ECLI:NL:RBGEL:2015:6363

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5989
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bekostiging lokale media-instelling gemeente Rheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting 1, die zich richtte tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden. Het college had op 23 juli 2015 het derde en laatste voorschot van de Rijksbijdrage 2015 van € 3.487,50 toegekend voor de bekostiging van de lokale media-instelling van verzoekster. Echter, de zendvergunning van verzoekster liep op 15 oktober 2015 af, en er was onzekerheid over de verlening van een nieuwe vergunning.

De voorzieningenrechter overwoog dat, zolang verzoekster geen nieuwe zendvergunning heeft, zij geen recht heeft op bekostiging vanaf 16 oktober 2015. Indien de vergunning niet wordt verlengd, zou verweerder ten onrechte aan verzoekster hebben betaald, wat zou leiden tot restitutierisico. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheid van de vergunning voor de bekostiging en de risico's die verzoekster loopt bij het uitzenden zonder geldige vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de financiële situatie van verzoekster niet voldoende was om het verzoek om een voorschot van € 6.000 te honoreren, gezien de onzekerheid over de vergunningverlening.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/5989

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2015

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Stichting 1] , verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het derde en laatste voorschot van de Rijksbijdrage 2015 van € 3.487,50, voor de bekostiging van de functionering van de lokale media-instelling van verzoekster, aan verzoekster toegekend.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015. Namens verzoekster is verschenen [naam 1] , penningmeester, en [naam 2] , voorzitter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Starink.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Vaststaat dat de aan verzoekster door het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) verstrekte zendvergunning (hierna: vergunning) op 15 oktober 2015 afloopt. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat hij met betrekking tot de huidige situatie, de dag voor de zitting, navraag heeft gedaan bij het Commissariaat. Het Commissariaat heeft verweerder medegedeeld dat het besluit ten aanzien van een nieuwe vergunning pas enige tijd na 15 oktober 2015 zal worden genomen. Totdat het besluit zal worden genomen zal uitzending door verzoekster door het Commissariaat worden gedoogd. Wat betreft de bekostiging geldt volgens het Commissariaat dat, indien de vergunning aan verzoekster wordt verleend, zij met terugwerkende kracht vanaf 16 oktober 2015 voor bekostiging in aanmerking zal komen en dat, indien de vergunning aan [Stichting 2] (hierna: [Stichting 2] ) wordt verleend, [Stichting 2] vanaf het besluit voor bekostiging in aanmerking komt. Indien verzoekster doorgaat met uitzenden en de vergunning uiteindelijk aan [Stichting 2] wordt verleend zijn volgens het Commissariaat de kosten voor het uitzenden voor risico van verzoekster.
3. Verweerder heeft een evenredig deel van de voor 2015 beschikbare rijksbekostiging aan verzoekster betaald. De voorzieningenrechter ziet geen reden om verweerder niet te volgen in zijn standpunt dat verzoekster op basis van haar huidige vergunning geen recht heeft op bekostiging vanaf 16 oktober 2015.
4. Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder, zolang aan verzoekster geen nieuwe vergunning is verleend, verzoekster desondanks de Rijksbijdrage 2015 dient te verstrekken voor de periode vanaf 16 oktober 2015. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Indien het Commissariaat besluit om de vergunning aan [Stichting 2] te verlenen zal verweerder in dat geval ten onrechte vanaf 16 oktober 2015 aan verzoekster hebben betaald en dient verzoekster dat bedrag terug te betalen. Ter zitting is gebleken dat de financiële situatie van verzoekster zodanig is dat zij daartoe niet in staat zal zijn. Gelet op het restitutierisico ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat aan haar een voorschot wordt verstrekt van € 6.000. Daarbij wordt betrokken dat het advies van de raad van de gemeente Rheden (hierna: gemeenteraad) van 22 september 2015 ertoe strekt dat vergunning wordt verleend aan [Stichting 2] , zodat niet met voldoende mate van zekerheid vast staat dat verzoekster de gevraagde vergunning zal krijgen en, gelet op de hiervoor gedane mededeling van het Commissariaat, voor bekostiging vanaf 16 oktober 2015 in aanmerking zal komen.
5. Dat verzoekster ter zitting heeft betoogd dat in 2010 sprake was van een vergelijkbare situatie en dat verweerder toen wel heeft doorbetaald maakt dit niet anders. Het standpunt van verzoekster dat zij per kalenderjaar bepaalde kosten moet maken en vast zit aan periodieke betalingen, zoals huur en energie, maakt het voorgaande evenmin anders. Ook de omstandigheid dat verzoekster gebruik maakt van vrijwilligers en stage plekken heeft kan hierin geen verandering brengen. Verzoekster wist immers dat haar vergunning op 15 oktober 2015 zou aflopen en diende rekening te houden met de mogelijkheid dat de vergunning niet verlengd zou worden.
6. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal kunnen houden. Het verzoek om een voorlopige voorziening komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 14 oktober 2015.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.