ECLI:NL:RBGEL:2015:5619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
05/760008-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onoplettendheid van bestuurder van snorfiets met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 7 september 2015 heeft de Militaire Kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man uit Oosterhout. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 4 juli 2014 in Hulten, gemeente Gilze en Rijen, door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig te rijden op een snorfiets, een Solex. Tijdens het inhalen van andere snorfietsen op een fietspad, kwam de verdachte op het gedeelte van het fietspad dat bestemd was voor tegenliggers, waar hij frontaal in botsing kwam met een tegenligger, een man op een racefiets. Deze tegenligger liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder diverse breuken in het gezicht, waarvoor hij geopereerd moest worden en minimaal zes weken niet kon werken.

De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij niet voldoende oplettend was geweest bij het inhalen en zich niet had vergewist van de aanwezigheid van tegenliggers. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich onvoldoende had overtuigd van de verkeerssituatie en dat zijn gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 90 uur op, met een vervangende hechtenis van 45 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760008-15
Datum uitspraak : 7 september 2015
verstek
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 24 augustus 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2014 te Hulten, gemeente Gilze en Rijen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets, te
weten een solex), daarmede komende uit de richting van de wijk Reeshof te
Tilburg en gaande in de richting Gilze, heeft gereden over de weg, te weten
het langs de Burgemeester Ballingsweg gesitueerde vrijliggende en middels bord
G12a van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
aangegeven fiets/bromfietspad, dat ter plaatse bestemd was voor het verkeer in
twee rijrichtingen en zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
terwijl hij, verdachte goed zicht had op het, gezien zijn verdachtes
rijrichting, voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg
(dat fiets/bromfietspad) en/of
terwijl hij, verdachte zich bewust was dat die weg (dat fiets/bromfietspad)
ter plaatse niet erg breed, -naar zijn, verdachtes inschatting ongeveer 2
meter breed-, was en/of uit tegenovergestelde richting verkeer kon naderen
en/of
terwijl gelet op voormelde breedte van die weg (dat fiets/bromfietspad) en de
aldaar op die weg (dat fiets/bromfietspad) zich bevindende andere
motorrijtuigen (snorfietsen, te weten solexen) niet of nauwelijks ruimte was
om in te halen
zich in onvoldoende mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting
verkeer naderde en/of niet of in onvoldoende mate is blijven kijken of uit
tegenovergestelde richting verkeer over die weg (dat fiets/bromfietspad
verkeer naderde en/of
een aantal (twee of drie) naast elkaar, voor hem uit over die weg (dat
fiets/bromfietspad)rijdende andere motorrijtuigen (snorfietsen, te weten
solexen) via het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die
weg (dat fiets/bromfietspad) is gaan inhalen en/of
in de gezien, zijn verdachtes rijrichting, links naast die weg (dat
fiets/bromfietspad)gelegen berm is terechtgekomen en/of
alvorens de rijbaan van die weg (dat fiets/bromfietspad)op te rijden, zich in
onvoldoende mate heeft overtuigd of er over dat voor het tegemoetkomend
verkeer bestemde weggedeelte verkeer naderde en/of
naar rechts heeft gestuurd en/of dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde
weggedeelte wederom is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over die weg (dat
fiets/bromfietspad) rijdende, toen hem, verdachte dicht genaderd zijnde
bestuurder van een (race)fiets en/of een (race) fiets, ten gevolge waarvan of
waarbij die bestuurder van die (race)fiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte
gevaarlijk heeft ingehaald;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 04 juli 2014 te Hulten, gemeente Gilze en Rijen, als
bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets, te weten een solex), daarmede
komende uit de richting van de wijk Reeshof te Tilburg en gaande in de
richting Gilze, heeft gereden over de weg, te weten het langs de Burgemeester
Ballingsweg gesitueerde vrij liggende en middels bord G12a van bijlage 1 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aangegeven
fiets/bromfietspad, dat ter plaatse bestemd was voor het verkeer in twee
