ECLI:NL:RBGEL:2015:6211

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
05/740131-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen in het BOLA-onderzoek met betrekking tot overtredingen van de Wet Wapens en Munitie

In de zaak van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft de Rechtbank Gelderland op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, een gas-alarmpistool, in de periode van 19 januari 2014 tot en met 23 februari 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 23 februari 2014 in Emmeloord een pistool werd aangetroffen in het voertuig van de verdachte. Dit pistool was omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen af te schieten, wat in strijd is met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank heeft de bevoegdheid om de zaak te behandelen, ondanks dat het feit niet binnen het rechtsgebied van de rechtbank was begaan, vanwege de samenhang met andere zaken in het BOLA-onderzoek.

De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De verdediging heeft echter aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het wapen gedurende de gehele tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte het wapen inderdaad voorhanden heeft gehad, maar dat niet bewezen kon worden dat het wapen al omgebouwd was op het moment van aanschaf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van zestig uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De verdachte moet zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de Reclassering Nederland en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters hun oordeel hebben geformuleerd op basis van de beschikbare bewijsstukken en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740131-15
Datum uitspraak : 8 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzittingen van 1 mei 2015 en van 24 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2014 t/m 23 februari 2014 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of te Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een gas- alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 9 mm, PAK, welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten, doordat de sper in de loop is verwijderd, voorhanden heeft gehad.
2a. De bevoegdheid van de rechtbank
Ingevolge artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering is deze rechtbank onder meer bevoegd indien het feit binnen het rechtsgebied van de rechtbank is begaan of indien de verdachte woon-of verblijfplaats heeft in het rechtsgebied van de rechtbank. Van deze situaties is in casu geen sprake. Gelet echter op de samenhang van de zaak van verdachte met die van de medeverdachten in het onderzoek ‘Bola’ en de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaken van medeverdachten, acht de rechtbank zich gelet op het bepaalde in artikel 6, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om kennis te nemen van het tenlastegelegde feit.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 februari 2014 is te Emmeloord in het voertuig waar verdachte zich in bevond een pistool aangetroffen. [2] Het pistool betreft een gas- en alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 9 mm, PAK. Het voorwerp, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie, is geschikt om projectielen/stoffen door een loop af te schieten. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en Munitie. [3] Verdachte heeft dit wapen op verzoek van [betrokkene] aangeschaft. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte in de hele periode van 19 januari 2014 tot en met 23 februari 2014 het wapen, een BBM model GAP, voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft het wapen slechts kort in handen gehad op 19 januari 2014 en daarna overgedragen aan [betrokkene] . Ook kan naar de mening van de raadsman niet bewezen worden dat het wapen reeds omgebouwd was voordat verdachte het wapen voorhanden kreeg. Volgens de raadsman heeft [betrokkene] het wapen omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe patronen af te schieten. Van dit onderdeel dient dan ook vrijspraak te volgen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij het wapen, zoals in de tenlastelegging is genoemd, voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen voor [betrokkene] heeft gekocht van [medeverdachte] . Verdachte had het wapen geregeld bij [medeverdachte] die hij nog kende van het internaat “Enkeltje Zelfstandig” in Utrecht De overdracht van het wapen heeft plaatsgevonden bij de Burger King in Amersfoort. Direct daarna heeft hij het wapen aan [betrokkene] gegeven. Verdachte weet niet zeker meer wanneer dit was maar het zou kunnen zijn dat hij het wapen op 19 januari 2014 heeft gekocht. [5]
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank als volgt.
Op 14 april 2014 is het voertuig van [medeverdachte] doorzocht. In dit voertuig werd onder andere een HP Compas 6710b Notebook gevonden. [6] De inhoud van de laptop is bekeken door verbalisanten. Tussen de inhoud trof de verbalisant [verbalisant 2] een groot aantal whats-app gesprekken aan. Dit betrof gesprekken tussen de gebruiker van telefoonnummer [nr 1] met gebruikersnaam [medeverdachte] en de gebruiker van de telefoon [nr 2] . [7] Ten aanzien van eerstgenoemd telefoonnummer heeft de politie vastgesteld dat dit nummer toebehoort aan [medeverdachte] . [8] Met betrekking tot laatstgenoemd telefoonnummer heeft verdachte verklaard dat hij dit nummer gebruikte. [9]
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er van uit dat de zich in het dossier bevindende whats-app gesprekken tussen de gebruiker met gebruikersnaam “ [medeverdachte] ” en de gebruiker met het nummer [nr 2] zijn gevoerd door [medeverdachte] en verdachte.
In januari 2014 zijn de volgende gesprekken gevoerd:“
[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
16-1-2014
12:18:21 (UTC+0)
Die ding van [naam] moet naar mij. Ik heb koper, kunnen we deze week afspreken voor overgeven
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
16:1:2014
12:40:56 (UTC+0)
Later in de avond

