Overwegingen
1. Eiser is student en huurt een kamer in de woning. Gemachtigde van eiser is eigenaar van de woning.
2. Eisers gemachtigde heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om:
- de aanslag afvalstoffenheffing 2014 te verminderen tot nihil omdat sprake is van kamerbewoning en de aanslag op te leggen aan de eigenaar/verhuurder van de woning;
- uitstel van betaling totdat uitspraak is gedaan op het bezwaarschrift;
- gehoord te worden indien verweerder niet geheel aan de grieven tegemoet komt;
- vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten.
3. Verweerder heeft in een brief van 21 januari 2015 aan eisers gemachtigde medegedeeld dat geen uitstel van betaling wordt verleend wegens het indienen van een bezwaarschrift. Voorts is in deze brief vermeld dat als naar aanleiding van het bezwaarschrift wordt besloten dat geen of minder belasting is verschuldigd, eiser het geld zal terugontvangen.
4. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag afvalstoffenheffing 2014 vernietigd omdat sprake is van kamerbewoning. Voorts heeft verweerder van horen afgezien, gelet op het feit dat het bezwaarschrift in zijn geheel gegrond wordt verklaard. Verder heeft verweerder het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, met als reden dat de rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend.
5. In geschil is of eiser in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten die hij voor bezwaar en beroep heeft moeten maken. Eiser is van mening dat hij als derde beroepsmatig rechtsbijstand verleent en verweerder vindt van niet. In verband met het verzoek tot uitstel van betaling wil eiser in aanmerking komen voor vergoeding van het griffierecht in verband met schending van de hoorplicht.
Beoordeling van het geschil
6. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
7. De werkzaamheden van eisers gemachtigde komen alleen voor vergoeding in aanmerking als sprake is van "kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand". Niet voldoende is dus dat gemachtigde beroepsmatig optreedt als rechtsbijstandverlener, maar hij moet ook als derde optreden en eiser moet hier kosten voor maken.
8. Niet aannemelijk is dat eiser als derde rechtsbijstand heeft verleend en hiervoor een zakelijke vergoeding heeft gerekend of zal rekenen. Gemachtigde is immers eigenaar van de woning en eiser is huurder. De aanslag afvalstoffenheffing was ten onrechte op naam van de huurder gesteld in plaats van op naam van de gemachtigde die eigenaar is. Eisers gemachtigde behartigt dus mede zijn eigen belangen bij de wijziging van de tenaamstelling van de aanslag. In dat licht is het onwaarschijnlijk dat gemachtigde een vergoeding aan eiser in rekening zal brengen voor zijn werkzaamheden. Voorts is niet gesteld dat op eiser een verplichting rust of zal komen te rusten om kosten ter zake van de dienstverlening van gemachtigde te voldoen (zie het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2012, nr. 11/04773, ECLI:NL:HR:2012:BY0531). 9. Voor zover de gemachtigde van eiser ter zitting heeft beoogd een bewijsaanbod te doen met zijn opmerking dat hij desgewenst facturen in andere zaken kan overleggen, zal de rechtbank dit passeren. Het bewijsaanbod is niet ter zake dienend, want het gaat om deze specifieke situatie.
10. Het voorgaande brengt mee dat verweerder terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend in de bezwaarfase. Immers, niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
11. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. In de artikelen 8:2 tot en met 8:6 van de Awb is geregeld waartegen geen beroep bij de rechtbank ingesteld kan worden. In artikel 8:5, eerste lid, van de Awb is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij deze wet behoort. In de bijlage bij de Awb wordt onder meer de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30 en 49, genoemd. Dat betekent dat alleen tegen beslissingen op grond van de artikelen 30 en 49 van de Invorderingswet 1990 beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld.
12. In artikel 25, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is geregeld dat de ontvanger uitstel van betaling kan verlenen. De beslissing op het verzoek om uitstel van betaling is gezien de hiervoor beschreven regeling geen beslissing waartegen beroep openstaat bij de rechtbank. De rechtbank, sector bestuursrecht, is onbevoegd daarvan kennis te nemen. De rechtbank kan dus ook niet beoordelen of in het kader van deze beslissing de hoorplicht is geschonden. Op dit punt kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (artikel 8:71 van de Awb).
13. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren ter zake van het al dan niet verlenen van uitstel van betaling.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.