ECLI:NL:RBGEL:2015:5487

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding en uitstel van betaling in belastingzaak met betrekking tot afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 september 2015 uitspraak gedaan over een geschil tussen eiser, een student die een kamer huurt, en de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag afvalstoffenheffing die was opgelegd voor de woning waarin hij huurde. De aanslag werd vernietigd, maar de verzoeken om een proceskostenvergoeding en uitstel van betaling werden afgewezen. De gemachtigde van eiser, die tevens eigenaar van de woning is, stelde dat hij beroepsmatig rechtsbijstand verleent, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de beslissing van de heffingsambtenaar om geen uitstel van betaling te verlenen, omdat deze beslissing niet onder de beroepsmogelijkheden valt zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht en de Invorderingswet. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en dat zij zich onbevoegd verklaarde ter zake van het verzoek om uitstel van betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/1260

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 3 september 2015

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd voor [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning).
Bij brief, bij verweerder binnengekomen op 8 januari 2015, heeft eiser bezwaar ingediend tegen deze aanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2015 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag afvalstoffenheffing vernietigd, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
Bij brief van 2 maart 2015, ingekomen bij de rechtbank op 3 maart 2015, heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit om geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2015. Namens eiser is verschenen [gemachtigde] . Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is student en huurt een kamer in de woning. Gemachtigde van eiser is eigenaar van de woning.
2. Eisers gemachtigde heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om:
  • de aanslag afvalstoffenheffing 2014 te verminderen tot nihil omdat sprake is van kamerbewoning en de aanslag op te leggen aan de eigenaar/verhuurder van de woning;
  • uitstel van betaling totdat uitspraak is gedaan op het bezwaarschrift;
  • gehoord te worden indien verweerder niet geheel aan de grieven tegemoet komt;
  • vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten.
3. Verweerder heeft in een brief van 21 januari 2015 aan eisers gemachtigde medegedeeld dat geen uitstel van betaling wordt verleend wegens het indienen van een bezwaarschrift. Voorts is in deze brief vermeld dat als naar aanleiding van het bezwaarschrift wordt besloten dat geen of minder belasting is verschuldigd, eiser het geld zal terugontvangen.
4. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag afvalstoffenheffing 2014 vernietigd omdat sprake is van kamerbewoning. Voorts heeft verweerder van horen afgezien, gelet op het feit dat het bezwaarschrift in zijn geheel gegrond wordt verklaard. Verder heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, met als reden dat de rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend.
Geschil
5. In geschil is of eiser in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten die hij voor bezwaar en beroep heeft moeten maken. Eiser is van mening dat hij als derde beroepsmatig rechtsbijstand verleent en verweerder vindt van niet. In verband met het verzoek tot uitstel van betaling wil eiser in aanmerking komen voor vergoeding van het griffierecht in verband met schending van de hoorplicht.
Beoordeling van het geschil
Proceskostenvergoeding
6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
7. De werkzaamheden van eisers gemachtigde komen alleen voor vergoeding in aanmerking als sprake is van "kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand". Niet voldoende is dus dat gemachtigde beroepsmatig optreedt als rechtsbijstandverlener, maar hij moet ook als derde optreden en eiser moet hier kosten voor maken.
8. Niet aannemelijk is dat eiser als derde rechtsbijstand heeft verleend en hiervoor een zakelijke vergoeding heeft gerekend of zal rekenen. Gemachtigde is immers eigenaar van de woning en eiser is huurder. De aanslag afvalstoffenheffing was ten onrechte op naam van de huurder gesteld in plaats van op naam van de gemachtigde die eigenaar is. Eisers gemachtigde behartigt dus mede zijn eigen belangen bij de wijziging van de tenaamstelling van de aanslag. In dat licht is het onwaarschijnlijk dat gemachtigde een vergoeding aan eiser in rekening zal brengen voor zijn werkzaamheden. Voorts is niet gesteld dat op eiser een verplichting rust of zal komen te rusten om kosten ter zake van de dienstverlening van gemachtigde te voldoen (zie het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2012, nr. 11/04773, ECLI:NL:HR:2012:BY0531).
9. Voor zover de gemachtigde van eiser ter zitting heeft beoogd een bewijsaanbod te doen met zijn opmerking dat hij desgewenst facturen in andere zaken kan overleggen, zal de rechtbank dit passeren. Het bewijsaanbod is niet ter zake dienend, want het gaat om deze specifieke situatie.
10. Het voorgaande brengt mee dat verweerder terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend in de bezwaarfase. Immers, niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
Uitstel van betaling.
11. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. In de artikelen 8:2 tot en met 8:6 van de Awb is geregeld waartegen geen beroep bij de rechtbank ingesteld kan worden. In artikel 8:5, eerste lid, van de Awb is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij deze wet behoort. In de bijlage bij de Awb wordt onder meer de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30 en 49, genoemd. Dat betekent dat alleen tegen beslissingen op grond van de artikelen 30 en 49 van de Invorderingswet 1990 beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld.
12. In artikel 25, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is geregeld dat de ontvanger uitstel van betaling kan verlenen. De beslissing op het verzoek om uitstel van betaling is gezien de hiervoor beschreven regeling geen beslissing waartegen beroep openstaat bij de rechtbank. De rechtbank, sector bestuursrecht, is onbevoegd daarvan kennis te nemen. De rechtbank kan dus ook niet beoordelen of in het kader van deze beslissing de hoorplicht is geschonden. Op dit punt kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (artikel 8:71 van de Awb).
13. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren ter zake van het al dan niet verlenen van uitstel van betaling.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond voor zover het de proceskostenvergoeding betreft;
  • verklaart zich onbevoegd voor zover het betreft het al dan niet verlenen van uitstel van betaling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 3 september 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.