ECLI:NL:RBGEL:2015:5970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
05/740242-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor overval op een supermarkt met bedreiging

Op 23 september 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van een overval op een Albert Heijn supermarkt. De verdachte heeft op 11 mei 2015, met een aardappelschilmesje, een meisje achter de kassa bedreigd en gedwongen de kassalade te openen. Hij heeft geld uit de kassa meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf om de start van een eerder opgelegde ISD-maatregel te versnellen. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740242-15
Datum uitspraak : 23 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] te Wageningen, wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen
raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 augustus 2015 en 09 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn ( [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (teamleider bij Albert Heijn), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- over de balie naar voren leunde in de richting van die [slachtoffer] en/of uit zijn mouw een (aardappelschil)mes liet vallen/komen en/of deze vervolgens in zijn hand vast heeft gehouden en/of
- zijn arm (met een krachtige beweging voorwaarts) naar voren heeft gestrekt met in zijn hand het (aardappelschil)mes in zijn hand houdend in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( terwijl hij het mes gericht heeft op die [slachtoffer] ) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "maak de kassalade open anders steek ik je neer" en/of
- ( vervolgens) in de richting van die kassa is gelopen en daar geld uit heeft gehaald;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens Albert Heijn , p. 28 – 30;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 mei 2015 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een
)geldbedrag
(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Albert Heijn (Van Lawick van Pabststraat 76),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (teamleider bij Albert Heijn), gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- over de balie naar voren leunde in de richting van die [slachtoffer] en
/ofuit zijn mouw een
(aardappelschil
)mes liet vallen
/komenen
/ofdeze vervolgens in zijn hand vast heeft gehouden en
/of
- zijn arm
(met een krachtige beweging voorwaarts)naar voren heeft gestrekt met in zijn hand het
(aardappelschil
)mes in zijn hand houdend in de richting van
de buik en/of borst, althanshet lichaam van die [slachtoffer] en
/of
- ( terwijl hij het mes gericht heeft op die [slachtoffer] ) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "maak de kassalade open anders steek ik je neer" en
/of
- ( vervolgens) in de richting van die kassa is gelopen en daar geld uit heeft gehaald.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Hierbij merkt de officier van justitie op te beseffen dat op 30 april 2015 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders aan verdachte is opgelegd en deze pas ten uitvoer kan worden gelegd na de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf. Hierbij geeft de officier van justitie aan dat verdachte in detentie zelfstandig al een begin kan maken aan de begeleiding en behandeling en dat dit van positieve invloed kan zijn op de duur van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel).
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (jas, shirt en schoeisel) vordert de officier van justitie de teruggave aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een kale gevangenisstraf – met name gezien de persoon van verdachte – enkel een recidive verhogend effect zal hebben. Bovendien wordt verdachte dan minder gestimuleerd tot het ondergaan van de ISD-maatregel. Verdachte ontbreekt het aan handvatten zelf in detentie begeleiding en behandeling te regelen. De verdediging verzoekt om die reden en gelet op de duur van de ISD-maatregel– waardoor de vergelding nog steeds tot uiting komt – tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een werkstraf.
Ten aanzien van het beslag refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 juli 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils, gedateerd 15 juli 2015;
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een supermarkt overvallen waarbij hij door middel van het dreigen met geweld met behulp van een aardappelschilmes het meisje achter de kassa heeft gedwongen de kassalade te openen. Verdachte heeft slechts zijn eigen geldelijk gewin op het oog gehad waarbij hij voorbij is gegaan aan de gevolgen voor de slachtoffers. Door dergelijke feiten ondervinden slachtoffers vaak nog geruime tijd gevoelens van angst en onveiligheid. Naast de gevolgen voor slachtoffers, neemt eveneens het gevoel van onveiligheid in de samenleving toe.
Verdachte is al vaker ter zake van vermogensdelicten veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een ernstig misdrijf te plegen.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte onder curatele is gesteld. Verdachte heeft iedere week € 20,- te besteden. Dit is volgens verdachte te weinig waardoor hij naar eigen zeggen geen andere optie ziet dan stelen. Verdachte blowt dagelijks en gebruikt geregeld cocaïne. Er is sprake van een ernstige afhankelijkheid van cannabis en cocaïne. Als verdachte niet gedetineerd is, staat zijn leven in het teken hiervan. De reclassering beschrijft dat verdachte beïnvloedbaar is en door impulsiviteit, gebrek aan innerlijke structuur en opportunistische neigingen komt tot het plegen van delicten. Daarnaast is sprake van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en Gilles de la Tourette. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Doorgaans worden voor dergelijke feiten aanzienlijke gevangenisstraffen opgelegd, met name gelet op het gebruik van een mes tijdens de overval en de recidive van verdachte. De rechtbank heeft echter ook kennis genomen van de op 30 april 2015 opgelegde ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar. Deze maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van verdachte. In het geval verdachte verslaafd is of andere problematiek heeft waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt strekt de maatregel er ook toe een bijdrage te leveren aan oplossing van deze verslavingsproblematiek en andere problematiek. Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, wordt eerst deze tenuitvoergelegd voordat de ISD-maatregelen daarmee de behandeling van start gaat.
De rechtbank begrijpt het belang van verdachte bij een zo spoedig mogelijke start van de ISD-maatregel. Oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf doet echter naar het oordeel van de rechter, ook wanneer rekening wordt gehouden met de nog ten uitvoer te leggen ISD-maatregel, onvoldoende recht aan de ernst van het feit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank gaat echter – in tegenstelling tot de officier van justitie – uit van een gevangenisstraf van kortere duur waardoor de ISD-maatregel sneller aanvangt en verdachte na deze gevangenisstraf kan beginnen met een behandeling. De rechtbank acht naast deze gevangenisstraf een stok achter de deur noodzakelijk en zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Nu de ISD-maatregel een vrijheidsbenemende maatregel betreft, zal de proeftijd pas lopen na afloop van deze maatregel. Om die reden stelt de rechtbank de proeftijd op een duur van 1 jaar.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven jas, shirt en schoeisel toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 1 (een) jaar heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
 beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen, te weten teruggegeven jas, shirt en schoeisel, aan de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik, en mr. R. Teekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx en mr. T. de Munnik griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, zaaknummer BHV 2015313908, gesloten op 24 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.