rijrichtingen en een aantal (twee of drie) naast elkaar, voor hem uit over die weg (dat
fiets/bromfietspad) rijdende andere motorrijtuigen (snorfietsen, te weten
solexen) via het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die
weg (dat fiets/bromfietspad) is gaan inhalen en/of
in de gezien, zijn verdachtes rijrichting, links naast die weg (dat fiets/bromfietspad) gelegen berm is terechtgekomen en/of
naar rechts heeft gestuurd en/of dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde
weggedeelte wederom is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een over die weg (dat
fiets/bromfietspad) rijdende, toen hem, verdachte dicht genaderd zijnde
bestuurder van een (race)fiets en/of een (race)fiets, ten gevolge waarvan of
waarbij die bestuurder van die (race)fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 juli 2014 heeft verdachte als bestuurder van motorrijtuig, namelijk een snorfiets, te weten een Solex in Hulten, gemeente Gilze Rijen over de weg gereden. Verdachte kwam uit de richting van de wijk Reeshof te Tilburg en ging in de richting van Gilze. Verdachte reed langs het vrij liggende en middels bord G12a van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangegeven fiets/bromfietspad aan de Burgemeester Ballingsweg. Dit pad is bestemd voor verkeer in twee rijrichtingen. [2]
Op enig moment haalde verdachte twee of drie naast elkaar rijdende Solexen in, waarbij hij op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van het fiets/bromfietspad kwam. Verdachte kwam hierbij links naast het pad in de berm terecht. [3] Verdachte kwam weer naar rechts op de weghelft voor tegenliggers, waar op dat moment een tegenligger, te weten [slachtoffer] , als bestuurder van een racefiets fietste. Er ontstond een aanrijding met [slachtoffer] , waardoor deze ten val kwam. [4] Als gevolg van de aanrijding liep [slachtoffer] diverse ernstige aangezichtsfacturen op. [5] Zo had [slachtoffer] facturen aan de linkerzijde van zijn gezicht in zijn kaak, zijn jukbeen, zijn oogkas, neus en een breuk aan de rechterzijde in zijn onderkaak. [slachtoffer] is als gevolg hiervan geopereerd door de kaakchirurg en heeft minimaal zes weken niet kunnen werken. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994). Verdachte heeft niet voldaan aan zijn verplichting om oplettend te zijn bij het inhalen van de andere bestuurders en zich ervan te vergewissen dat er geen tegenliggers waren. De officier van justitie is van mening dat verdachte zeer onoplettend was waardoor hem het ontstane verkeersongeval kan worden verweten.
Gelet op de aard van de verwondingen alsmede gelet op het feit dat het slachtoffer is geopereerd is de officier van justitie van mening dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde. De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 moeten de gedragingen van verdachte roekeloos, zeer althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam zijn geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of er sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt daarbij dat in zijn algemeenheid niet is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van de vereiste schuld. Gekeken dient te worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Daarbij geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Verdachte had goed zicht op het vanuit zijn rijrichting voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van de weg. [7] Verdachte wist dat het fietspad niet erg breed was, zo’n twee meter ongeveer. [8] Ook wist verdachte dat er verkeer uit de tegenovergestelde richting kon komen. [9] Het was goed weer die dag, [10] zodat de weersomstandigheden niet zorgde voor belemmerende factoren in het zicht.
Desondanks heeft verdachte de tegenligger niet zien naderen. Het kan derhalve niet anders dan dat verdachte zich bij het inhalen van de Solexen in onvoldoende mate heeft overtuigd dat er uit de tegenovergestelde richting verkeer naderde en hij kennelijk in onvoldoende mate is blijven kijken of er uit de tegenovergestelde richting verkeer naderde.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte zich er onvoldoende van heeft vergewist of er verkeersdeelnemers aankwamen op het gedeelte van het fietspad dat voor tegenliggers was bestemd. Verdachte had goed zicht op de tegenliggers en hij wist dat het fietspad niet breed was en dat er tegenliggers konden komen. Desondanks is hij gaan inhalen waarbij hij uiteindelijk tegen een tegenligger is aangereden. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte naar het oordeel van de militaire kamer aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden.
