ECLI:NL:RBGEL:2015:6074

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
05/139310-12 en 05/740018-14 (gevoegd ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Tomassen
  • A. Prisse
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling in Apeldoorn en Vaassen

Op 29 september 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Vaassen, die betrokken was bij een vechtpartij in Apeldoorn. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats op 20 februari 2012 in Vaassen, waar de verdachte een kopstoot gaf aan het slachtoffer, wat resulteerde in letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde zware lichamelijke letsel, omdat het letsel niet als zodanig werd gekwalificeerd.

Het tweede incident vond plaats in de nacht van 15 op 16 februari 2014 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, en kwalificeerde dit als medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van het eerste incident, ter hoogte van € 371,28. De rechtbank overwoog dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat er geen bijzondere voorwaarden nodig waren, gezien het tijdsverloop sinds het laatst gepleegde feit en het feit dat de verdachte sindsdien niet meer in aanraking was gekomen met justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/139310-12 en 05/740018-14 (gevoegd ttz.)
Datum uitspraak : 29 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 mei 2014, 18 juni 2014, 21 april 2015 en 15 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummers 05/139310-12 en 05/740018-14
Aan verdachte is onder parketnummer 05/139310-12 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 20 februari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een zogenaamde kopstoot te geven in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 februari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ), (met kracht) een zogenaamde kopstoot heeft gegeven in/op/tegen diens gezicht/hoofd, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een opgezwollen lip en/of een kort op de lip en/of kneuzing kaakgewricht), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/740018-14, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de nacht van 15 februari 2014 op 16 februari 2014 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans éénmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt (terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 15 februari 2014 op 16 februari 2014 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans éénmaal, (met kracht) tegen en/of op het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of getrapt (terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 15 februari 2014 op 16 februari 2014 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Nieuwstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit - het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) - het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) - (terwijl die [slachtoffer 2] weerloos op de grond lag) het meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet, schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .

2.Parketnummer 05/139310-12

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
[slachtoffer 1] heeft bij de politie aangifte gedaan van een incident op 20 februari 2012 te Vaassen, waarbij hij door een kopstoot van verdachte letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar de jurisprudentie op het standpunt gesteld dat verdachte door het geven van een kopstoot op de mond van aangever niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Voorts is de aard van het toegebrachte letsel (net) niet toereikend om te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangever, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betwist dat verdachte aan aangever een kopstoot heeft gegeven en stelt dat de getuigenverklaringen op dit punt niet betrouwbaar zijn. Nu het geven van een kopstoot door verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar wel een essentieel onderdeel vormt van de tenlastelegging dient verdachte integraal te worden vrijgesproken. Daarnaast is het letsel dat aangever heeft opgelopen, niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 20 februari 2012 met een groep vrienden, onder wie [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , bij een kebabzaak in Vaassen stond toen er een donkerkleurige auto langs hen reed. Vervolgens zag aangever dat de bestuurder van de donkerkleurige auto uitstapte. De bestuurder is door een getuige herkend als verdachte. Aangever voelde en zag dat verdachte in zijn gezicht spuugde, waarop aangever verdachte terug spuugde. Aangever zag dat verdachte hierna met zijn hoofd naar achteren ging en hem een kopstoot gaf die op zijn mond terecht kwam. Aangever heeft als gevolg hiervan veel last gehad van zijn lip en tanden. De linkerzijde van zijn kaak was erg dik waardoor hij zijn mond niet open kon doen. Aangever heeft een viertal foto’s van zijn opgezwollen en bebloede lip bij zijn aangifte gesloten [2]
Uit het ingevulde Aanvraagformulier Medische informatie van 22 maart 2012 blijkt dat bij aangever sprake is van subluxatie van het kaakgewricht, dat hij een erg dikke lip heeft met twee wondjes waarvan één winkelhaakje, dat hij een bloeduitstorting heeft bij zijn onderlip en dat zijn linker kaakgewricht is gekneusd. [3]
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat de bestuurder van een zwarte personenauto zijn hoofd naar achteren haalde en aangever een kopstoot gaf op diens lip. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van een donkerkleurige auto een kopstoot tegen het hoofd van aangever gaf, waarna diens lip hevig begon te bloeden en erg dik werd. Getuige heeft verklaard dat de bestuurder die aangever een kopstoot gaf, [verdachte] heet en in [woonplaats] woont. [5]
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte een stap achteruit zette en aangever een kopstoot gaf. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 20 februari 2012 zijn zwarte Peugeot voor een kebabzaak in Vaassen wilde neerzetten maar er niet langs kon omdat er groep personen voor de kebabzaak stond. Hierop is hij in discussie geraakt met aangever. Verdachte voelde en zag dat aangever in zijn gezicht tufte, waarop hij hem terug spuugde. Verdachte voelde zich onmachtig en heeft geweld tegen aangever gebruikt. [7]
Bewijsoverwegingen:
Verdachte heeft bevestigd dat er een fysieke confrontatie tussen hem en aangever heeft plaatsgevonden. Nu aangever alsook voornoemde getuigen allen hebben verklaard dat verdachte aan aangever een kopstoot heeft gegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een kopstoot heeft gegeven en niet, zoals hij zegt, een vuistslag. De rechtbank hecht op dit punt meer waarde aan de verklaringen van aangever en de getuigen dan aan de verklaring van verdachte. De rechtbank vindt in het dossier en in hetgeen door verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht geen aanwijzingen dat de getuigen hun verklaringen onderling op elkaar hebben afgestemd, zoals door de raadsman van verdachte is gesuggereerd. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat de getuigen ook geen enkel belang lijken te hebben om anders te verklaren dan hetgeen zij hebben waargenomen.
Uit de getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte (na een stap naar achteren te hebben gezet) aangever een kopstoot op diens mond c.q. lip heeft gegeven. Met welke kracht de kopstoot op de mond van aangever terecht is gekomen, is op basis van de dossierstukken niet vast te stellen. Het geven van een kopstoot tegen de mond is, bij gebrek aan informatie hierover naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder af dat de kopstoot door verdachte er wel toe heeft geleid dat aangever enig letsel heeft opgelopen, bestaande uit een opgezwollen lip en een gekneusd kaakgewricht. Gelet op de aard van deze verwondingen, is evenwel geen sprake van zwaar lichamelijk letsel in strafrechtelijke zin. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, te weten mishandeling.
Parketnummer 05/740018-14
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [8]
Aanleiding onderzoek
De politie heeft in de nacht van 15 op 16 februari 2014 gezien dat er een geweldsincident plaatsvond in de Nieuwstraat in Apeldoorn, ter hoogte van eetgelegenheid [naam] . Op camerabeelden is te zien dat een jongen, naar later bleek aangever [slachtoffer 2] , door meerdere personen is geslagen en geschopt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Uit hetgeen verbalisanten hebben waargenomen, hetgeen wordt ondersteund door de aanwezige camerabeelden, blijkt duidelijk dat verdachte een krachtige slaande beweging naar het hoofd van aangever heeft gemaakt en met de hak van zijn schoen een krachtige trap op het hoofd heeft gegeven, terwijl aangever op de grond lag. Door deze handelswijze heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden. Ook andere personen hebben aangever met geschoeide voet tegen het lichaam en/of hoofd getrapt en geschopt zodat sprake is van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de door hem nader vermelde processen-verbaal van bevindingen en de verklaringen die verbalisanten ten overstaan van de rechter-commissaris hebben afgelegd, onbetrouwbaar zijn en dus niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. De resterende bewijsmiddelen bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte feitelijk betrokken is geweest bij het geweld gepleegd tegen aangever. Verdachte heeft ook steeds ontkend dat hij aangever (raak) heeft geslagen of getrapt. Verdachte is alleen over aangever heen gesprongen, hetgeen wordt bevestigd door de ter zitting bekeken camerabeelden. Daarnaast duiden de aard en de uiterlijke verschijningsvorm van het bij aangever geconstateerde letsel niet op krachtig slaan en/of schoppen. Hierdoor is onvoldoende komen vast te staan dat door eventueel slaan en/of schoppen een aanmerkelijke kans op de dood, dan wel een kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Meer subsidiair is naar voren gebracht dat betrokkene geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld uitgeoefend tegen aangever.