ECLI:NL:RBGEL:2015:6395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
05/720270-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en veroordeling tot gevangenisstraf voor doodslag na fatale steekpartij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn vriendin, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 oktober 2014 zijn vriendin in zijn woning in Arnhem heeft gedood door haar met een mes in de nek te steken. De officier van justitie heeft vrijspraak van moord bepleit, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte met voorbedachte raad handelde. De verdediging heeft een algehele vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor doodslag. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen en de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doodsoorzaak een diepe steekwond in de nek was, veroorzaakt door een groot vleesmes dat in de woning van de verdachte werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft hem verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de erven van [slachtoffer], toegewezen voor een bedrag van € 6.301,87, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720270-14
Datum uitspraak : 14 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
raadsman: mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen 4 februari 2015, 29 april 2015, 22 juli 2015 en van 30 september 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] heeft vermoord dan wel haar heeft gedood door haar een of meermalen in de nek/hals dan wel in het lichaam te steken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 oktober 2014 is kort na de 112-melding (omstreeks 20:56 uur) [slachtoffer] dood in de woning van verdachte aan de [adres] te Arnhem aangetroffen. [3] Daarbij staat met 95 procent zekerheid vast dat zij om 20:42 uur, dan wel tussen 17:54 uur en 21:00 uur is overleden. [4] In de woning was verder alleen verdachte aanwezig. [5] De ramen en buitendeuren van de woning van verdachte waren afgesloten en vertoonden geen braakschade. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigd kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Verdachte dient volgens de officier van justitie daarom ook van moord te worden vrijgesproken. De officier van justitie is van mening dat wel kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] door haar eenmaal met een mes in de nek/hals te steken opzettelijk heeft gedood.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een algehele vrijspraak bepleit. Er kan niet worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die de dodelijke messteek aan [slachtoffer] heeft toegebracht. Er is sprake van losse eindjes en alternatieve scenario’s kunnen niet worden uitgesloten.
Wanneer de rechtbank dit bewijsverweer van de verdediging niet volgt, dient verdachte volgens de verdediging in ieder geval te worden vrijgesproken van moord. Uit het dossier volgt niet dat verdachte na kalm en rustig beraad tot zijn daad is gekomen. Er kan daarom niet worden bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachte raad.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd. Bij de 112-melding heeft hij aangegeven dat hij net wakker is en nog niet heeft gevoeld of [slachtoffer] nog leeft. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij bezig was op de computer, zich op een bepaald moment omdraaide en ineens [slachtoffer] op de grond in een plas bloed zag liggen. Vervolgens zou hij haar pols hebben gevoeld en 112 hebben gebeld. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] weg heeft zien gaan. Hij is vervolgens naar bed gegaan (dan wel gaan slapen) en is – nadat hij weer wakker is geworden – naar de computer in de woonkamer gelopen. Op het moment dat hij achter de computer zat, keek hij om en zag hij [slachtoffer] liggen. Hij weet niet wat er met haar gebeurd is. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
De melding en het aantreffen van [slachtoffer]
Op 26 oktober 2014 omstreeks 20:56 uur werd de volgende melding ontvangen:
“CM: Dag met wie spreek ik?
MLD: Met [verdachte] . (…)
CM: Wat is er aan de hand?
MLD: Uhmm de is moord bij mij gepleegd thuis.
CM: Bij u thuis?
MLD: ja.
CM: Maar wie is er vermoord dan?
MLD: Uhh mevrouw [slachtoffer] (fon), mevrouw [slachtoffer] . (…)
CM: En wie heeft dat gedaan?
MLD: Ik, denk ik. (…)
CM: En zij ligt nu op de grond?
MLD: Ja.
CM: In de woonkamer?
MLD: In de keuken. (…)
CM: En zij leeft niet meer?
MLD: Nee.
CM: Dat weet u zeker?
MLD: Dat weet ik zeker.
CM: Want dat heeft u gevoeld, zoals ik u vroeg?
MLD: Ja”. [7]
Vervolgens is [slachtoffer] al voorover liggend in de keuken aangetroffen. Haar benen lagen in de woonkamer met daarbij haar rechtervoet in een wok, waarbij haar voet al bijna in de deuropening van de gang naar de woonkamer lag. [8] Verder lag ze op ongeveer één meter afstand van de computer (staande op de witte kast) in de woonkamer van verdachte. [9]
De bovenkleding – waaronder een shirt - van [slachtoffer] was omhoog geschoven. In de nek van het slachtoffer was een diepe steekwond te zien. [10] Verdachte heeft – in tegenstelling tot zijn verklaring bij de politie – ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] op een andere plaats/wijze heeft aangetroffen. De getuige [getuige 1] heeft echter ter terechtzitting bevestigd dat [slachtoffer] in deze positie door de politie is aangetroffen. [11]
De getuigen
Zoals overwogen wordt het tijdstip van overlijden (met 95% zekerheid) geschat op 20:42 uur, dan wel tussen 17:54 uur en 21:00 uur.