Ten aanzien van het letsel overweegt de militaire kamer als volgt. [slachtoffer] heeft diverse breuken in zijn gezicht opgelopen. Hij is geopereerd door de kaakchirurg en heeft gedurende een periode van in elk geval zes weken niet kunnen werken. De militaire kamer concludeert hieruit dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primair tenlastegelegdeheeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks04 juli 2014 te Hulten, gemeente Gilze en Rijen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets, te
weten een solex), daarmede komende uit de richting van de wijk Reeshof te
Tilburg en gaande in de richting Gilze, heeft gereden over de weg, te weten
het langs de Burgemeester Ballingsweg gesitueerde vrij liggende en middels bord
G12a van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
aangegeven fiets/bromfietspad, dat ter plaatse bestemd was voor het verkeer in
twee rijrichtingen
en zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend
terwijl hij, verdachte goed zicht had op het, gezien zijn verdachtes
rijrichting, voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg
(dat fiets/bromfietspad) en
/of
terwijl hij, verdachte zich bewust was dat die weg (dat fiets/bromfietspad)
ter plaatse niet erg breed, -naar zijn, verdachtes inschatting ongeveer 2
meter breed-, was en
/ofuit tegenovergestelde richting verkeer kon naderen
en
/of
terwijl gelet op voormelde breedte van die weg (dat fiets/bromfietspad) en de
aldaar op die weg (dat fiets/bromfietspad) zich bevindende andere
motorrijtuigen (snorfietsen, te weten solexen) niet of nauwelijks ruimte was
om in te halen
zich in onvoldoende mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting
verkeer naderde en
/ofniet of in onvoldoende mate is blijven kijken of uit
tegenovergestelde richting verkeer over die weg (dat fiets/bromfietspad
verkeer naderde en
/of
een aantal
(twee of drie)naast elkaar, voor hem uit over die weg (dat
fiets/bromfietspad) rijdende andere motorrijtuigen (snorfietsen, te weten
solexen) via het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van die
weg (dat fiets/bromfietspad) is gaan inhalen en
/of
in de gezien, zijn verdachtes rijrichting, links naast die weg (dat
fiets/bromfietspad) gelegen berm is terechtgekomen en
/of
alvorens de rijbaan van die weg (dat fiets/bromfietspad) op te rijden, zich in
onvoldoende mate heeft overtuigd of er over dat voor het tegemoetkomend
verkeer bestemde weggedeelte verkeer naderde en
/of
naar rechts heeft gestuurd en
/ofdat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde
weggedeelte wederom is opgereden en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met een over die weg (dat
fiets/bromfietspad) rijdende, toen hem, verdachte dicht genaderd zijnde
bestuurder van een
(race
)fiets en
/ofeen
(race
)fiets, ten gevolge waarvan
of
waarbijdie bestuurder van die
(race
)fiets ten val is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd
toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaanen
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte
gevaarlijk heeft ingehaald.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 juli 2015.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een werkstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Verdachte heeft in onvoldoende mate gelet op tegenliggers op het moment dat hij ging inhalen op een relatief smal fietspad, waarbij hij zich op de rijbaan voor tegenliggers bevond. Verdachte had extra voorzichtigheid moeten betrachten, temeer omdat hij al een waarschuwing had gehad dat hij normaal moest rijden. De militaire kamer rekent dit verdachte zwaar aan. Het slachtoffer heeft door toedoen van verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten is voor een dergelijke overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet een taakstraf van 90 uur alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden passend. De militaire kamer ziet geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
werkstrafgedurende
90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
 veroordeelt verdacht voorts tot
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen,bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gegeven door mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. J. Barrau, rechter en luitenant- kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, District Zuid, Brigade Brabant-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27YZ/14-003302, gesloten op 5 september 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 28; proces-verbaal van verhoor verdachte,
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36, laatste alinea.
4.Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] .
5.Een schriftelijk bescheid, zijnde medische informatie betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 12 juli 2014 door de maatschap Chirurgie midden Brabant.
6.Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 28 en p. 29, 1e alinea.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36, laatste alinea.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36, 3e alinea.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34, 5e alinea.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36, laatste alinea.