Parketnummer : 05/840153-15
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter d.d. 25 augustus 2015
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Alle in dit proces-verbaal weergegeven verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
Mr. F.J.H. Hovens, als politierechter, in tegenwoordigheid van M.H. Geurts, griffier.
Als officier van justitie is aanwezig mr. G. Dankers.
Uitgeroepen wordt de zaak tegen de na te noemen verdachte.
De politierechter stelt de identiteit van de verdachte, zoals hierboven is weergegeven, vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
De zaak wordt gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen [medeverdachte] (05/840540-15).
De politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek mee, waaronder:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0600-2015125055, d.d. 13 maart 2015, opgemaakt door [verbalisant] , verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, met bijlagen;
- een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, die begint met de ID-staat van [medeverdachte] ;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, d.d. 12 februari 2015;
- een uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst d.d. 16 juni 2015.
De politierechter deelt mee dat de volgende stukken zijn ingekomen en aan het procesdossier zijn/worden toegevoegd:
- een schadevergoedingsvordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] ter hoogte van € 300,-.
De verdachte verklaart:
Het klopt dat ik in café [naam 1] in Wageningen was. Ik weet niet meer precies wat er is gebeurd, maar ik heb niemand geslagen. Het lijkt er nu op dat ik iets tegen homo’s heb, maar dat is niet zo. Zij moeten zelf weten wat ze doen. Wat de aangevers vertellen, klopt niet. Er werd gescholden en één keer geslagen. Ik kreeg een klap, maar er waren zoveel mensen dat ik niet meer precies weet wat er die dag werkelijk is gebeurd. Ik kan me niets meer herinneren van die dag. Ik ben veel dingen vergeten.
Wat ik nog wel weet is het volgende:
Ik kwam buiten en opeens was er chaos. Ik weet niet wat de aanleiding was van die chaos, maar het klopt niet dat er chaos is ontstaan omdat wij ‘homo’ hebben geroepen. Bij de politie verklaarde ik dat de Chinese jongen eerst sloeg en dat we daarna gingen schelden, maar ik denk nu dat het andersom was. We kregen een conflict, omdat we elkaar aanstootten. Het begon met scheldwoorden en toen sloeg hij mij. Hij rende weg en zijn vrienden kwamen ertussen. Er viel een joint op de grond, dat was de aanleiding van het conflict. De reden dat we gingen schelden had dus een kleine oorzaak. De Chinese jongen had de kans mij te slaan en toen ben ik hem achterna gegaan. Ik weet niet meer wie zich verder met de chaos hebben bemoeid, omdat er veel mensen bij waren. Ik heb niemand geslagen.
Ik heb de hele avond niemand aangeraakt of geslagen. Ik heb ook niet als een bokser om de groep heen gelopen. Ik train wel met boksen, dus ik weet wel welke houding ik daarvoor moet aannemen, maar op straat heb ik dat nooit gedaan.
Ik heb een zaak lopen tegen getuige [getuige 1] , omdat hij mij een caféverbod heeft gegeven voor de duur van twee jaren. Wat hij in zijn verklaring zegt, klopt niet. Ik heb nooit een barkruk boven mijn hoofd gehouden en ik heb niemand geslagen. De politie heeft mijn vuisten nagekeken en ze hebben geen wondje of een dikke hand waargenomen.
[getuige 3] is niet zwart, maar heeft ongeveer dezelfde huidskleur als ik. Hij is een kop kleiner dan ik, maar hij is wel breed.
Op verzoek van de politierechter staan verdachte en de naast hem gezeten [medeverdachte] op. De politierechter constateert dat [medeverdachte] iets langer is, naar schatting 5 centimeter, dan [verdachte] . De officier van justitie en de raadsvrouw bevestigen deze constatering.
Met betrekking tot mijn persoonlijke omstandigheden kan ik u het volgende verklaren.
Ik woon bij mijn moeder. Ik werk voor de sociale dienst en heb een uitkering. Ik zit in de schuldsanering en dat vind ik prima. De gemeente zorgt ervoor dat ik werkzaamheden heb. Zelf kan ik geen werk vinden.
Ik ben geschorst en moet me om de twee weken melden bij de reclassering. De laatste weken had ik echter geen geld om te reizen en heb ik me afgemeld.
De officier van justitie voert het woord voor requisitoir voert daarbij aan:
Aangever [slachtoffer 1] is zeer geschokt over wat zich op 13 december 2014 heeft afgespeeld. Zijn vriend is inmiddels terug naar China en dat verklaart waarom van hem geen aangifte en klacht in het procesdossier aanwezig zijn. Verdachte wordt in het dossier regelmatig bij naam genoemd. Verdachte ontkent of wil medeverdachte [medeverdachte] beschermen. Om die reden kijk ik goed naar de verklaringen in het procesdossier. Getuige [getuige 1] verklaart zeer gedetailleerd dat verdachte met gebalde vuisten uithaalde naar de groep studenten uit Wageningen, dat hij als een wesp om de groep heen bewoog en dat hij daarna los ging op een andere jongen, waarna zij beiden op de grond vielen. Getuige [getuige 2] en aangever bevestigen dit. Zij verklaren dat het is begonnen op het moment dat één student en het homostel naar buiten kwamen. Er werd toen direct gescholden met Chinese klanken en scheldwoorden met betrekking tot homo’s. Het leek alsof er iets knapte bij verdachte en hij ging helemaal los.
Gelet op het bovenstaande, vind ik dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte samen met iemand anders openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen alle personen die in de tenlastelegging staan genoemd.
Ten aanzien van feit 1 staat vast dat verdachte de aanleiding van het conflict is geweest, omdat hij is begonnen met schelden. Hij heeft daarna geslagen en zich om de groep heen bewogen.
Ten aanzien van feit 2 eis ik veroordeling van verdachte voor de woorden die zijn gericht tegen [slachtoffer 1] , omdat van hem zowel een aangifte als een klacht in het procesdossier zijn opgenomen. Dat geldt niet voor de woorden gericht tegen [slachtoffer 2] , omdat van hem een klacht in het procesdossier ontbreekt.
Aangever hoopte dat dergelijke discriminatie jegens homo’s in Nederland niet zou plaatsvinden en is om die reden zeer geschokt. Hoewel Nederland een land is waar een ieder zich vrij en gelijkwaardig zou moeten voelen, heeft deze belediging toch plaatsgevonden.
In mijn eis breng ik de volstrekte afkeuring van geweld en discriminatoir geweld tot uitdrukking. Het heeft bij aangever diepe angst veroorzaakt en dat geldt ook voor anderen.
Ik neem daarbij in overweging dat verdachte meermalen recidive heeft gepleegd op het gebied van geweldsdelicten en bedreigingen met geweld en dat vier personen letsel hebben opgelopen in de onderhavige zaak. Daarnaast is op 18 maart 2015 een vonnis gewezen, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook daarmee houd ik rekening.
Ik eis dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] kan mijns inziens geheel worden toegewezen met schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging en voert daartoe aan:
Wat precies op de betreffende avond is voorgevallen, is niet geheel duidelijk, omdat daarover veel verschillende verklaringen bestaan. Van belang is de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat de langere jongen degene is die het geweld uitoefende en om de groep heen liep.
Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte] eist de officier van justitie vrijspraak, omdat niet vaststaat dat hij de persoon is geweest die betrokken was bij het geweld. Datzelfde geldt voor mijn cliënt. Aangever [slachtoffer 4] verklaart dat de langere jongen degene was die het geweld uitoefende. Ter zitting is geconstateerd dat mijn cliënt niet de langere jongen is, nu medeverdachte [medeverdachte] groter is dan mijn cliënt. Aangever [slachtoffer 1] lijkt over medeverdachte [medeverdachte] te spreken, omdat hij verklaart iemand een kopstoot te hebben gegeven. Medeverdachte [medeverdachte] geeft ter zitting aan dat hij een kopstoot heeft gekregen. Uit deze beide verklaringen valt dus niet af te leiden dat mijn cliënt betrokken was bij het geweld.
Echter, ik kan niet om de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] heen, maar ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat zij afwijkend hebben verklaard, omdat er nog een rechtszaak loopt tussen hen en mijn cliënt. Daarnaast spreken zij beiden slechts over één persoon, terwijl de andere getuigen spreken over meerdere personen.
Getuige [getuige 3] verklaart dat mijn cliënt er niets mee te maken heeft en dat medeverdachte [medeverdachte] volgens hem de langere jongen is. Hij heeft niet gehoord dat er woorden zijn geroepen.
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart eveneens dat mijn cliënt niets heeft gedaan.
Gelet op alle tegenstrijdige verklaringen vind ik het absoluut onduidelijk wie welke rol heeft vervuld en indien de politierechter toch aanneemt dat mijn cliënt die avond in de buurt was van het incident, is nog altijd niet duidelijk of het een groepje betrof die het geweld uitoefende. Immers, sommige getuigen verklaren over meerdere personen, doch andere getuigen verklaren slechts over één persoon. Er zou één jongen het geweld uitgeoefend hebben en de andere jongen stond erbij, maar onduidelijk is of deze een aandeel had in de openlijke geweldpleging.