Dit past bij de verklaring [getuige 2] die rond 20:50 uur geschreeuw heeft gehoord. [12] [getuige 3] heeft verklaard dat zij rond 20:30 uur gestommel hoorde in de woning van verdachte boven haar. In de keuken hoorde zij het meeste lawaai, een flinke knal, alsof er boven iets tegen de verwarming aanviel. Ze hoorde anders nooit wat. [13]
[getuige 4] heeft verklaard dat kort voordat zij wegging (ongeveer om 18:00 uur) [slachtoffer] bij verdachte aanbelde en binnen kwam. [14] [getuige 5] heeft verklaard dat zijn zus [slachtoffer] rond 17:00 uur weer naar verdachte is gegaan. Normaal gesproken komt zij vervolgens rond 21:00 uur weer thuis, maar om 21:15 uur was ze er nog niet. [15] Verder heeft [getuige 5] verklaard dat zijn zus geen huissleutels had van de woning van verdachte. [16]
Gelet op dit voorgaande in samenhang met de omstandigheid dat de ramen en buitendeuren van de woning van verdachte waren afgesloten en geen braakschade vertoonden, acht de rechtbank de verklaring van verdachte - dat [slachtoffer] tussentijds is weggegaan en hij haar later dood in zijn woning heeft gevonden - niet aannemelijk geworden.
Nu verder [slachtoffer] op ongeveer één meter afstand van de computer in de woonkamer is aangetroffen (met haar benen bijna in de deuropening), acht de rechtbank de verklaring van verdachte bij de politie - dat hij bezig was op de computer, omdraaide en ineens [slachtoffer] zag liggen - dan wel zijn verklaring ter terechtzitting - dat hij naar de computer liep, om keek en [slachtoffer] zag liggen - niet aannemelijk en ongeloofwaardig.
De doodsoorzaak en sporen
Uit het sectieverslag volgt het volgende:
“Overledene: [slachtoffer] (Rechtbank: [slachtoffer] ) (...)
Bij sectie werd een bij leven opgelopen steekwond rechts in de nek gevonden met een begeleidend steekkanaal van circa 12 centimeter. In het steekkanaal waren enkele halswervels geraakt met daarbij doorsnijden van de wervelslagader links en klieving van het ruggenmerg ter hoogte van de derde halswervel. Het letsel past bij steken met een scherp snijdend voorwerp zoals een mes en gezien de aanwezigheid van een scherpe en een stompe punt kan een eenzijdig (scherprandig) snijdend mes worden overwogen. Het overlijden wordt zonder meer verklaard op grond van functieverlies van het ruggenmerg, (verschijnselen van een hoge dwarslaesie met verlammingsverschijnselen van de ademhalingsspieren), functieverlies van de hersenen (door ruimte innemende werking van het bloed in de achterste schedelgroeve) en door algeheel functieverlies en weefselschade door het opgetreden hevige bloedverlies”. [17]
Voor het veroorzaken van dergelijk letsel is aanzienlijke kracht nodig. [18]
Op het aanrecht van de keuken werd een groot vleesmes aangetroffen. Het mes was nog enigszins nat en het lemmet ter hoogte van het handvat was nog wat bebloed. De onderzoekers concluderen dat het mes kennelijk onder de kraan is schoongespoeld. Dit past ook bij de waterige rode vlekken in de gootsteen en de omstandigheid dat op het mes wel sporen maar geen DNA meer is aangetroffen. [19] Er is verder onderzoek gedaan naar de wasbak en daarbij is onder meer geconstateerd dat er bloed in de wasbak zat. [20] Uit nader onderzoek naar het mes – met een lengte van ongeveer 32,7 centimeter - volgt dat het mes met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid (10.000 tot 1.000.000) het wapen is geweest waarmee de halswervels van [slachtoffer] zijn geraakt en het mes dus het moordwapen is geweest. [21] Verdachte heeft verklaard dat alles in de woning – waaronder het mes – van hem was. [22]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] met het mes uit de woning van verdachte – waar zich geen andere personen bevonden en waar geen braaksporen zijn aangetroffen – is gedood.