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2014 in Apeldoorn in de buurt van [naam] met geweld is aangevallen toen hij probeerde een ruzie te sussen. Aangever heeft verklaard dat hij hierdoor enige tijd buiten kennis is geweest en een blauwe plek op de rechterkant van zijn voorhoofd, een bult op zijn hoofd en een opgezette pijnlijke pols heeft opgelopen. [9] Voorts heeft verdachte verklaard dat hij als gevolg van het incident last heeft gehad van zijn hoofd en twee weken niet heeft kunnen werken en niet naar school heeft kunnen gaan. [10]
Uit een mutatierapport (vertrouwelijk) blijkt dat op 16 februari 2014 om 3:58 uur is gemeld dat een persoon buiten bewustzijn is aangetroffen en dat de persoon op 16 februari 2014 om 04:11 uur weer aanspreekbaar was. [11]
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat zij bij [naam] stond en dat de sfeer gespannen was. Getuige hoorde geschreeuw en zag dat er veel vechtende mensen vanuit de richting van het Caterplein haar kant op kwamen. Het leek wel een massale lopende vechtpartij. Iedereen leek zich in de vechtpartij te mengen. Ze zag een jongen op de grond liggen, bewusteloos, met zijn rug op de grond. Op dat moment keek niemand naar de jongen om omdat iedereen aan het vechten was. Getuige werd weggetrokken door haar vriend. Toen ze zich weer omdraaide, zag ze dat een andere jongen de bewusteloze jongen een trap tegen zijn hoofd gaf. Het was gewoon enorme agressie. Die jongen trapte, terwijl de jongen al bewusteloos was. Ze zag dat de jongen die trapte, de bewusteloze jongen tegen de rechter zijkant van diens gezicht raakte. Het trappen ging ook echt heel hard, het was onvoorstelbaar. Getuige liep naar de jongen toe en zag dat deze bewusteloos was, hij reageerde nergens meer op. Ze dacht eerst dat de jongen niet meer leefde, maar bij het voelen van zijn pols voelde ze dat hij nog hartslag had. [12]
Getuige [getuige 5] heeft bij de politie verklaard dat hij onder meer met zijn vriendin, getuige [getuige 4] , bij [naam] stond toen hij op een gegeven moment een hoop geschreeuw hoorde. Toen hij omkeek zag hij dat er een jongen met zijn rug op de grond viel. Waar hij viel, stonden veel fietsen gestald. Toen die jongen op de grond viel, werd hij door anderen geschopt. Dat schoppen ging echt met kracht. Getuige zag dat de jongen meerdere keren, zeker twee of drie keer, tegen zijn hoofd werd geschopt. Getuige heeft in ieder geval twee schoppende jongens van buitenlandse afkomst gezien. Volgens getuige maakte de twee jongens deel uit van een grotere groep. Toen die twee jongens op de grond aan het schoppen waren, stonden er ook andere personen omheen te schreeuwen en te springen. [13]
Getuige [getuige 6] heeft bij de politie verklaard dat twee Nederlandse jongens op een gegeven moment ruzie kregen met de oudere Turkse jongens. De Turkse jongens scholden de Nederlandse jongen uit en duwden de Nederlandse jongens weg. De Nederlandse jongens renden vervolgens weg richting [naam] . Getuige liep er achteraan. Getuige zag dat een Turkse jongen de Nederlandse jongen van achteren sloeg. Hij zag dat de Nederlandse jongen op de grond lag en dat iemand hem tegen zijn lichaam of gezicht schopte. In ieder geval heeft er één jongen geschopt en heeft er één jongen geslagen. [14]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij op de camerabeelden die op 16 februari 2014 zijn gemaakt en afkomstig zijn van camera 18, die zicht heeft op de Nieuwstraat in Apeldoorn, onder meer het volgende hebben waargenomen vanaf 03.57.57 tot 03.58.05 uur. Te zien is dat verdachte I een donkere broek draagt met een donkere jas, bekend als een ‘michelin’ jas. Verbalisanten zien dat op het moment dat het slachtoffer probeert de personen met zijn benen af te weren, verdachte I het slachtoffer van de achterkant benadert en hem met zijn rechterarm een stomp op zijn lichaam geeft. Vervolgens zien zij dat verdachte I om het slachtoffer heen loopt en schoppende bewegingen maakt in de richting van het slachtoffer. Verdachte I heft zijn linkerbeen en plaatst zijn voet met kracht boven op het slachtoffer. Verbalisanten zien dat verdachte I daarna over het slachtoffer heen stapt en weg loopt, waarna hij wordt aangehouden. [15]
