Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
- verdachte zijn mededaders zou hebben getipt dat het pand ver onder de marktprijs te koop stond;
- dat één van hen het pand heeft gekocht;
- waarna ieder van de mededaders bij de volgende verkoop een deel van de winst heeft ontvangen;
- dat verdachte de waarde van het pand in de aangifte voor recht van successie onjuist heeft opgegeven, omdat anders van de erfenis van [betrokkene] te weinig over zou blijven en [betrokkene] alarm zou kunnen slaan;
- verdachte zijn aandeel in de winst op de rekening van zijn zwager zou hebben laten storten.
€ 534.000,-. [12] Op 31 januari 2006 heeft verdachte aan de Belastingdienst laten weten dat de voorlopige aangifte van het recht van successie beschouwd kon worden als de definitieve aangifte. [13] Nadat door de Belastingdienst was verzocht om een specificatie van de bezittingen en schulden van de nalatenschap [14] , heeft verdachte een overzicht hiervan op 10 mei 2006 aan de Belastingdienst verzonden. Dit overzicht vermeldt een totaal vermogen van € 509.530,06, waarbij ten aanzien van de woning het volgende wordt vermeld [15] :
waardeheeft vermeld in de aangifte maar de verkoop
opbrengst. De verkoopopbrengst is het uitgangspunt van de economische waarde. Dit wordt ook bevestigd door de uitspraak van de notariskamer van het Hof Amsterdam van 3 december 2013 en de verklaring van drs. [naam] . Dat wordt alleen anders als de Belastingdienst destijds naar aanleiding van gestelde vragen in het kader van de vaststelling van de successiebelasting tot een ander bedrag was gekomen, waarvan geen sprake is. Alleen wanneer de woning
nietverkocht zou zijn, had de verkoop
waardevermeld moeten worden.
hogerwas dan de verkoopopbrengst die [betrokkene] heeft bedongen. [betrokkene] is om hem moverende reden akkoord gegaan met een verkoopprijs die lager was dan de economische waarde van het pand. Er is dus sprake van een uitzondering op de regel dat de waarde in het economisch verkeer aan de hand van de verkoopopbrengst kan worden bepaald. Als notaris - en dus op de hoogte van de hiervoor genoemde jurisprudentie - kan het niet anders zijn dan dat verdachte op dat moment ook wist dat de verkoopprijs van € 90.000,- niet de waarde van de woning in het economisch verkeer weergaf.
3.Bewezenverklaring
of omstreeksde periode van 28 juli 2004 tot en met 10 mei 2006, in de
(n)Arnhem
en/of Nijmegen,
althans in Nederland, tezamen en in
en/of onvolledig
of onvolledigheidhierin bestaan, dat in genoemde aangifte
geen
althans een onjuist,bedrag omtrent de waarde van de woning
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;