Verder is het lichaam van verdachte onderzocht op de aanwezigheid van sporen. Tijdens dit onderzoek zijn onder meer een bloedveeg op zijn rechter scheenbeen en bloed op zijn buik (links van de navel) aangetroffen. [23] Uit het onderzoek volgt dat het bloed op het scheenbeen en bij de navel van verdachte van [slachtoffer] afkomstig is. [24] Verder is op het T-shirt (buitenzijde van de onderkant) – zoals overwogen omhoog geschoven – van het slachtoffer [slachtoffer] zowel het DNA van het slachtoffer als van verdachte aangetroffen. [25]
Deze sporen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer te verklaren door contact met het lichaam van [slachtoffer] na haar overlijden. Gelet op dit voorgaande gaat het naar het oordeel van de rechtbank om dadersporen die vragen om een verklaring. Verdachte heeft geen verklaring voor de aanwezigheid van deze sporen gegeven.
Alternatief scenario?
Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdediging de “losse eindjes en alternatieve scenario’s” op geen enkele wijze heeft onderbouwd en deze ook overigens niet aannemelijk zijn geworden. Niets in het dossier wijst op een derde die in de woning van verdachte zou zijn binnengedrongen (dan wel zich op enige wijze binnen heeft bevonden) en [slachtoffer] (met veel kracht) heeft gedood.
Concluderend
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder:
  • de inhoud van de 112-melding;
  • dat [slachtoffer] na de 112-melding daadwerkelijk dood in de woning van verdachte is aangetroffen;
  • dat getuigen rond het tijdstip van overlijden gestommel/geschreeuw hebben gehoord afkomstig uit de flat van verdachte;
  • dat verdachte en [slachtoffer] alleen in de woning van verdachte aanwezig waren;
  • dat alle ramen en deuren van deze woning dicht waren en er geen braaksporen waren;
  • dat het moordwapen – nog enigszins bebloed – op het aanrecht van verdachte lag;
  • dat alles in de woning, dus ook het moordwapen van verdachte was;
  • dat verdachte geen (aannemelijke) verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het bloed van [slachtoffer] op zijn lichaam en de aanwezigheid van zijn DNA op (de binnenkant van) het T-shirt van [slachtoffer] ;
  • dat de verklaring van verdachte dat hij de pols van het slachtoffer heeft gevoeld, geen aannemelijk verklaring is voor het aantreffen van het bloed van het slachtoffer op verdachte;
  • dat uit de foto’s 6, 7, 9 en 10, p 25 t/m 27 van het tweede aanvullend pv volgt dat de armen / polsen van het slachtoffer onder haar lichaam lagen en het gelet daarop (vrijwel) onmogelijk was om de pols van het slachtoffer te voelen,
acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood door met een groot mes diep in haar nek/hals te steken . Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van moord.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hijop
of omstreeks26 oktober 2014 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
meerdere malen, danweleenmaal met een mes,
danwel scherp en/of puntig voorwerpin de nek/hals,
althans het lichaamte steken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft vastgezeten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om een van de zwaarste feiten uit het Wetboek van Strafrecht, het verlies een grote impact heeft op haar nabestaanden en onbekend is gebleven wat er precies aan het steken vooraf is gegaan. Verder heeft de officier van justitie rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en met de rapportage over verdachte, waardoor zij ‘slechts’ een langdurige gevangenisstraf eist.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht om de duur van de gevangenisstraf te matigen tot een straf lager dan 10 jaar. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat in andere moord-/doodslagzaken – waarin sprake was van nog ergere omstandigheden en jongere veroordeelden – straffen lager dan 10 jaar zijn opgelegd. Verdachte zou dan mede gelet op zijn leeftijd nog een reële toekomst hebben.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het misdrijf, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en omstandigheden van de verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 21 augustus 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering IrisZorg, gedateerd 27 oktober 2014;
- een multidisciplinair gedragskundig triple rapport van drs. [deskundige 1] , psychiater, drs. [deskundige 2] , klinisch psycholoog en mw. [deskundige 3] , milieurapporteur gedateerd 7 mei 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol zijn 72-jarige vriendin in zijn woning gedood door haar met een vleesmes van bijna 33 centimeter lang krachtig in de hals/nek te steken. Het slachtoffer had zich in de woning van haar vriend veilig moeten kunnen voelen.
De volgende dag zou [slachtoffer] - een vluchteling uit Irak - een afspraak hebben bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Den Bosch om haar verblijfsvergunning op te halen. Dit was een moment waarnaar zij en haar familie lang hebben toegeleefd. Een paar uur voor dit moment is zij op tragische wijze om het leven gebracht.
Niet alleen heeft verdachte een vrouw die alles voor hem deed het leven ontnomen, maar hij heeft ook haar familie onherstelbaar leed toegebracht. Uit wat namens de familie ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt te meer van het grote verdriet dat zij hebben en de grote impact die het gemis op hun leven heeft. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid heeft gegeven over de wijze waarop hij [slachtoffer] heeft gedood en over het motief dat daaraan ten grondslag heeft gelegen, wat het verwerkingsproces voor de nabestaanden alleen nog maar moeilijker maakt. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en op geen enkele wijze medeleven aan de nabestaanden of berouw voor zijn daad getoond. Het feit heeft bovendien de rechtsorde geschokt en gezorgd voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan.
