ECLI:NL:RBGEL:2015:6266

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
05/840091-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling van een politieagent en belediging

Op 9 oktober 2015 heeft de Rechtbank Gelderland een 30-jarige man uit Apeldoorn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor poging tot zware mishandeling van een politieagent en belediging van deze agent. De zaak kwam aan het licht na een melding van opvallend rijgedrag van de man op de A50. Toen agenten ter plaatse kwamen, reed de man met zijn auto op een van de agenten af, die moest opzij springen om niet geraakt te worden. De rechtbank oordeelde dat de man opzettelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard door met zijn auto op de agent in te rijden. Daarnaast werd vastgesteld dat de man beledigende woorden had geuit tegen de agent na zijn aanhouding. Naast de gevangenisstraf werd de man ook de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen ontnomen voor 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moest hij een schadevergoeding van €400,- betalen aan de agent. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het gevaarlijke rijgedrag van de man, evenals zijn eerdere veroordelingen voor rijden onder invloed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840091-15
Datum uitspraak : 9 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 25 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2014 op en/of naast de Rijksweg A50 te Vaassen, gemeente Epe, althans binnen de gemeente Epe, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) opzettelijk van het leven te beroven, op het moment dat verdachte als bestuurder van een personenauto (VW Polo) stil stond op de vluchtstrook en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (beiden hoofdagent van politie) verdachte wilden controleren en/of over die vluchtstrook in de richting van de voorkant van die VW Polo liepen, die VW Polo heeft gestart en/of (vervolgens), vanuit stilstand met oplopende snelheid is ingereden op die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 september 2014 op en/of naast de Rijksweg A50 te Vaassen, gemeente Epe, althans binnen de gemeente Epe, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op het moment dat verdachte als bestuurder van een personenauto (VW Polo) stil stond op de vluchtstrook en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (beiden hoofdagent van politie) verdachte wilden controleren en/of over die vluchtstrook in de richting van de voorkant van die VW Polo liepen, die VW Polo heeft gestart en/of (vervolgens), vanuit stilstand met oplopende snelheid is ingereden op die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 september 2014 op en/of naast de Rijksweg A50 te Vaassen, gemeente Epe, althans binnen de gemeente Epe, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto (Vw Polo) vanuit stilstand met oplopende snelheid ingereden op die [slachtoffer 1] , althans is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto met een oplopende en/of (te) hoge snelheid in de richting van die [slachtoffer 1] gereden.
2.
hij op of omstreeks 20 september 2014 te Vaassen, gemeente Epe, althans in de
gemeente Epe, althans in een politieauto rijdende tussen Vaassen en Apeldoorn,
althans in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten
[slachtoffer 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, nadat verdachte was aangehouden
teneinde te worden voorgeleid bij een hulp-officier van justitie, in diens
tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een
homo...sukkel... je bent een loser", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub2 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 20 september 2014 kregen verbalisant [slachtoffer 2] en zijn collega [slachtoffer 1] de melding dat op de A50 ter hoogte van hectometerpaal 215 een witte Volkswagen Polo op de vluchtstrook zou stilstaan. De bestuurder van de auto zou opvallend rijgedrag hebben vertoond.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (integrale) vrijspraak voor beide feiten bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij betoogd dat verdachte geen opzet had op het doden dan wel toebrengen van lichamelijk letsel. Evenmin is sprake geweest van opzettelijk dreigen. Volgens de raadsman was verdachte zich er niet van bewust dat de personen die hij zag politieagenten waren. Hij is niet doelbewust op hen ingereden om hen wat aan te doen, maar wilde slechts ontkomen aan de naderende mannen. Er is ook geen sprake van voorwaardelijk opzet. Uit de gedragingen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de dood dan wel op letsel van de verbalisant. Verder is niet duidelijk met welke snelheid verdachte heeft gereden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte heeft toegegeven de ten laste gelegde bewoordingen te hebben gebruikt. Gelet op de omstandigheden waarin de woorden zijn gebruikt, kunnen die echter niet als beledigend worden aangemerkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting erop gewezen dat de verbalisanten tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en dat hetgeen volgens hen zou zijn gebeurd onmogelijk kan hebben plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal gelet op de onderlinge samenhang de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen, waarbij ieder bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
