ECLI:NL:RBGEL:2015:5618

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
05/760126-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van gereedschap door ex-militair met betrekking tot goederen van het Ministerie van Defensie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ex-militair, die beschuldigd werd van het witwassen van gereedschap dat toebehoorde aan het Ministerie van Defensie. De verdachte, geboren in 1974, was werkzaam als Sergeant Algemene Dienst en Radiomonteur en had in de periode van 15 december 2012 tot en met 31 maart 2013 een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap, in totaal ongeveer 581 stuks, wederrechtelijk toegeëigend. De militaire kamer van de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten in de tenlastegelegde periode had gepleegd, en sprak hem vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. Echter, het meer subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het witwassen van gereedschap, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verhullen van de werkelijke aard en herkomst van het gereedschap dat hij bij zijn broer en buurman in bewaring had gegeven. De officier van justitie had een werkstraf van 80 uren geëist, en de rechtbank volgde dit advies, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760126-14
Datum uitspraak : 7 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats 1] .
raadsman: mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 24 augustus 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen van 15 december 2012 tot en met 31 maart 2013, te of nabij 't Harde, in de gemeente Elburg, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk, een of meer stukken gereedschap, tot een totaal van
ongeveer 581 stukken gereedschap, althans enige hoeveelheid gereedschappen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van
Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e)
goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als
Sergeant Algemene Dienst en/of als Radiomonteur, en/althans als militair
(werkzaam op de Luitenant-Kolonel Tonnetkazerne), in elk geval anders dan door
misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend ;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen van 15 december 2012 tot en met 31 maart 2013, te of nabij 't Harde, gemeente Elburg, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid gereedschap, tot een totaal van ongeveer 581 stukken
gereedschap, althans een groot aantal gereedschappen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het Ministerie van Defensie, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
meer subsidiair
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2012 tot en met 31 maart 2013 te Dronten en/of Kampen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meer stukken gereedschap, tot een totaal van ongeveer 581 stukken gereedschap, althans een hoeveelheid gereedschap de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende op het gereedschap is of voorhanden heeft terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat gereedschap wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De militaire kamer acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd nu niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten in de tenlastegelegde periode heeft gepleegd. De militaire kamer zal verdachte vrijspreken van deze feiten.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op tijdstippen in de periode van 2007 tot en met 2011, toen hij werkzaam was op de Luitenant-Kolonel Tonnetkazerne voor Defensie, gereedschappen die toebehoorden aan het Ministerie van Defensie, zonder dat hij daartoe gerechtigd was, weggenomen. Een deel daarvan heeft hij behouden voor eigen gebruik en opgeslagen in de schuur van zijn woning in Dronten. [2] Een ander deel heeft hij geschonken aan anderen, en een deel heeft hij bij anderen in bewaring gegeven. Deze goederen wilde verdachte zelf houden. [3]
In 2012 is hierover een onderzoek ingesteld naar verdachte en een van de uitkomsten van dat onderzoek was dat hij de gereedschappen die hij weggenomen had van Defensie moest teruggeven. [4]
Op 18 oktober 2013 zijn onder [betrokkene 1] , woonachtig te [woonplaats 2] , een graveermachine, een slijpmachine en slijpstenen in beslag genomen. [5] Diezelfde dag zijn onder [betrokkene 2] , woonachtig te [woonplaats 3] , 7 tassen vol met gereedschap in beslag genomen. [6]
Verdachte heef deze gereedschappen bewust niet teruggegeven aan Defensie en heeft deze, omdat hij ze niet kwijt wilde, in de laatste maanden van 2012 uit zijn schuur gehaald en in bewaring heeft gegeven aan zijn broer [betrokkene 1] en zijn buurman [betrokkene 2] . [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich, alleen, schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van 581 stuks gereedschap. Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan witwassen van het gereedschap dat is aangetroffen in de schuur van verdachte en van het gereedschap dat verdachte al vóór de tenlastegelegde periode aan anderen heeft geschonken. Voor wat betreft het gereedschap dat in de schuur van verdachte is aangetroffen geldt volgens de officier van justitie dat verdachte al op het moment dat hij dat niet terug heeft gegeven aan Defensie hij de werkelijke aard of herkomst daarvan heeft verhuld. Hetzelfde geldt volgens de officier van justitie voor de spullen die verdachte aan anderen heeft geschonken omdat verdachte tegenover hen heeft voorgedaan alsof deze spullen over waren en dit vanuit Defensie toegestaan was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. Daartoe heeft hij het volgende betoogd.
Het gereedschap dat in de schuur van verdachte is aangetroffen is afkomstig van een door hemzelf gepleegd misdrijf. Daarnaast is geen sprake van een extra verhullingshandeling.
Ten aanzien van het gereedschap dat verdachte aan anderen geschonken heeft, was verdachtes opzet niet gericht op het verhullen van de werkelijke herkomst van dat gereedschap.
Ten aanzien van het gereedschap dat verdachte aan anderen in bewaring heeft gegeven kan niet vastgesteld worden dat het moment van in bewaring geven heeft plaats gevonden in de tenlastegelegde periode en witwassen is geen voortdurend delict.