(..)

[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
18:1:2014
14:18:41 (UTC+0
Kunnen we vandaag afspreken
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
18:1:2014
14:22:14 (UTC+0)
Ja man

(…)

[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
19:1:2014
10:36:40 (UTC+0)
Vandaag?
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
19:1:2014
10:53:07 (UTC+0)
Is goed
(…)
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
19:1:2014
14:26:07 (UTC+0)
Kom Amersfoort
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
19:1:2014
14:26:08 (UTC+0)
nu
[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
19:1:2014
14:26:58 (UTC+0)
Ik ga me vervoer bellen
(…)
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
19:1:2014
15:19:23 (UTC+0)
Ga zometeen in burgerking zitten
[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
19:1:2014
15:19:46 (UTC+0)
Oke, we zijn er over 15 of 20 minuen
[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
19:1:2014
15:19:56 (UTC+0)
We meeten daar me tel is bijna leeg
[nr 2] @ s.whatsapp.net + [nr 2]
19:1:2014
15:20:59 (UTC+0)
Ben nu net amersfoort
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
20:1:2014
13:24:01 (UTC+0)
Niet praten over whatsapp
[nr 1] @s.whatsapp.net [medeverdachte]
20:1:2014
13:24:35 (UTC+0)
Je hebt de verkeerde gekregen
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte uit handen van [medeverdachte] , zoals ook is erkend door verdachte, op 19 januari 2014 een wapen heeft gekregen. Zoals hiervoor in de vaststaande feiten is overwogen, is het wapen, zoals tenlastegelegd, op 23 februari 2014 aangetroffen in het voertuig waar verdachte ook in zat. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [betrokkene] had bedacht om een hennepplantage weg te halen. [betrokkene] vroeg aan verdachte of hij een wapen kon regelen. [10] Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene] hem niet voor het wapen heeft hoeven betalen, omdat [betrokkene] het wapen nodig had om hen te beschermen bij de hennepkwekerij. [11] Uit het voorgaande in onderlinge samenhang bezien volgt dan ook naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een wapen van het merk BBM model GAP, kaliber 9 mm, PAK, voorhanden heeft gehad in de periode van 19 januari 2014 tot en met 23 februari 2014.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag of het wapen omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpte patronen af te schieten, doordat de sper in de loop is verwijderd als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de bedoeling was om een ‘scherp’ wapen aan te schaffen. Tevens heeft hij verklaard dat na aanschaf was gebleken dat hiervan geen sprake was en dat [betrokkene] de sper uit het wapen heeft verwijderd. Dat er een ander wapen was geleverd dan de bedoeling was geweest wordt ondersteund door bovengenoemd app-gesprek van 20 januari 2014, waarin door [medeverdachte] aan verdachte wordt gezegd dat hij de verkeerde heeft gekregen. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat [betrokkene] toen hij na aanschaf van het wapen thuis kwam ontdekte dat er dingen in de loop zaten, dat de loop niet vrij was. [12]
Gelet hierop kan niet worden uitgesloten dat het op 19 januari 2014 aangeschafte wapen ten tijde van de aanschaf nog niet was omgebouwd en dient verdachte van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het feit, zoals ten laste gelegd, heeft gepleegd zoals hierna in de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van de schrijfwijze in onderstaande bewezenverklaring overweegt de rechtbank dat in de verschillende processen-verbaal in het BOLA-dossier de aanduidingen "gaspistool" en "gasalarmpistool" door elkaar worden gebruikt. De aanduiding "gaspistool" is evenwel niet een wettelijke term, terwijl "alarmpistool" dat wel is. Op grond van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2015 concludeert de rechtbank dat de desbetreffende wapens kunnen worden aangemerkt als "alarmpistool", zijnde een wapen van categorie III, voorzover de sper niet is verwijderd.
Om die redenen zal de rechtbank hierna de schrijfwijze "gas-/alarmpistool" hanteren.
hij in
of omstreeksde periode van 19 januari 2014 t/m 23 februari 2014 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en
/ofte Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een gas-/ alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 9 mm, PAK,
welk wapen is omgebouwd en geschikt is gemaakt om scherpe patronen af te schieten, doordat de sper in de loop is verwijderd,voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De raadsman wijst op het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en op de omstandigheid dat het feit geruime tijd geleden is gepleegd. Ook wijst de raadsman op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 augustus 2015 en
  • een retourzending opdracht reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 7 augustus 2015.
Ten gunste van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Verdachte lijkt bezig te zijn te proberen zijn leven in andere banen te leiden; hij is met behulp van een deskundige bezig om zijn financiële situatie op orde te brengen en is een eigen bedrijf begonnen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit geruime tijd geleden is gepleegd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, nu verdachte schuldig wordt verklaard aan een misdrijf dat is gepleegd voordat hij wegens een ander feit een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf opgelegd heeft gekregen.
Het bewezenverklaarde feit betreft echter naar het oordeel van de rechtbank een ernstig feit.
Het voorhanden hebben van vuurwapens levert een onaanvaardbaar risico op het gebruik daarvan op. Door dergelijk handelen wordt de maatschappelijke veiligheid immers ernstig aangetast, nu deze wapens kunnen worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Verdachte heeft ook verklaard het wapen te hebben aangeschaft met het oog op een te plegen ripdeal. Verdachte heeft hiermee een onaanvaardbaar risico opgeroepen voor het leven en de veiligheid van personen.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand dan ook passend en geboden. De voorwaardelijke straf zal verdachte er mogelijk van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens zal een toezicht door de Reclassering worden opgelegd, nu duidelijk is geworden dat verdachte nog veel zaken heeft te regelen en hier zelf niet altijd goed toe in staat lijkt te zijn. Weliswaar heeft de reclassering niet met verdachte kunnen spreken, maar verdachte heeft aangegeven dat hij dit wel zou hebben gedaan als hij zijn post had gelezen. Tevens heeft hij aangegeven de hulp van de reclassering te kunnen gebruiken en bereid te zijn bijzondere voorwaarden na te komen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van na te melden aantal uren op zijn plaats.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een)maand
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland aan het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht en
- zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als deze inhouden dat verdachte openheid dient te geven omtrent zijn administratie en financiën en de reclassering hierin inzage zal geven, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen ( voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2015.
Mr. P.C. Quak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Gelderland-Middens, districtsrecherche Ede opgemaakte proces-verbaal nr. PL0700-2013069174 (BOLA), bestaande uit het opnieuw genummerde persoonsdossiers van verdachte, d.d. 10 februari 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal pistool [verdachte] , d.d. 17 juni 2014, p. 161, van persoonsdossier [verdachte] , het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2014, p. 88 en 89, van persoonsdossier [verdachte] alsmede het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 februari 2014, p. 86 en 87, van persoonsdossier [verdachte] .
3.Het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, d.d. 8 juli 2014, p. 162, van persoonsdossier [verdachte] .
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2015.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2015.
6.Het proces-verbaal doorzoeken auto, opgemaakt op 14 april 2014, p. 663, tweede en derde alinea, van persoonsdossier van [medeverdachte] .
7.Het proces-verbaal verdenking (artikel 27 Sv), p. 20, laatste alinea, van persoonsdossier [verdachte] ,
8.Het proces-verbaal zeven telefoonnummers Altinkaynak, p. 346-350, van persoonsdossier [medeverdachte] .
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 februari 2013, p. 132, eerste alinea, van persoonsdossier [verdachte] .
10.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 juni 2014, p. 241, tweede alinea, van persoonsdossier [verdachte] .
11.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 juni 2014, p 241, zevende alinea van persoonsdossier [verdachte] .
12.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d.12 juni 2014, p. 241, zesde alinea van persoonsdossier [verdachte] .