[slachtoffer 2] heeft gerelateerd dat hij en zijn collega [slachtoffer 1] op 20 september 2014 op de A50 bij de op- en afrit van Epe/Vaassen een witte Volkswagen Polo op het einde van de oprit zagen staan. Zij hebben hun dienstauto voor de Volkswagen Polo gezet, zijn uitgestapt en in de richting van de Polo gelopen. Met de zaklamp hebben ze de bestuurder beschenen. [slachtoffer 2] vermoedde dat de man onwel was geworden. Toen ze verder richting de Polo liepen, zagen ze dat de Polo met behoorlijke snelheid optrok en recht op [slachtoffer 1] afreed. [slachtoffer 1] kon net wegspringen voor het voertuig langs en kwam hierdoor op de rijbaan van de snelweg. [2]
Tijdens het vervoer richting het hoofdbureau in Apeldoorn hoorde [slachtoffer 2] dat verdachte meerdere malen zijn collega [slachtoffer 1] beledigde. Hij hoorde verdachte tegen [slachtoffer 1] zeggen “jij bent een homo, sukkel, je bent een loser en je zou wel trots op jezelf zijn”. [3]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 20 september 2014 samen met collega [slachtoffer 2] was belast met surveillance. Ze kregen een melding dat op de A50 richting Zwolle nabij hectometerpaal 215 een voertuig zou staan dat slingerend zou hebben gereden over de snelweg. [slachtoffer 1] en zijn collega [slachtoffer 2] troffen ter plaatse het voertuig niet aan. Verder rijdend in de richting Zwolle zagen ze bij de oprit vanuit Epe voormeld voertuig staan aan het einde van de oprit. Ze hebben hun auto tien meter voor de stilstaande auto gezet en zijn uitgestapt. Toen ze naar het voertuig liepen zag [slachtoffer 1] dat de bestuurder hen wazig aankeek. Hij hoorde zijn collega zeggen: “Het lijkt wel of hij onwel is”. [slachtoffer 1] zag dat de man hem aankeek. Hij hoorde dat de auto werd gestart en zag dat deze recht op hem afreed. De bestuurder keek hem continu aan. Om te voorkomen dat hij werd aangereden, moest [slachtoffer 1] aan de kant springen/stappen. Hij kwam daarbij op de rijbaan te staan. [4]
Tijdens het vervoer naar het politiebureau te Apeldoorn was verdachte recalcitrant en obstinaat. Hij noemde hierbij de woorden “homo en sukkel” en “ben je trots op jezelf”. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat op de A50 reed en zo moe was dat hij besloot te stoppen. Hij zette zijn auto op de vluchtstrook stil om te gaan slapen. Hij heeft erkend woorden tegen [slachtoffer 1] te hebben gebruikt met een strekking zoals weergegeven in de tenlastelegging. [6]
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte met zijn auto heeft stilgestaan op de vluchtstrook van de oprit vanuit Epe naar de A50 richting Zwolle en dat hij toen de verbalisanten zijn auto naderden zijn auto heeft gestart en recht op [slachtoffer 1] is afgereden.
Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft gewezen op de tegenstrijdigheden in de verklaringen/bevindingen van verbalisanten en heeft geconcludeerd dat hetgeen volgens verbalisanten zou zijn gebeurd onmogelijk kan hebben plaatsgevonden overweegt de rechtbank als volgt.
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben beiden hun bevindingen neergelegd in ambtsedige processen-verbaal. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Anders dan verdachte leest de rechtbank in deze bevindingen/verklaring geen noemenswaardige tegenstrijdigheden die de betrouwbaarheid aantasten. Uit voormelde stukken komt naar voren dat:
  • verbalisanten hun dienstauto ruim voor de auto van verdachte hebben gezet;
  • zij in de richting van de auto van verdachte zijn gelopen;
  • zij het gezicht van verdachte hebben beschenen;
  • [slachtoffer 2] toen vermoedde dat de bestuurder onwel was geworden;
  • verbalisanten hoorden dat de auto werd gestart terwijl zij in de richting van de auto liepen;
  • de auto recht op [slachtoffer 1] afreed, waardoor deze opzij moest springen.
Verbalisanten verklaren hierover gelijkluidend. De versie van verdachte over wat er zou zijn gebeurd, is niet aannemelijk geworden. Aangenomen moet worden dat verdachte ten tijde van het incident onder invloed van alcohol verkeerde en er zijn aanwijzingen dat hij ook onder invloed van drugs was. Uit de stukken komt naar voren dat verdachte op het politiebureau heeft moeten blazen, dat de uitslag op het ademanalyseapparaat 370 µg/l was, dat bij verdachte twee buisjes GHB zijn aangetroffen en dat het gedrag dat verdachte na zijn aanhouding onderweg naar het buro liet zien de verbalisant aan het onder invloed zijn van GHB deed denken. Tussen de aanhouding van verdachte en de bloedafname heeft 12 uur gezeten. Volgens het NFI kunnen de concentraties van stoffen in deze periode in het bloed zijn afgenomen door verdeling, omzetting in het lichaam en door uitscheiding. Daarbij is opgemerkt dat de stof GHB tot ongeveer 6 à 8 uur na inname aantoonbaar in bloed aanwezig is. De omstandigheden waaronder de verdachte zijn waarnemingen deed zijn, ook gelet op de oververmoeidheid waarover hij heeft verklaard, in elk geval beduidend minder gunstig dan de omstandigheden waaronder beide verbalisanten het incident hebben waargenomen.