Beoordeling door de militaire kamer
Met de raadsman is de militaire kamer van oordeel dat ten aanzien van het gereedschap dat in de schuur van verdachte is aangetroffen en ten aanzien van het gereedschap dat hij aan anderen heeft geschonken, niet bewezen kan worden dat verdachte daarvan de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing heeft verborgen of verhuld danwel heeft verhuld wie de rechthebbende op dat gereedschap is of voorhanden heeft.
Het gereedschap dat in de schuur van verdachte lag, heeft hij voorhanden gehad. Op basis van het dossier kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat dat enkele voorhanden hebben erop gericht was het zicht op de aard, herkomst, vindplaats enzovoort van het gereedschap te bemoeilijken. Dat verdachte dit gereedschap in had moeten leveren, maakt dit naar het oordeel van de militaire kamer niet anders.
Datzelfde geldt naar het oordeel van de militaire kamer voor het gereedschap dat verdachte aan anderen heeft geschonken. De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit opzettelijk aan anderen heeft geschonken om zo het zicht op de aard, herkomst, vindplaats enzovoort van dat gereedschap te bemoeilijken.
Dat opzet bestond, gelet op verdachtes eigen verklaring, wel ten aanzien van de gereedschappen die hij bij zijn broer en buurman in bewaring heeft gegeven. Voor een bewezenverklaring is niet nodig dat het moment van in bewaring geven ligt binnen de tenlastegelegde periode, nu het verbergen of verhullen ook ziet op het verborgen en verhuld houden. De rechtbank wijst in dat verband op HR 22 april 2014: ECLI:NL:HR:2014:956.
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het gereedschap dat hij bij zijn broer en buurman in bewaring heeft gegeven, heeft witgewassen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op een of meer verschillende tijdstippenin
of omstreeksde periode van 15 december 2012 tot en met 31 maart 2013 te Dronten en/of Kampen
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van
een of meerstukken gereedschap,
tot een totaal van ongeveer 581 stukken gereedschap, althans een hoeveelheid gereedschapde werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld
dan wel heeft verhuld wie de rechthebbende op het gereedschap is of voorhanden heeftterwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat gereedschap wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meer subsidiaire:
Witwassen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de korte periode waarin het feit is gepleegd, met de omstandigheid dat het een oud feit betreft en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij rekening te houden met de volgende omstandigheden.
Reden waarom verdachte het feit gepleegd heeft had te maken met de manier waarop binnen Defensie met hem persoonlijk en met de goederen binnen Defensie werd omgegaan. Verdachte is zich ervan bewust dat het niet kan wat hij gedaan heeft. Verdachte heeft niet gehandeld uit eigen gewin. Verdachte heeft de zorg voor twee kinderen met een beperking, is in een latere baan ontslagen vanwege de onderhavige zaak en het feit dateert van 2,5 jaar geleden.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 juli 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 10 augustus 2015.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote hoeveelheid gereedschap dat hij in het verleden van Defensie had weggenomen. Naar aanleiding van een onderzoek van de Marechaussee heeft verdachte er bewust voor gekozen een deel van het eerder door hem weggenomen gereedschap niet in te leveren maar bij anderen onder te brengen om te voorkomen dat hij dit kwijt zou raken.
Verdachte heeft hiermee het vertrouwen dat het Ministerie van Defensie in hem had gesteld ernstig geschaad, ten voordele van zichzelf.
Dat er met betrekking tot de registratie van goederen binnen Defensie gaten in het systeem zaten of dat verdachte, zoals hij zelf verklaard heeft, persoonlijk niet goed behandeld werd, mag geen enkele reden vormen om te doen hetgeen hij heeft gedaan. Bovendien heeft verdachte ook verklaard dat dit een makkelijke manier was om aan gereedschap te komen en hij het gereedschap bij anderen heeft ondergebracht omdat hij het niet kwijt wilde.
Ten voordele van verdachte houdt de militaire kamer rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, de ouderdom van het feit en de omstandigheid dat het feit in een korte periode gepleegd is.
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer de geëiste straf passend en geboden. Een lagere straf komt, gelet op de ernst van het feit, niet in aanmerking.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gegeven door mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. J. Barrau, rechter en luitenant- kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 september 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, District Noord-Oost, Brigade Waddengebied, Afdeling Recherche en Informatie, opgemaakte proces-verbaal, Onderzoek ‘Gereedschap’, dossiernummer PL27ND/13-074726, gesloten op 2 mei 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 112, 117, 124 t/m 126, 137 t/m 140; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 89; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 101, 102.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 130 t/m 132, 138, 139, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 62, 64; proces-verbaal van verhoor van betrokkene [betrokkene 3] , p. 69; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 74; proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 2] , p. 78.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting; stamproces-verbaal, p. 2; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 63.
5.Een schriftelijk bescheid zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, nr. A21001, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , p. 1, 2.
6.Schriftelijke bescheiden zijnde een opsomming van de goederen die in beslag zijn genomen, genummerd B1 t/m B213; proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 2] , p. 78; stamproces-verbaal, p. 19.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting.