wegens poging tot zware mishandeling en vernieling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte was betrokken bij een incident op 11 september 2014, waarbij hij met zijn auto frontaal tegen een voertuig botste waarin een ander, [slachtoffer 1], zich bevond. Dit resulteerde in een gebroken borstbeen en andere verwondingen voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar roekeloos had gereden, maar niet met de intentie om iemand te doden of zwaar letsel toe te brengen. Daarom werd hij vrijgesproken van de zwaarste aanklacht, maar de rechtbank achtte het meer subsidiair ten laste gelegde wel bewezen.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor het toebrengen van letsel aan zijn vader, [slachtoffer 2], door tegen de ruit van zijn auto te trappen, wat resulteerde in een gebroken ruit en letsel aan het hoofd van zijn vader. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn vader, en achtte deze aanklacht bewezen.

Verder was er een derde slachtoffer, [slachtoffer 3], die ook letsel had opgelopen door de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook hier de aanmerkelijke kans op letsel had aanvaard. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van de feiten leed aan een psychotische stoornis. De rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840810-14
Datum uitspraak : 19 oktober 2015
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [geboorteplaats] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, optredende namens mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 05 oktober 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen wijziging tenlastelegging ten aanzien van feit 2, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een voertuig (auto) met (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen frontaal tegen het tegemoet komende voertuig (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich als bestuurder bevond is gebotst en/of gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, heeft toegebracht door met een voertuig (auto) met (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen frontaal tegen het tegemoet komende voertuig (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich als bestuurder bevond te botsen en/of te rijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een voertuig (auto) met (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen frontaal tegen het tegemoet komende voertuig (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich als bestuurder bevond is gebotst en/of gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Brabantweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een voertuig (auto) met (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen frontaal tegen het tegemoet komende voertuig (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich als bestuurder bevond is gebotst en/of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (zijn vader) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (krachtig) tegen een ruit van een portier aan de bestuurders zijde van een auto waarin die [slachtoffer 2] zich aan de bestuurders zijde bevond heeft getrapt en/of geschopt (ten gevolge waarvan die ruit is vernield) en waarbij zijn voet/been het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door (krachtig) tegen een ruit van een portier aan de bestuurders zijde van een auto waarin die [slachtoffer 2] zich aan de bestuurders zijde bevond te trappen en/of te schoppen (ten gevolge waarvan die ruit is vernield) en waarbij zijn voet/been het hoofd van [slachtoffer 2] raakte;
3.
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 3] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen;
4.
hij op of omstreeks 11 september 2014 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Arnhem op/aan de Brabantweg, op of omstreeks 11 september 2014 de (voornoemde) plaats van het vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer 1] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
6.
hij in of omstreeks 15 september 2014 tot en met 16 september 2014 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, en wel:
  • (ter hoogte van de [adres 1] ) een personenauto (merk Suzuki, type Ignis, gekentekend [kenteken 1] ) toebehorende aan [benadeelde 1] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 1] ) een rooster (van een afvoerpijp) toebehorende aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 2] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 3] ) een of meer dakpannen en/of nokpannen, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 4] ) een personenauto (merk Renault, type Megane, gekentekend [kenteken 2] ) en/of een personenauto (merk Nissan, type Micra, gekentekend [kenteken 3] ) toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 5] ) een dakraam en/of een of meer dakpannen en/of nokpannen, toebehorende aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 6] en/of
  • (ter hoogte van de [adressen] ) een of meer dakpannen en/of dakdoorvoeren (van de ontluchtingskanalen), toebehorende aan [benadeelde 11] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 6] ) een hek met gaas (kleur zwart), een dakgoot en/of een (plastic) afvoerpijp, toebehorende aan [benadeelde 7] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 7] ) twee, althans een of meerdere (schoorsteen)pijpen en/of een spaanplaat, toebehorende aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 8] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 8] ) een of meer dakpannen, een ontluchtingsbuis (van de cv-ketel) en/of een dak, toebehorende aan [benadeelde 9] en/of
  • (ter hoogte van de [adres 9] ) een boom en/of een (plastic) afvoerpijp, toebehorende aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 10] ;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Het is een feit van algemene bekendheid dat het rijgedrag zoals verdachte heeft laten zien risico’s met zich brengt. De door verdachte verrichte handelingen, onder meer het rijden over een fietspad en bewust de handrem aantrekken om zijn auto tot stilstand te brengen voor een auto uit tegenovergestelde richting, zijn zonder meer aanmerkelijk gevaarlijk te noemen. Verdachte wilde zijn vader tot stoppen dwingen. Door te handelen zoals verdachte op dat moment gedaan heeft, heeft hij bewust het risico aanvaard dat een ongeval met, gelet op de gereden snelheid, dodelijke afloop zou kunnen plaatsvinden.
De verdediging heeft aangevoerd dat slechts het meest subsidiaire bewezen kan worden en verdachte van het primaire, subsidiaire en meer subsidiaire moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft niet “willens en wetens” getracht om iemand van het leven te beroven of om deze letsel of schade toe te brengen. Verdachte is met heel andere bedoelingen in de auto gestapt en heeft gehandeld zoals hij gehandeld heeft. Het is verdachte niet aan te rekenen dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft iemand schade toe te brengen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte had op 11 september 2014 voor zijn woning ruzie met zijn vader. De vader van verdachte is met zijn personenauto weg gereden. Verdachte is toen in het voertuig van zijn werk ingestapt en daarmee achter zijn vader aangereden. Daarbij is hij bewust over een fietspad en een fietsersbrug gereden omdat dat sneller zou gaan. Een op die fietsersbrug staand paaltje heeft verdachte omver gereden. Toen verdachte de auto van zijn vader zag heeft hij op enig moment bewust aan de handrem getrokken en zijn voertuig op de andere rijbaan gestuurd. Verdachte deed dit met de intentie om zijn voertuig voor het voertuig van zijn vader te brengen om hem zo te laten stoppen. Op het moment van de door verdachte verrichte handelingen reed hij, naar eigen zeggen, met een snelheid van ongeveer 60 tot 70 kilometer per uur. Als gevolg van de door verdachte verrichte handelingen is hij gebotst tegen de op die andere rijbaan rijdende personenauto. [slachtoffer 1] was de bestuurder van laatstgenoemd voertuig. Hij heeft verklaard dat de auto van verdachte uit het niets kwam. [slachtoffer 1] heeft aan het ongeval een gebroken borstbeen en schaafwonden overgehouden.
Gelet op de wijze waarop verdachte gereden heeft, namelijk over een fietspad en een fietsersbrug met een snelheid van ongeveer 60 tot 70 kilometer per uur, en hij vervolgens bewust de andere weghelft heeft op gestuurd en aan de handrem heeft getrokken om te bewerkstelligen dat het voertuig van zijn vader zou stoppen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een ongeval zou volgen, maar niet dat dit zonder meer tot de dood van een verkeersdeelnemer ( [slachtoffer 1] ) zou leiden. Daarvoor biedt het procesdossier naar het oordeel van de rechtbank te weinig aanknopingspunten. Een bewuste aanvaarding door verdachte van de kans op het als gevolg van zijn handelen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel acht de rechtbank om de door de officier van justitie aangevoerde omstandigheden, daarentegen wel aanwezig.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Uit de verklaring van [arts] , arts, volgt immers dat verdachte een gebroken borstbeen en schaafwonden heeft bekomen van het ongeval. Er is geen ander in- of uitwendig letsel geconstateerd. Volgens de arts bedroeg de duur van de genezing zes tot acht weken. Gelet hierop, het bepaalde in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht en bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad ter zake, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Wel is bewezen dat, gezien voorgaande overwegingen met betrekking tot verdachtes rijgedrag, daarop een aanmerkelijk kans bestond welke verdachte voor lief heeft genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte opzettelijk heeft gepoogd zijn vader zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft met kracht tegen de ruit van de portier aan de bestuurderskant van de auto getrapt waardoor die ruit kapot is gegaan.
De verdediging heeft verwezen naar de brief van de vader van verdachte van 18 september 2015, die ter zitting is overgelegd, waaruit volgt dat de vader zijn aangifte wenst in te trekken. Verzocht is daarmee rekening te houden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vraag die de rechtbank met betrekking tot feit 2 dient te beantwoorden is of verdachte door zijn handelen de opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het betreft hier de vraag naar voorwaardelijk opzet. Volgens de Hoge Raad moet de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Verdachte verklaart dat hij ruzie had met zijn vader. De vader van verdachte verklaart dat hij zag dat verdachte op hem af kwam rennen en dat hij wilde vertrekken. Hij is vervolgens in zijn auto gestapt, waarna verdachte met zijn voet met kracht tegen de ruit van de portier van de bestuurderszijde trapte. Als gevolg van deze trap spatte de ruit uit elkaar en de vader van verdachte voelde op dat moment een stekende pijn in zijn gezicht. Als gevolg van de trap van verdachte is de vader met zijn hoofd tegen een wandelwagen, die in de auto lag, gekomen.
Op grond van de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is algemeen bekend dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is. Door het intrappen van een ruit waarachter zich het hoofd van de vader van verdachte in de onmiddellijke nabijheid bevond, is de kans aanmerkelijk dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, niet alleen door het uiteenspattend glas van de ingetrapte ruit, maar ook door het raken van het hoofd. Hoewel verdachte mogelijk niet het voornemen heeft gehad om zijn vader zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft hij door zijn handelwijze zoals hiervoor omschreven wel degelijk de aanmerkelijke kans hierop op de koop toe genomen. Dat de vader van verdachte kennelijk de wens heeft om zijn verklaring in te trekken, doet aan de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden niet af.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 3:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gepoogd de buurman, [slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door tegen diens hoofd te schoppen.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte [slachtoffer 3] tegen de borst heeft geschopt en niet tegen diens hoofd, waardoor het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. Uit de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van de vader van verdachte volgt dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 3] heeft geschopt. Op foto’s in het dossier is te zien dat [slachtoffer 3] letsel had op zijn hoofd. De enkele stelling van verdachte ter terechtzitting dat hij [slachtoffer 3] niet tegen het hoofd, maar wel tegen zijn bovenlichaam heeft geschopt, heeft de rechtbank niet tot de overtuiging geleid dat er iets anders is gebeurd dan aangever en de vader van verdachte hebben verklaard.
Ook hier geldt dat het hoofd een uitermate kwetsbaar lichaamsdeel is en dat verdachte, door met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer 3] te trappen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 3] ernstig letsel zou toebrengen.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een voertuig (auto) met
(zeer)hoge snelheid,
althans met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatseen
/ofzonder
(voldoende
)te remmen frontaal tegen het tegemoet komende voertuig (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich als bestuurder bevond is gebotst en/of gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (zijn vader) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(krachtig
)tegen een ruit van een portier aan de bestuurders zijde van een auto waarin die [slachtoffer 2] zich aan de bestuurders zijde bevond heeft getrapt
en/of geschopt (ten gevolge waarvan die ruit is vernield
)en waarbij zijn voet/been het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks11 september 2014 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 3] één of meermalen
(krachtig
)tegen
/ophet hoofd
en/of het lichaamheeft geschopt
en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op
of omstreeks11 september 2014 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Arnhem op
/aande Brabantweg, op
of omstreeks11 september 2014 de
(voornoemde
)plaats van het vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,een ander
(te weten [slachtoffer 1]
), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
6.
hij
in ofomstreeks 15 september 2014 tot en met 16 september 2014 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt,en wel:
  • (ter hoogte van de [adres 1]
    )een personenauto
    (merk Suzuki, type Ignis, gekentekend [kenteken 1]
    )toebehorende aan [benadeelde 1] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 1]
    )een rooster
    (van een afvoerpijp
    )toebehorende aan [benadeelde 11]
    en/of [benadeelde 2]en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 3]
    ) een of meerdakpannen en
    /ofnokpannen, toebehorende aan [benadeelde 3] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 4]
    )een personenauto
    (merk Renault, type Megane, gekentekend [kenteken 2]
    )en
    /ofeen personenauto
    (merk Nissan, type Micra, gekentekend [kenteken 3]
    )toebehorende aan [benadeelde 4] en
    /of[benadeelde 5] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 5]
    )een dakraam en
    /of een of meerdakpannen en
    /ofnokpannen, toebehorende aan [benadeelde 11]
    en/of [benadeelde 6]en
    /of
  • (ter hoogte van de [adressen]
    ) een of meerdakpannen en
    /ofdakdoorvoeren (van de ontluchtingskanalen), toebehorende aan [benadeelde 11] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 6]
    )een hek met gaas (kleur zwart), een dakgoot en
    /ofeen
    (plastic
    )afvoerpijp, toebehorende aan [benadeelde 7] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 7]
    )twee,
    althans een of meerdere (schoorsteen
    )pijpen en
    /ofeen spaanplaat, toebehorende aan [benadeelde 11]
    en/of [benadeelde 8]en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 8]
    ) een of meerdakpannen, een ontluchtingsbuis
    (van de cv-ketel
    )en
    /ofeen dak, toebehorende aan [benadeelde 9] en
    /of
  • (ter hoogte van de [adres 9]
    )een boom en
    /ofeen
    (plastic
    )afvoerpijp, toebehorende aan [benadeelde 11]
    en/of [benadeelde 10];
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 5:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Omtrent verdachte is een monodisciplinair rapport opgemaakt door drs. [deskundige 1] , psychiater/ supervisant en drs. [deskundige 2] , psychiater/supervisor, gedateerd 1 juli 2015. Ten behoeve van het rapport heeft de psychiater verdachte zelf onderzocht, medische informatie van verdachte ingewonnen bij De Braamberg, medische gegevens van verdachten uit het BOPZ-dossier betrokkene en de partner van verdachte gesproken. Op grond van dit onderzoek heeft de psychiater geconcludeerd dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten lijdende was aan een psychotische stoornis, waarschijnlijk als decompensatie bij ADHD. Er was bij verdachte sprake van een floride psychose met paranoïde wanen, grootheidswanen en hallucinaties. Ten gevolge van de psychose waren er forse kritiek- en oordeelsstoornissen en beperkingen in het hanteren van overzicht en organisatie. Er waren ten tijde van de feiten beperkingen in zijn denken, voelen, willen, handelen en omgaan met prikkels. Vanuit de aandachtstoornis met hyperactiviteit en onoplettendheid is verdachte al kwetsbaar met impulsief gedrag en heeft hij moeite met het hanteren van prikkels en het houden van overzicht. Verdachte stond onder grote druk door verschillende sociale stressoren waaronder financiële problemen van zijn partner, relatieproblemen en het dreigend uiteenvallen van zijn gezin.
Indien de feiten bewezen worden geacht wordt geadviseerd om verdachte voor alle feiten afzonderlijk als niet toerekeningsvatbaar te verklaren. Tot slot is in het rapport vermeld dat er geen verhoogd recidiverisico bestaat omdat verdachte vanaf september 2014 in een verplichtend kader is behandeld bij De Braamberg en zich aan de voorwaarden heeft gehouden. Deze behandeling is overeenkomstig een artikel 37 Wetboek van Strafrecht plaatsing. Het blijft wel essentieel dat verdachte onder behandeling blijft, maar hij is daartoe gemotiveerd. Dat heeft ertoe geleid dat er geen verlenging meer is gevorderd van de rechterlijke machtiging.
De rechtbank sluit zich aan bij deze conclusie en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie moet vastgesteld worden dat verdachte niet strafbaar is.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft primair verzocht tot aanhouding van de zaak voor de duur van zes maanden. Daartoe heeft zij aangegeven dat door de deskundigen is aangegeven dat bij verdachte geen sprake is van herhalingsgevaar. Een en ander is echter nog wel fragiel. De afgegeven rechterlijke machtiging op grond waarvan verdachte opgenomen is geweest, is eerst in augustus 2015 afgelopen. De omstandigheden die in september 2014 tot de psychose hebben geleid zijn op dit moment nog onverkort aanwezig. Voornoemde aanhouding voor de duur van zes maanden acht de officier van justitie nodig om eventueel alsnog het opleggen van een maatregel te vorderen. Subsidiair heeft zij geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich verzet tegen aanhouding van de zaak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de officier van justitie af. In het omtrent verdachte opgemaakt monodisciplinair rapport, noch uit de overige inhoud van het dossier is enige aanleiding te vinden die het verzoek van de officier van justitie zouden kunnen ondersteunen. Verdachte is geruime tijd in het kader van een rechterlijke machtiging opgenomen geweest. De medicatie, nodig ter voorkoming van het terechtkomen in een psychose, is juist ingesteld en verdachte heeft aangegeven die medicatie te zullen blijven gebruiken. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte ter zitting heeft verklaard een herhaling van voornoemde feiten te willen voorkomen en in dat verband mee te willen blijven werken aan behandeling en begeleiding.
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 augustus 2015;
- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 30 september 2015;
- voornoemd monodisciplinair rapport van drs. [deskundige 1] , psychiater/supervisant, en
drs. [deskundige 2] , psychiater/supervisor gedateerd 1 juli 2015.
Nu verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt aangemerkt zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft voegingsformulieren ontvangen van de navolgende benadeelde partijen:
  • [benadeelde 1] ;
  • [benadeelde 11] , gemachtigde [naam] ;
  • [slachtoffer 3] .
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [slachtoffer 3] waren ten tijde van de terechtzitting in persoon aanwezig. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft weliswaar een voegingsformulier ingediend maar geen (schade)bedrag ingevuld. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij [slachtoffer 3] desgevraagd opgemerkt geen vordering te willen indienen. De rechtbank zal op grond van het voorgaande de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 11] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 6 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 821,14 ( [benadeelde 1] ) en € 3.093,25 ( [benadeelde 11] ).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, wanneer verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en er geen straf of maatregel wordt opgelegd, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging en geen straf of maatregel wordt opgelegd, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 39, 45, 57, 91, 302, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 7, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart
verdachte niet strafbaaren
ontslaatverdachte voor de bewezenverklaarde feiten van alle
rechtsvervolging;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 11] en [slachtoffer 3] :
 verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter),
mr. J. Barrau en mr. R.G.J. Welbergen, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2015.
Mr. Welbergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.