Dat de politie het op verdachte had voorzien, zoals verdachte ter terechtzitting heeft gesuggereerd, is evenmin aannemelijk geworden aangezien verdachte dit op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde niet bewezen. Niet is gebleken dat verdachte het opzet had om verbalisant [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Evenmin zijn er voldoende aanknopingspunten aanwezig om vast te stellen dat verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard. Onduidelijk is met name hoe hard verdachte in de richting van [slachtoffer 1] is gereden. Gelet op de afstand waarover de verbalisanten hebben gerelateerd, tien dan wel twaalf meter, acht de rechtbank de kans dat in geval van een aanrijding de afloop dodelijk zou zijn geweest zonder meer niet aanmerkelijk. Verdachte moet gelet hierop van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling (wel) bewezen. Door met de auto op [slachtoffer 1] in te rijden, heeft verdachte gevaarlijk rijgedrag vertoond en zijn auto gebruikt als wapen. Het is een feit van algemene bekendheid dat (ook) door het inrijden (met geringe snelheid) met een auto op een persoon zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan, zowel direct in de vorm van bijvoorbeeld ernstige botbreuken als indirect doordat die persoon bij een val na een aanrijding ernstig (hoofd) letsel oploopt. Nu verdachte op [slachtoffer 1] is ingereden heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht gelet op eerdervermelde bewijsmiddelen ook het onder 2 tenlastegelegde bewezen. De door verdachte geuite bewoordingen kunnen ten aanzien van [slachtoffer 1] als beledigend worden aangemerkt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks20 september 2014 op en/of naast de Rijksweg A50 te Vaassen, gemeente Epe, althans binnen de gemeente Epe,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op het moment dat verdachte als bestuurder van een personenauto (VW Polo) stil stond op de vluchtstrook en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] (beiden hoofdagent van politie) verdachte wilden controleren en
/ofover die vluchtstrook in de richting van de voorkant van die VW Polo liepen, die VW Polo heeft gestart en
/of(vervolgens), vanuit stilstand met oplopende snelheid is ingereden op die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks20 september 2014 te Vaassen, gemeente Epe, althans in de
gemeente Epe, althans in een politieauto rijdende tussen Vaassen en Apeldoorn,
althans in Nederland,opzettelijk beledigend
(een
)ambtena
(a
)r
(en), te weten [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, nadat verdachte was aangehouden teneinde te worden voorgeleid bij een hulp-officier van justitie, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een homo...sukkel... je bent een loser"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een werkstraf, deels voorwaardelijk, en eventueel een geldboete bepleit. Hij heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en met het feit dat verdachte destijds anders in het leven stond en intussen een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 26 augustus 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg van 30 september 2014.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte als bestuurder van een auto gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. Volgens verdachte was hij zo vermoeid dat hij op de vluchtstrook is gestopt om te gaan slapen. Toen agenten hem wilden controleren, is hij op één van hen ingereden. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachtes’ handelen heeft verbalisant [slachtoffer 1] de nodige schrik en angst aangejaagd. Verdachte heeft met zijn handelen bijzonder onverantwoord verkeersgedrag laten zien en geen respect getoond voor de persoonlijke integriteit en gezondheid van voornoemde verbalisant. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van [slachtoffer 1] tijdens het vervoer naar het politiebureau.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de justitiële documentatie van verdachte waaruit onder meer naar voren komt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen voormeld rapport van de reclassering. Daaruit komt naar voren dat er geen sprake lijkt te zijn van psychische- en/of persoonlijkheidsstoornissen. Wel is er mogelijk enig gebrek aan zelfinzicht. Verdachte geeft weinig over zichzelf prijs en is berekenend in wat hij wel of niet vertelt. Volgens de reclassering zijn er aanwijzingen voor problemen ten aanzien van middelengebruik. Een inschatting van het recidiverisico kan gelet op de summiere informatie die verdachte heeft gegeven niet worden ingeschat. Directe interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit een werkstraf dan wel geldboete niet toelaat. Zij acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast verdachte vanwege zijn gevaarlijk rijgedrag een rijontzegging opleggen zoals door de officier van justitie gevorderd, te weten 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit indien verdachte wordt vrijgesproken. Subsidiair heeft hij matiging van de vordering bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 400,- te vermeerderen met de wettelijke rente redelijk. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 57, 91, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 3 (drie) maanden
 stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • ontzegt verdachte ten aanzien van het
  • bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot 4 (vier) maanden,
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.J.C. Pieterse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2015.
Mr. Pieterse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost‑Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 18-19.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 19.
6.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting.