ECLI:NL:RBGEL:2015:6133

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
05/980519-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en deelneming aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en deelneming aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 27 november 2014, 19 maart 2015 en 17 september 2015. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het witwassen van geldbedragen die afkomstig waren van belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdediging betoogde echter dat de tenlastelegging nietig was en dat er geen bewijs was voor betrokkenheid van de verdachte bij de beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de termen 'verhullen' en 'verbergen' in de tenlastelegging voldoende feitelijk waren omschreven en dat de verdachte voldoende duidelijkheid had over waartegen hij zich diende te verdedigen. Echter, de rechtbank kon niet wettig en overtuigend bewezen verklaren dat de geldbedragen afkomstig waren van enig misdrijf. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het witwassen als de deelneming aan een criminele organisatie.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor een duidelijke omschrijving van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van strafrechtelijke vervolgingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/980519-12
Datum uitspraak : 1 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. H.S. Bugter, advocaat te Bennekom.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2014, 19 maart 2015 en van 17 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2004
tot en met 03 oktober 2012 in de gemeente(n) Arnhem en/of Renkum en/of Overbetuwe, althans in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) van een voorwerp, te weten euro 199.000,-- en/of euro 80.691,78 en/of een of meer ander(e ) geldbedrag(en) althans een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats
en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld,
althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven
voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had, terwijl
hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift,
althans uit enig misdrijf;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2004
tot en met 03 oktober 2012 in de gemeente(n) Arnhem en/of Renkum en/of Overbetuwe, althans in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten euro 199.000,-- en/of euro 80.691,78 en/of een of meer ander(e ) geldbedrag(en) althans een of meer geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten geld, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven
voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift,
althans uit enig misdrijf.
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2002 tot en met 03 oktober 2012 in de gemeente(n) Arnhem en/of Renkum en/of Overbetuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene] en/of
- [betrokkene]
en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en/of
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van witwassen;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het primaire feit. Daartoe heeft hij het volgende betoogd.
Het witwassen bestaat uit het voorhanden hebben van de winstopbrengst van het aan-, en verkochte pand aan de [adres 2] te Arnhem. De valsheid in geschrift (het op de nota van afrekening aan verdachte vermelden van de omschrijving ‘een bedrag van € 80.691,20 kosten derden’, terwijl het in werkelijkheid een winstverdeling betrof) geldt als gronddelict voor het witwassen, omdat deze valsheid erop gericht was om te verhullen wat er werkelijk was gebeurd en zo de winst buiten hun eigen aangiften inkomstenbelasting te houden. De belastingfraude in de vorm van het aangeven van een te laag bedrag voor het successierecht vormde een wezenlijk onderdeel van het plan om het pand goedkoop in handen te krijgen om het daarna met winst te verkopen. Daarmee is een bedrag van € 156.000,-, zijnde het bedrag aan niet aangegeven en betaalde successierechten, als afkomstig uit misdrijf, witgewassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het eerste onderdeel van de tenlastelegging nietig is, omdat de termen ‘verhullen’ en ‘verbergen’ niet nader feitelijk zijn omschreven. Onduidelijk is om welke belastingfraude het gaat, wie er heeft gefraudeerd en wat de handelingen waren waaruit het verhullen en/of verbergen voortvloeit.
Inhoudelijk heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, omdat - kort samengevat - geen sprake is van belastingontduiking of valsheid in geschrift. Bij de kennelijke belastingfraude aan de zijde van [betrokkene] heeft verdachte geen (opzettelijke) betrokkenheid gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is het eerste onderdeel van de tenlastelegging niet nietig.
De stelling dat de termen ‘verhullen’ en ‘verbergen’ nader feitelijk omschreven dienen te worden, vindt geen steun in het recht (HR 9-9-2008, LJN BD2772).
Gelet op de tenlastelegging in samenhang bezien met de inhoud van het dossier, moet het voor verdachte voldoende duidelijk zijn geweest waartegen hij zich diende te verdedigen.
Voor een bewezenverklaring van dit feit is, ten eerste, nodig dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat een geldbedrag van € 199.000,- en/of van € 80.691,78 dan wel een ander geldbedrag, afkomstig was van het plegen van belastingfraude en/of valsheid in geschrift dan wel van enig ander misdrijf.
Het bedrag van € 199.000,- ziet op de winstopbrengst van verdachte. Hij had de woning destijds immers zelf gekocht voor € 140.000,- en heeft deze later doorverkocht voor
€ 339.000,-. Het bedrag van € 80.691,78 is het bedrag dat op de nota van afrekening aan verdachte vermeld is onder ‘kosten derden’. Verdachte had met [betrokkene] de afspraak gemaakt dat [betrokkene] voor de helft zou delen in de winstopbrengst van de verkoop van de woning. Daarmee waren dit kosten die verdachte aan een derde moest betalen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de omschrijving ‘kosten derden’ daarmee niet als vals worden bestempeld en is er geen sprake van valsheid in geschrift.
Het betoog van de officier van justitie berust op de aanname dat verdachte, samen met anderen, in ieder geval [betrokkene] en [betrokkene] , reeds omstreeks de periode dat de woning voor
€ 75.000,- werd verkocht aan [betrokkene] het plan hadden opgevat om de woning met winst te kunnen verkopen en deze winst onderling te verdelen. Vlak daarna heeft [betrokkene] immers makelaar [betrokkene] op [betrokkene] afgestuurd en heeft [betrokkene] namens verdachte een bod van € 150.000,- op de woning uitgebracht, waarna [betrokkene] met [betrokkene] en [betrokkene] georganiseerd heeft dat het pand voor € 140.000,- van [betrokkene] / [betrokkene] kon worden gekocht. Dit plan kon niet slagen zonder de belastingfraude met het successierecht, want als de juiste waarde vermeld zou zijn in de aangifte, zou volgens de officier van justitie [betrokkene] niet akkoord zijn gegaan en zou de aankoop van het pand voor de veel lagere waarde niet mogelijk zijn geweest.
Hoewel op grond van het dossier vraagtekens gezet kunnen worden bij de rol die verdachte in het geheel gespeeld heeft, vindt de aanname van de officier van justitie dat er reeds in een vroeg stadium bij verdachte en anderen sprake was van een plan om de woning voor een prijs die ver onder de werkelijke waarde lag in handen te krijgen en om deze vervolgens met veel winst te verkopen en de uiteindelijke winst te kunnen verdelen, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in het dossier.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, dan wel een ander geldbedrag, afkomstig zijn van enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Volgens de officier van justitie kan bewezen worden dat [betrokkene] samen met [betrokkene] geprobeerd heeft [betrokkene] ervan af te brengen het pand niet voor € 75.000,- aan [betrokkene] te verkopen. Daarna heeft [betrokkene] met [betrokkene] en [betrokkene] georganiseerd dat het pand voor
€ 140.000,- van [betrokkene] / [betrokkene] kon worden gekocht. De winst is weggesluisd via de rekeningen van K. [betrokkene] en de zwager van [betrokkene] . Toen daarna de Belastingdienst belasting hierover wilde gaan heffen is op het kantoor van [betrokkene] een vals verhaal verzonnen om die aanslagen van tafel te krijgen. Daarmee is sprake van een gerichtheid op het plegen van valsheid in geschrift, belastingfraude en witwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken nu, - kort samengevat – verdachte geen betrokkenheid had bij de doorbetaling c.q. verdeling van het geld na betaling aan verdachte van de helft van de overwaarde. Ook had hij geen betrokkenheid bij het tot stand brengen van het verhaal aan de fiscus tijdens de bijeenkomst in januari 2010. Bovendien is niet gebleken van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tot het plegen van strafbare feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Om bewezen te kunnen verklaren dat sprake is van deelneming aan een criminele organisatie, is nodig dat sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Uit het dossier blijkt geen betrokkenheid van verdachte bij het door [betrokkene] opzettelijk vermelden van een te lage waarde van de woning in de aangifte voor recht van successie.
Nog los van het feit dat verdachte niet bij de bijeenkomst op het kantoor van [betrokkene] aanwezig was waar afspraken zijn gemaakt over het participatie ‘verhaal’ dat naar aanleiding van belastingaanslagen richting de Belastingdienst verteld zou worden, geldt dat deze ene bijeenkomst, of een anderszins deelname van verdachte in dit participatie ‘verhaal’, niet gekwalificeerd kan worden als een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook van dit feit vrijspreken.

3.De beslissing

De meervoudige kamer:
 Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2015.