Voorts hebben verbalisanten op bovenvermelde camerabeelden gezien dat verdachte IV zijn rechtervoet naast het lichaam van het slachtoffer plaatst en met zijn linkerbeen met kracht een trappende beweging maakt tegen het lichaam van het slachtoffer. Nadat verdachte IV deze trappende beweging heeft gemaakt, is verdachte I aangehouden. [16]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben gerelateerd dat zij ter plaatse waren en zagen dat enkele allochtone jongens in gevecht raakten met Nederlandse jongens en dat twee Nederlandse jongens door een aantal jongeren uit deze allochtonengroep werden aangevallen. De twee Nederlandse jongens kwamen door de vuistslagen en trappen ten val. Verbalisanten zagen dat verdachte [verdachte] uit de allochtonengroep het slachtoffer met zijn vuist sloeg. Dit deed verdachte met kracht en gebalde vuist op het gezicht van het slachtoffer. Zij zagen de arm van verdachte met kracht naar achteren gaan om vervolgens met kracht vol uit te halen op het gezicht van het liggende slachtoffer. Het slachtoffer lag op dat moment op de grond, nog wel bij kennis. Op een gegeven moment zagen verbalisanten dat verdachte bewust en met veel kracht een trap op het hoofd van het slachtoffer gaf. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat verdachte zijn knie omhoog deed om vervolgens met volle kracht op het hoofd van het slachtoffer te trappen. Verbalisanten zagen meteen dat het slachtoffer niet meer bij kennis was. Het slachtoffer wendde zijn gezicht af naar links en zijn ogen en mond stonden open. [17]
Ter zitting heeft verdachte - bij het bekijken van de camerabeelden van nummer 18 - verklaard dat hij de jongen met de bruine gewatteerde jas is, die op de beelden een slaande beweging maakt naar het slachtoffer, dat op de grond ligt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden te zien is en die zijn linkerknie/been omhoog heft vlak bij het slachtoffer dat op de grond ligt en naar beneden brengt. Kort daarna is hij aangehouden.
De rechtbank heeft op de ter zitting getoonde camerabeelden van nummer 18 waargenomen dat dezelfde persoon, dus verdachte, zijn linkerknie opheft en daarna zijn been naar beneden beweegt richting het slachtoffer ter hoogte van het hoofd/bovenlichaam en zo een trappende beweging naar beneden richting het slachtoffer maakt. Daarna beweegt hij zijn been naar voren en stapt hij over het slachtoffer heen en loopt hij weg. Op de beelden is duidelijk te zien dat de beweging die verdachte met zijn been naar het slachtoffer maakt, niet vloeiend is. Voorts stelt de rechtbank vast dat op de beelden is te zien dat meerdere personen geweld uitoefenen op het slachtoffer. Daarnaast constateert de rechtbank dat er twee verbalisanten in een hesje en met een helm, zogenaamde bikers, duidelijk zichtbaar in beeld zijn, die vanuit hun positie onbelemmerd zicht hebben op de gedragingen van verdachte. [18]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat aangever is geschopt en geslagen tegen zijn hoofd terwijl hij met zijn rug op de grond lag en dat aangever hierdoor letsel heeft opgelopen en buiten bewustzijn is geraakt. Vervolgens stelt de rechtbank vast op basis van de ter zitting bekeken camerabeelden – bezien in onderlinge samenhang met de verklaringen van verbalisanten vastgelegd in voormelde processen-verbaal van bevindingen - dat verdachte aangever met zijn vuist met kracht in het gezicht heeft geslagen en hem vervolgens met geschoeide voet met kracht op het hoofd heeft geschopt. De lezing van verdachte dat hij aangever niet heeft geraakt en alleen over aangever is heen gesprongen c.q. gestapt, legt de rechtbank naast zich neer. Hierbij acht de rechtbank van belang dat op de camerabeelden duidelijk is te zien dat verdachte een trappende beweging naar beneden richting het hoofd van het slachtoffer maakt en dat verdachte anders dan hij ter zitting heeft verklaard, niet één vloeiende beweging heeft gemaakt, maar een tweestaps-beweging, waarbij hij na voormelde eerste beweging zijn linkerknie opheft en dan pas doorstapt. Tevens gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte aangever met zijn voet tegen het hoofd heeft geraakt en dat, zoals verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben waargenomen, aangever direct na de trap van verdachte zijn bewustzijn heeft verloren. Voorts overweegt de rechtbank in dit verband dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer zich na de val nog enige tijd heeft verweerd zodat niet aannemelijk is geworden dat deze val van aangever ertoe heeft geleid dat aangever buiten kennis is geraakt. De rechtbank ziet geen reden om aan de inhoud van de betreffende processen-verbaal van bevindingen te twijfelen, temeer niet nu deze stroken met de overige aangehaalde getuigenverklaringen. Verder blijkt uit eerder vermeld mutatierapport dat aangever vanaf het tijdstip 03:58 uur tot 4:11 uur buiten kennis is geweest, hetgeen er eveneens op duidt dat verdachte aangever met aanzienlijke kracht tegen het hoofd heeft schopt.