Verdachte heeft een narcistische persoonlijkheidsstoornis en heeft problemen met alcohol. Door de houding van verdachte hebben de rapporteurs geen onderzoek kunnen doen naar zijn gedrag en zijn keuzes. Zij hebben daardoor ook geen behandeladvies kunnen geven.
Op grond van al het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om de duur van de gevangenisstraf te matigen en acht zij met de officier van justitie een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek van het voorarrest passend.
Met betrekking tot het beslag overweegt de rechtbank dat nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, de teruggave zal worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] (namens de erven van [slachtoffer] ) heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.301,87 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2014 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel kan worden toegewezen met vermeerdering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde doodslag tot € 6.301,87 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De kostenposten
zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat deze schadeposten geen onevenredige belasting vormen voor het strafproces en de vordering in haar geheel kan worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 oktober 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Voor het beslag:
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde, te weten:
o een rouwkaart (voorwerp 1 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een broche met briljanten en kleurige stenen in verpakking (voorwerp 2 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een ring met bruinen stenen in verpakking (voorwerp 3 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o twee gouden hangers in verpakking (voorwerp 4 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een zilveren ketting met hanger in verpakking (voorwerp 5 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een Juliana munt uit 1957 (voorwerp 6 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een document met betrekking tot [betrokkene] (voorwerp 7 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een kerstkaart (voorwerp 8 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een geldkist (voorwerp 9 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een dameshorloge (voorwerp 10 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een gouden ring met briljanten (voorwerp 11 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een gouden ketting met hanger (voorwerp 12 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een gouden ring met drie kleuren (voorwerp 13 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een driekleurige armband in verpakking (voorwerp 14 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een kunstagenda (voorwerp 15 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een rekening van Peter Langhout Reizen (voorwerp 16 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o twee schriften (voorwerp 17 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een simkaart van Libera (voorwerp 18 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een notitieblok (voorwerp 19 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een haarversteviger (voorwerp 20 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een kladblok (voorwerp 21 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een notitieblok (voorwerp 22 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een folder (voorwerp 23 beslaglijst d.d. 25 september 2015);
o een schrift (voorwerp 24 beslaglijst d.d. 25 september 2015).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (namens de erven van [slachtoffer] ).
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de doodslag (het subsidiaire feit) tot betaling van
  • Legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. D.T.P.J. Damen en T. de Munnik, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2015.
BIJLAGE Ι
Aan verdachte wordt – na een toegestane vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging – verweten dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meerdere malen, danwel eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals, althans lichaam te steken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 oktober 2014 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meerdere malen, danwel eenmaal met een mes, danwel scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals, althans het lichaam te steken.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in bijlage Ι opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 07ADR14068 team Kortland, gesloten op 16 december 2014, d.d. 13 april 2015 en 21 september 2015 en alle bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal uitwerken 112 melding, p. 267, de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 september 2015 en het proces-verbaal confrontatie m.b.t. de identiteit van het slachtoffer, p. 275.
4.Het proces-verbaal schatting tijdstip (2e aanvullend pv), p. 39.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 246 en het proces-verbaal uitwerken 112 melding, p. 267.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 14-15.
7.Het proces-verbaal uitwerken 112 melding, p. 267-268.
8.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 15 en de eigen waarneming van de rechtbank d.d. 30 september 2015.
9.De eigen waarneming van de rechtbank d.d. 30 september 2015 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 september 2015.
10.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 15.
11.De verklaring van de getuige [getuige 1] ter terechtzitting d.d. 30 september 2015.
12.Het proces-verbaal verhoor [getuige 2] , p. 170.
13.Het proces-verbaalverhoor [getuige 3] , p. 119.
14.Het proces-verbaal verhoor [getuige 4] p. 133.
15.Het proces-verbaal verhoor [getuige 5] , p. 179.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 182.
17.Het NFI-rapport d.d. 30 oktober 2014 (2e aanvullend pv), p. 174 t/m 176.
18.Het aanvullend rapport (2e aanvullend pv), p. 186.
19.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 16 en het NFI-rapport (2e aanvullend pv), p. 218-219.
20.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 93.
21.Het NFI-rapport d.d. 18 februari 2015, p. 246 en 252 en het NFI-rapport d.d. 19 februari 2015, p. 235.
22.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 september 2015.
23.Het proces-verbaal sporenonderzoek (2e aanvullend pv), p. 121-122.
24.Het NFI-rapport d.d. 10 december 2014 (2e aanvullend pv), p. 197-198.
25.Het tweede aanvullend pv, p. 214 en het NFI-rapport d.d. 3 november 2014 (2e aanvullend pv), p. 218-219 en 222.