ECLI:NL:RBGEL:2015:5420

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
267184
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering en uitleg van de koopovereenkomst van een perceel grond tussen eiseres en Waterschap Rivierenland

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over de uitleg van een koopovereenkomst voor een perceel grond tussen eiseres, wonende te Acquoy, en de publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Rivierenland, gevestigd te Tiel. De rechtbank heeft op 5 augustus 2015 vonnis gewezen in deze zaak, waarin eiseres in conventie vorderde dat het waterschap zou worden veroordeeld tot het erkennen van het gebruik van het perceel als uitrit naar de Lingedijk. Eiseres stelde dat het waterschap voorafgaand aan de koopovereenkomst op de hoogte was van zijn intentie om het perceel als uitrit te gebruiken.

De procedure omvatte getuigenverhoren en het indienen van conclusies na getuigenverhoor. Eiseres heeft verschillende getuigen, waaronder zijn echtgenote en medewerkers van het waterschap, opgeroepen om hun verklaringen te geven over de onderhandelingen en de afspraken die zijn gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van eiseres en zijn echtgenote tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende bewijs was dat het waterschap op de hoogte was van de specifieke gebruiksintentie van eiseres.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet is geslaagd in het leveren van het opgedragen bewijs. De verklaringen van de getuigen waren niet overtuigend genoeg om de vordering van eiseres te onderbouwen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Waterschap Rivierenland, die zijn begroot op € 1.964,00. De rechtbank heeft verder bepaald dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat Waterschap Rivierenland de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak over de zaak.

Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie bij de totstandkoming van koopovereenkomsten, vooral wanneer er sprake is van specifieke gebruiksdoelen van onroerend goed. De uitspraak biedt ook inzicht in de bewijsvoering en de rol van getuigen in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/267184 / HA ZA 14-383 / 592
Vonnis van 5 augustus 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Acquoy,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H. de Groen te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP RIVIERENLAND,
gevestigd te Tiel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Waterschap Rivierenland worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 januari 2015
- de akte uitlating bewijslevering
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 april 2015
- de conclusie na getuigenverhoor
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 28 januari 2015 is [eiseres] toegelaten tot de bewijslevering van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Waterschap Rivierenland voorafgaand aan het tot stand komen van de koopovereenkomst wist dan wel moest begrijpen dat [eiseres] het perceel G1464 kocht om het te gebruiken als uitrit van zijn perceel naar de Lingedijk.
[eiseres] heeft daartoe zijn echtgenote Y. [betrokkene] , zichzelf, de heer [betrokkene] , dijkbeheerder bij Waterschap Rivierenland, en de heer [betrokkene] , adviseur grondzaken bij Waterschap Rivierenland, als getuigen doen horen. Waterschap Rivierenland heeft afgezien van het horen van getuigen in tegengetuigenverhoor. Daarna heeft ieder van partijen een conclusie na getuigenverhoor genomen.
2.2.
Getuige Y. [betrokkene] heeft voor zover van belang het volgende verklaard:
“(…)
Daarna is de dijkbeheerder, volgens mij is dat de heer [betrokkene] , bij ons op bezoek geweest en die heeft gezegd dat wij het stukje grond moesten kopen en dat wij geen beroep op verjaring konden doen. (…) Vervolgens is de dijkbeheerder vertrokken en hebben wij later contact opgenomen met het waterschap over de koop van het stukje grond. Dit heeft mijn man gedaan. Hij heeft vooral het contact met het waterschap over de koop gehad.
(…)
Ik ben niet bij de onderhandelingen over de koop geweest. Dit is hoofdzakelijk via de telefoon gegaan, met mijn man. Er zijn wel mensen van het waterschap geweest en ik ben daar af en toe bij geweest maar omdat ik een kleintje thuis heb, was ik niet de hele tijd bij dat gesprek aanwezig. Dat gesprek vond buiten plaats. Er waren twee heren van het waterschap, maar de namen van hen weet ik niet meer. We hebben het met hen gehad over de tuin/ uitrit en zij zouden intern calculeren wat de grondprijs zou worden. Wij hebben gezegd dat we de grond willen gebruiken als uitrit naar de Lingedijk voor onze aanhangers.
(…)
De reactie van het waterschap op onze mededeling dat wij de grond wilden gebruiken als uitrit naar de Lingedijk, was dat het goed was. Bij dit deel van het gesprek was ik zelf aanwezig. Toen dit gesprek plaatsvond, was de situatie bij de buren, de stenen trap, al zoals die nu is. Met het waterschap is besproken dat wij er zo niet langs kunnen en dat die trap weggehaald zou moeten worden en dat er geasfalteerd zou worden of stenen neergelegd zouden worden, net wat het waterschap zou willen en wij zouden dat dan doen. Bij dit deel van het gesprek was ik niet aanwezig. Dat is met mijn man gevoerd en ik heb van hem gehoord dat dit besproken is.”
2.3.
[eiseres] heeft als getuige voor zover van belang het volgende verklaard:
“Op een gegeven moment hoorde ik van mijn vrouw (…), dat er iemand van orde en handhaving was geweest en dat wij de grond moesten kopen.
Ik heb toen telefonisch contact gehad met de heer [betrokkene] en gezegd dat wij de grond wilden kopen. Ik heb toen ook meegedeeld dat wij het als uitrit naar de Lingedijk wilden gebruiken voor onze aanhangers. De reactie van [betrokkene] was dat dat goed was.
Hij zou een koopcontract toesturen en dat moest ik tekenen en dan weer tergsturen.
In dat gesprek heeft [betrokkene] al gezegd dat de koopprijs 1250 euro was. Ik vond dat goed en over de hoogte van de koopprijs is verder niet onderhandeld.
In juni 2012 ontvingen wij het koopcontract, maar dat heb ik niet ondertekend omdat daarin alleen stond dat wij de grond gingen gebruiken als tuin. Ik heb toen gebeld met de heer [betrokkene] en gezegd dat wij hadden afgesproken dat de grond zou worden gebruikt als tuin en uitrit. Hij heeft toen gezegd dat dat klopt en dat hij een nieuw koopcontract zou opsturen.
Dat contract hebben wij ook ontvangen en ondertekend in december 2012.
(…)
Voordat het koopcontract werd getekend, zijn er mensen van het waterschap bij mijn vrouw langs geweest. Ik was er niet, want ik werk zes dagen per week.
Voor het tekenen van het koopcontract zijn er 1 of 2 gesprekken met het waterschap bij ons thuis geweest. Ik was daarbij aanwezig.
Bij het eerste gesprek was er volgens mij 1 iemand van het waterschap en mijn vrouw en ik aanwezig. Wij hebben buiten gesproken over de tuin en de uitrit en het waterschap heeft toen gezegd dat het wel goed zou komen. Dit gesprek vond plaats tussen juni en december 2012. Ik heb toen aangewezen hoe wij de uitrit wilden gebruiken en ik heb gezegd dat wij die uitrit wilden gebruiken voor de aanhangers. Er stond daar ook een aanhanger, achter het hek naar de Lingedijk toe.
Tussen juni en december is er geen tweede gesprek geweest met het waterschap bij ons thuis. Dat tweede gesprek was na het sluiten van de koopovereenkomst.
In het eerste gesprek is er ook gesproken over dat de trap van de buren weggehaald moest worden. De heer [betrokkene] heeft toen gezegd dat het waterschap daarvoor zou zorgen en dat het pad gangbaar gemaakt zou worden voor ons. In dat gesprek is niet gesproken over het bestraten of asfalteren van het pad. Dat is pas besproken toen de koopovereenkomst al getekend was en wij de uitrit wilden gaan gebruiken”.
2.4.
Getuige [betrokkene] heeft het volgende verklaard:
“Ik ben bij de zaak betrokken geraakt, omdat er een melding was binnengekomen dat de grond in gebruik was bij derden. Mijn collega’s van de afdeling Vastgoed hebben mij toen ingeschakeld. Ik heb een afspraak gemaakt met familie [eiseres] en ben toen bij hun langsgegaan. Bij dit gesprek was in ieder geval mevrouw [eiseres] aanwezig en ik weet niet meer of de heer [eiseres] daarbij aanwezig was. Ik heb in dat gesprek meegedeeld wat de mogelijkheden waren met betrekking tot dat stukje grond, bijvoorbeeld bruikleen, huur- of verkoop. Er is toen een vraag bij mij neergelegd over de mogelijke verjaring en ik heb gezegd dat ik dat nog zou navragen bij de collega’s van Vastgoed. In dat gesprek heb ik meegedeeld dat ik een rapportage zou maken van dat gesprek en de zaak zou overdragen aan de collega’s van Vastgoed. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat ik in dat gesprek heb gezegd dat [eiseres] contact op moest nemen met het waterschap over eventuele verkoop.
Het ligt meer voor de hand dat ik gezegd heb dat de afdeling Vastgoed na mijn rapportage contact met hen op zou nemen.
Verder ben ik niet betrokken geweest bij gesprekken met familie [eiseres] . Mijn collega’s van Vastgoed hebben de zaak overgenomen”.
2.5.
Getuige [betrokkene] heeft het volgende verklaard:
“Nadat collega [betrokkene] contact had gehad met familie [eiseres] , heb ik telefonisch contact gehad met mevrouw [eiseres] . Ik weet niet meer of ik haar heb gebeld of zij mij.
Ik heb haar geïnformeerd over de mogelijkheden van het kopen van het stukje grond.
Mevrouw [eiseres] heeft mij nog vragen gesteld of het iets uitmaakte dat de woning mogelijk werd verkocht, omdat de woning te koop stond en of er sprake was van verjaring.
Ik heb toen een toelichting gegeven dat de koopprijs van het stukje grond niet zou opwegen tegen de kosten van het vaststellen van de mogelijke verjaring.
Na dat telefoongesprek was het even stil omdat mevrouw [eiseres] natuurlijk moest nadenken wat zij wilde. Op een gegeven moment is door familie [eiseres] aangegeven dat zij het stukje grond wilden kopen. Ik weet niet meer hoe dat precies is gegaan. Er is in ieder geval een dossier aangelegd in verband met de verkoop van het stukje grond. De koopprijs is bepaald door middel van taxatie en er is een aanbod gedaan aan de familie [eiseres] .
Er is een koopovereenkomst opgesteld. Ik weet niet meer of ik dat zelf heb gedaan of een collega van mij. Er zijn zoveel transacties bij het waterschap dat ik dat niet meer weet.
Over de tekening bij de koopovereenkomst kan geen misverstand bestaan, want dat is precies zoals besproken met mevrouw [eiseres] . Voor het toezenden van de koopovereenkomst heb ik alleen telefonisch contact gehad met mevrouw [eiseres] .
Toen de koopovereenkomst aan familie [eiseres] was toegezonden, heb ik telefonisch contact gehad met de heer [eiseres] . Ik heb dat gedaan, omdat de ondertekening van het toegezonden koopcontract uitbleef. De heer [eiseres] heeft in dat telefoongesprek gezegd dat hij wel wilde tekenen, maar dat er een wijziging in de koopovereenkomst moest worden opgenomen met betrekking tot benoeming van de inrit van het perceel. In de koopovereenkomst stond vermeld ‘gebruik als tuin’ en daaraan heb ik toegevoegd: uitrit.
De heer [eiseres] vond het van belang dat het woord ‘uitrit’ in de koopovereenkomst werd opgenomen om misverstanden met de buren te voorkomen. Hij heeft dat verder niet toegelicht. Omdat de tekening bij de koopovereenkomst aansloot bij ons beleid, heb ik geen bezwaar gemaakt tegen de toevoeging: uitrit. Op een luchtfoto heb ik gezien dat er een bestaande aansluiting was naar de openbare weg. Ik weet niet hoe die weg heet. Ik dacht dat [eiseres] de uitrit aan die kant wilde verruimen. De heer [eiseres] heeft niet gesproken over ontsluiting naar de Lingedijk. Dat verbaasde mij ook niet, want dat was voor het waterschap nooit een optie geweest. Ik heb alleen telefonisch contact gehad met familie [eiseres] en ben niet aanwezig geweest bij gesprekken bij hun thuis. Ik weet ook niet of er gesprekken bij hun thuis met het waterschap gevoerd zijn.
Op vragen van mr. De Groen antwoord ik als volgt:
Bij het contracteren kunnen er een aantal collega’s in het dossier iets doen, zoals het sturen van stukken naar de notaris en naar [eiseres] . Die stappen kunnen door collega’s van mij zijn gedaan of door mijzelf, maar dat weet ik in dit dossier niet meer.
Ik kan niets cruciaals veranderen in het dossier zonder overleg. Het toevoegen van het woordje ‘uitrit’ was niet cruciaal, omdat ik op de luchtfoto kon zien dat het ging om een uitrit aan de kant van het perceel waar het was toegestaan. Die luchtfoto was voor mij leidend. De teamleider, de heer Seelen, heeft vervolgens de overeenkomst en de volmacht voor de notaris getekend. Dat gaat altijd zo. De heer [betrokkene] is ook bij de zaak betrokken geweest. Hij is met een mediator, de heer Kanters, bij familie [eiseres] geweest. Ik weet niet of de heer [betrokkene] ook voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst contact heeft gehad met de familie [eiseres] ”.
2.6.
[eiseres] meent dat hij geslaagd is in het leveren van het opgedragen bewijs. Waterschap Rivierenland stelt zich op het standpunt dat [eiseres] daarin niet is geslaagd.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet is geslaagd in het leveren van het opgedragen bewijs. Uit de getuigenverklaring van de heer [betrokkene] volgt slechts dat hij eenmaal op bezoek is geweest bij [eiseres] thuis en dat hij toen heeft gewezen op de mogelijkheid voor [eiseres] om het perceel te kopen, maar dat hij verder niet bij de verkoop van het perceel betrokken is geweest. Uit de getuigenverklaring van de heer De Bruijn volgt dat hij wel betrokken is geweest bij de verkoop van het perceel maar dat hij slechts telefonisch contact heeft gehad met [eiseres] en diens echtgenote. Voorts volgt uit zijn verklaring dat hij na telefonisch verzoek van [eiseres] het gebruik van het perceel als tuin heeft veranderd in het gebruik van het perceel als tuin/uitrit en dat hij steeds, op basis van de luchtfoto, heeft aangenomen dat [eiseres] daarmee bedoelde een gebruik als uitrit naar de openbare weg maar niet als ontsluiting naar de Lingedijk. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet onbegrijpelijk omdat uit de luchtfoto (productie 8 bij dagvaarding) blijkt dat ook bedoeld zou kunnen zijn een uitrit van het perceel naar de Prinses Beatrixstraat. Uit de getuigenverklaring van de heer De Bruijn volgt derhalve niet zonder meer dat Waterschap Rivierenland ervan op de hoogte was of kon zijn dat [eiseres] het perceel wilde kopen om te gebruiken als uitrit naar de Lingedijk.
De getuigenverklaringen van [eiseres] en diens echtgenote kunnen als partijgetuigenverklaringen ingevolge artikel 164 Rv. geen bewijs in hun voordeel opleveren omtrent de te bewijzen feiten, maar slechts dienen als aanvullend bewijs. De verklaringen van [eiseres] en diens echtgenote zijn onderling tegenstrijdig met betrekking tot met wie van Waterschap Rivierenland zij bij hun thuis hebben gesproken, wie van hen daarbij aanwezig was en of dat voorafgaand aan het ondertekenen van de koopovereenkomst was of daarna. [eiseres] verklaart dat de heer [betrokkene] van Waterschap Rivierenland bij het eerste gesprek tussen juni en december 2012 bij hem thuis aanwezig was, maar dat is niet komen vast te staan en evenmin is komen vast te staan wat er dan besproken zou zijn. De heer [betrokkene] is, hoewel hij tijdens het getuigenverhoor namens Waterschap Riviereland aanwezig was, door [eiseres] niet als getuige opgeroepen en gehoord. Nu er geen ander bewijs is, dan de verklaringen van [eiseres] zelf en diens echtgenote, kunnen die verklaringen niet ter aanvulling dienen en blijven die verklaringen op zich zelf staan.
2.8.
Aangezien [eiseres] niet is geslaagd in de bewijslevering zal zijn vordering worden afgewezen.
2.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Waterschap Rivierenland worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
1.356,00(3 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.964,00
in voorwaardelijke reconventie
2.10.
Nu de vordering in conventie zal worden afgewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Waterschap Rivierenland tot op heden begroot op € 1.964,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2015.