Volgens de tenlastelegging zou het openlijk geweld bestaan uit het achterna lopen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en het met gebalde vuisten om de groep heen lopen en slaande bewegingen maken. Dat is echter geen openlijk geweld, maar slechts bedreiging. Datzelfde geldt voor het maken van een slaande beweging en een barkruk boven het hoofd heffen.
Wat overblijft is het vastpakken en/of vasthouden van [slachtoffer 1] en het duwen of het slaan en/of stompen in/op/tegen het hoofd/gezicht van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] , maar de eerste twee aangevers spreken over de langere jongen en de laatste eventueel over medeverdachte [medeverdachte] .
Ik verzoek daarom om vrijspraak ten aanzien van de openlijke geweldpleging.
Met betrekking tot de mishandeling is wederom onduidelijk wie de langere jongen is en wie de kleinere jongen is en of twee of drie jongens het geweld hebben uitgeoefend. Dit levert onvoldoende wettig bewijs op. Om die reden verzoek ik met betrekking te de mishandeling eveneens om vrijspraak.
Ten aanzien van de belediging bevinden zich in het procesdossier geen aangifte en klacht van [slachtoffer 2] . De vraag is dus slechts of mijn cliënt [slachtoffer 1] heeft beledigd. In zijn aangifte verklaart hij dat hij één van de twee jongens ‘Ching Pon Pon’ hoorde roepen. Hij en zijn vriend vonden dat een belediging, omdat zijn vriend van Chinese afkomst is. Indien het klopt dat deze woorden geroepen zijn, waren deze gericht tegen [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] is daardoor niet indirect beledigd, want de woorden richtten zich niet tegen hem.
Daarnaast zegt [slachtoffer 1] dat hij hoorde “ik neuk je moeder, ik neuk je vader, ik neuk wie ik wil’, maar in zijn aanvullende verklaring zegt hij niet dat hij dit zelf heeft gehoord en dat hij zich hierdoor direct beledigd heeft gevoeld. Dat geldt ook voor de woorden ‘homo’s’, ‘flikkers’ en ‘gay’. Er wordt slechts door getuigen verklaard dat deze woorden zijn geroepen, maar aangever geeft dit niet aan. Hij zegt niet dat hij zich beledigd voelde.
Om die reden is mijn conclusie ook met betrekking tot dit feit dat vrijspraak moet volgen.
Indien de politierechter toch oordeelt dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs, vind ik de eis van 9 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in verhouding met hetgeen is gebeurd, zeker niet nu artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij verzoek ik u deze niet-ontvankelijk te verklaring in verband met het ontbreken van de causaliteit.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte verklaart:
Ik heb niet geslagen.
De politierechter sluit daarop het onderzoek en zegt mondeling vonnis te zullen wijzen om circa 17.30 uur, nadat alle strafzaken deze middag zijn behandeld.
De politierechter spreekt later die middag het vonnis uit ter openbare terechtzitting. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn daarbij niet meer aanwezig.
AANTEKENING VAN HET MONDELINGE VONNIS
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 13 december 2014 in de gemeente Wageningen met aan ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Markt, in elk geval op
of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk
geweld bestond uit het - achterna lopen en/of toelopen van/naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - met gebalde vuist(en) om die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (heen) lopen en/of - met gebalde vuist(en) (een) slaande beweging(en) maken in de richting van
die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - met een (bar)kruk (een) slaande beweging(en) maken naar/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of - (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of - vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het duwen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , tengevolge van dat geweld hebben die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel heeft/hebben opgelopen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2014 in de gemeente Wageningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben mishandeld door - die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan en/of te stompen en/of - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] vast te pakken en/of vast te houden en/of (met kracht) op/tegen het lichaam te duwen;
2.
hij op of omstreeks 13 december 2014 in de gemeente Wageningen, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk beledigend
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in diens/dier tegenwoordigheid en/of in het
openbaar mondeling heeft/hebben toegeroepen/toegevoegd de woorden ""Ik neuk je
moeder" en/of "Ik neuk je vader, ik neuk wie ik wil" en/of "Ching Pon Pon"
en/of "Homo's" en/of "Flikkers" en/of "Faggot" en/of "Gay", althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2 Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De politierechter is met de officier van justitie en de raadsvrouw van mening dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor het onder feit 2 tenlastegelegde voor zover het betrekking heeft op [slachtoffer 2] , omdat deze ten aanzien van de belediging geen klacht heeft ingediend.