De vraag is of de schop die verdachte aangever gaf, een poging doodslag oplevert.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
Verdachte heeft aangever van korte afstand en met dusdanige kracht met geschoeide voet tegen het hoofd geraakt, dat aangever als gevolg hiervan bewusteloos is geraakt. Aangever lag op dat moment met zijn rug op de grond en was vanwege deze positie dus extra kwetsbaar. Verdachte had aangever dodelijk kunnen verwonden gezien de kwetsbaarheid van en de vitale lichaamsfuncties in het getroffen gebied; het hoofd van het slachtoffer, gezien zijn schoprichting en gezien de kracht waarmee is geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich – minst genomen - willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood door deze schop zou intreden en heeft hij die aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Voorts blijkt uit de verklaringen van onder meer getuige [getuige 4] en [getuige 5] als ook uit de ter zitting bekeken camerabeelden dat meerdere personen achtereenvolgens geweld hebben gepleegd tegen aangever door hem met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te slaan. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden aangemerkt als medepleger.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd.
Het verweer dat de door de raadsman aangehaalde processen-verbaal, evenals de door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn en daarom onbruikbaar als bewijsmiddel, wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de waarnemingen van verbalisanten, neergelegd in de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat op het ter zitting bekeken beeldmateriaal is te zien dat beide verbalisanten (duidelijk herkenbaar aan hun hesje) ter plaatse waren en vanuit hun positie onbelemmerd zicht hadden op verdachte. De gegevens uit de processen-verbaal getuigenverhoor leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Die gegevens zijn niet in strijd met de verklaringen van verbalisanten dat zij eerst het bedoelde proces-verbaal van bevindingen hebben opgemaakt ter zake van hetgeen zij op 16 februari 2014 hebben waargenomen en pas daarna de betreffende camerabeelden hebben uitgekeken. De stellingen van de raadsman berusten op een onjuiste interpretatie van de feiten nu hij er kennelijk vanuit gaat dat de beelden zijn bekeken tijdens de de-briefing. Dit is feitelijk onmogelijk nu uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] op 30 mei 2014 blijkt dat hij ten tijde van de de-briefing bezig was met het veiligstellen van de beelden en/of terugrijden van Zwolle naar Apeldoorn.

3.Bewezenverklaring

Parketnummer 05/139310-12
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 februari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ), (met kracht) een zogenaamde kopstoot heeft gegeven in
/op/tegendiens gezicht
/hoofd,tengevolge waarvan deze
zwaar lichamelijk letsel (een opgezwollen lip en/
ofeen korst op de lip en
/ofkneuzing van zijn kaakgewricht
),
althans enig lichamelijk letsel,heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Parketnummer 05/740018-14
Primair
hij in
of omstreeksde nacht van 15 februari 2014 op 16 februari 2014 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans éénmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt (terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Parketnummer 05/139310-12
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling
Parketnummer 05/740018-14
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Parketnummers 05/139310-12 en 05/740018-14
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

GZ-psychologen [deskundige 1] en [deskundige 2] hebben in hun onderzoeksrapport van 28 april 2014 geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zodat zij hebben geadviseerd verdachte volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
Nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte mishandeling en poging doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft de officier van justitie verzocht om hierbij de door de reclassering opgestelde bijzondere voorwaarden op te leggen. Volgens de officier van justitie is gevangenisstraf de enige passende sanctiemodaliteit, gelet op de ernst van het tweede geweldsincident en het daarbij uitgeoefende excessieve geweld tegen [slachtoffer 2] , dat veel ernstiger had kunnen aflopen. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de straf die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
In geval van stafoplegging heeft de raadsman primair gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het door verdachte ondergane voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman zich uitgesproken voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van voormelde duur, gecumuleerd met een taakstraf van beperkte duur, en meer subsidiair voor een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van bedoelde duur aan te vullen met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij kan worden volstaan met het opleggen van reclasseringstoezicht. Volgens de verdediging bestaat er geen aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, gelet op het tijdsverloop sinds het laatst gepleegde feit en de omstandigheid dat verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd
3 augustus 2015;
- diverse reclasseringsadviezen omtrent verdachte, meest recentelijk van 15 juni 2015; en
- een verdachte betreffend rapport psychologisch onderzoek Pro Justitia van 28 april 2014.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Hij heeft zonder enige aanleiding samen met andere personen tegen het hoofd van aangever getrapt terwijl hij weerloos op de grond lag. Op de beelden is te zien dat verdachte ook voor dit incident persisteert in agressief aanvalsgedrag, ondanks dat een ander hem daarvan probeert te weerhouden en hem ook fysiek een heel eind wegtrekt van aangever. Verdachte heeft bij dat trappen dusdanige kracht gebruikt dat aangever hierna ruim tien minuten buiten kennis is geweest. Daarnaast heeft verdachte aangever met gebalde vuist in het gezicht geslagen. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een levensbedreigend gevaar voor aangever in het leven geroepen. Dat het handelen van verdachte geen fatale gevolgen voor aangever heeft gehad is niet aan verdachte te danken geweest. Verdachte heeft op laffe en grove wijze de lichamelijke integriteit van aangever aangetast. Door dergelijk geweld, zeker wanneer dit in het openbaar plaatsvindt, worden algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aangewakkerd. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling.
Zoals hierboven reeds is overwogen, wordt verdachte gelet op voormeld psychologisch onderzoeksrapport als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd.
Uit de beschikbare justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, een zeer ernstig delict, volstaat naar het oordeel van de rechtbank geen andere sanctie dan gevangenisstraf. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Parketnummer 05/139310-12
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 371,28 waarvan € 350,- voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor zowel het schadevergoedingsbedrag als voor de verschuldigde wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] volledig toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak ter zake van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 371,28 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is volledig voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 05/139310-12 primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van 18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 05/139310-12 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een totaal bedrag van
€ 371,28 (driehonderd eenenzeventig euro en achtentwintig cent);
  • bepaalt dat het toegewezen bedrag aan immateriële schade van € 350 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2012 (datum van het bewezenverklaarde feit) tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat het toegewezen bedrag aan materiële schade van € 21,28 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2012 (ontvangstdatum van de vordering tot schadevergoeding) tot aan de dag der algehele voldoening; en
  • met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag
te betalen van € 371,28 (driehonderd eenenzeventig euro en achtentwintig cent);
  • bepaalt dat het toegewezen bedrag aan immateriële schade van € 350 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2012 (datum van het bewezenverklaarde feit) tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat het toegewezen bedrag aan materiële schade van € 21,28 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2012 (ontvangstdatum van de vordering tot schadevergoeding) tot aan de dag der algehele voldoening; en
  • met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. Tomassen, voorzitter, mr. Prisse en mr. Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 september 2015.
mr. Tomassen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie regio Noord- en Oost-Gelderland, district Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10-11.
3.Aanvraagformulier Medische Informatie, p. 17 en 19.
4.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 20-21.
5.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 22-23.
6.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 24-25.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 26-27.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie regio Noord- en Oost-Gelderland, district Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0620-2014022848, gesloten op 28 april 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 54-56.
10.Proces-verbaal aangever, p. 58.
11.Mutatie rapport, p. 280-281.
12.Proces-verbaal verhoor getuige, p.103-104.
13.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 110-111.
14.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 144-146.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 158-159.
18.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.