ECLI:NL:RBGEL:2015:5418

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
05/820827-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en rijontzegging voor aanrijding door snorfietsbestuurder die tijdens het rijden op zijn telefoon keek

Op 21 augustus 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een snorfietsbestuurder die op 18 augustus 2014 in Nijmegen een verkeersongeval veroorzaakte. De verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs en tijdens het rijden op zijn telefoon keek, botste tegen een fietser, genaamd [slachtoffer], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had een werkstraf van 90 uur en een rijontzegging van 6 maanden geëist. De rechtbank achtte de eis passend en legde de verdachte een werkstraf van 90 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 45 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook blijk had gegeven van onverschilligheid ten opzichte van de veiligheid van andere weggebruikers. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, na een zitting op 7 augustus 2015, en is gebaseerd op de artikelen 22b, 22c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en verschillende artikelen van de Wegenverkeerswet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820827-14
Datum uitspraak : 21 augustus 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 augustus 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 18 augustus 2014, in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een snorfiets, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend met die snorfiets gereden op de weg, te weten het (brom-)fietspad
gelegen op de Hatertsebrug, komende vanaf de Hatertseweg en gaande in de
richting van de Van Boetbergweg, hierin bestaande dat verdachte - terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van die snorfiets vereist rijbewijs, en/of (derhalve) niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemde snorfiets te besturen en/of - (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of - (daarbij) die door hem bestuurde snorfiets niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of - (daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of - dat voertuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht binnen een afstand die te overzien was, en/of - kennelijk met het voornemen om een voor hem rijdende fietser in te halen, zodanig heeft gemanoeuvreerd dat hij met die snorfiets is gereden en/of gebotst tegen die fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast en/of (dicht) voor verdachte bevond, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2014, in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een snorfiets, heeft
gereden op de weg, te weten het (brom-)fietspad gelegen op de Hatertsebrug,
komende vanaf de Hatertseweg en gaande in de richting van de Van Boetbergweg,
hierin bestaande dat verdachte - terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van die snorfiets vereist rijbewijs, en/of (derhalve) niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemde snorfiets te besturen en/of - (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of - (daarbij) die door hem bestuurde snorfiets niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of - (daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of - dat voertuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht binnen een afstand die te overzien was, en/of - kennelijk met het voornemen om een voor hem rijdende fietser in te halen, zodanig heeft gemanoeuvreerd dat hij met die snorfiets is gereden en/of gebotst tegen die fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast en/of (dicht) voor verdachte bevond, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte bevond zich op 18 augustus 2014 als bestuurder van een snorfiets op het (brom-) fietspad van de Hatertsebrug te Nijmegen. Verdachte kwam vanaf de Hatertseweg en ging in de richting van de Van Boetbergweg.
Verdachte reed op een snorfiets, waarvan hij wist dat de remmen niet goed werkten. Voor hem reed een fietser, die hij wilde inhalen. Hij naderde de fietser zonder snelheid te minderen en kon, toen hij te dicht op de fietser zat, niet meer op tijd afremmen, waardoor hij uiteindelijk tegen die fietser aan is gereden.
De fietser, genaamd [slachtoffer] , kwam hierdoor ten val en heeft daarbij letsel opgelopen.
Verdachte was op het moment van het besturen van die snorfiets niet in het bezit van een voor het besturen van die snorfiets vereist rijbewijs. Hij beschikte ook niet over de vereiste vaardigheden om genoemde snorfiets te besturen en was tijdens het rijden zijn e-mail aan het checken op zijn telefoon. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft gezegd dat hij zich schuldig voelt, maar dat hij zich afvraagt of de fietser wel echt zo ernstig gewond was als hij zegt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het letsel van [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleveren.
Mate van schuld
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is in zijn algemeenheid vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen.
Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het ongeval kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op verkeerssituaties en dat deze zich vergewist van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer. Zeker nu verdachte op een snorfiets reed, waarvan hij bovendien van te voren wist dat de remmen het niet goed deden, had van hem een nog grotere mate van oplettendheid en zorgvuldigheid dan normaal mogen worden verwacht. Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij tijdens het rijden op de snorfiets zijn aandacht had gericht op zijn mobiele telefoon om zijn e-mail te lezen. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte niet heeft gelet op het overige verkeer op de weg en dat hij zich aldus in de situatie heeft gebracht dat hij niet in staat was om te reageren op de verkeersomstandigheden.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij met onverminderde snelheid op de fietser toereed, om hem op het laatste moment in te kunnen halen. Een dergelijke manier van ‘scherp’ rijden is naar het oordeel van de rechtbank al onvoorzichtig te noemen. Maar nu verdachte ook nog eens wist dat hij een snorfiets bestuurde waarvan de remmen het niet goed deden, hij tijdens het rijden op zijn telefoon aan het kijken was om zijn email te checken en hij, zoals hij zelf toegaf, niet over de vereiste vaardigheden beschikte om de snorfiets te besturen (zelfs beschikte hij niet over het vereiste rijbewijs) is, naar het oordeel van de rechtbank (op zijn minst) sprake van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Letsel
[slachtoffer] heeft ruim een maand na het ongeval, op 29 september 2014, verklaard dat hij sinds de aanrijding op 18 augustus verschillende lichamelijke klachten heeft. Hij verklaarde verder dat hij nog medicijnen slikt, dat hij nog mank loopt, dat hij last van zijn rug heeft en dat hij zijn vakantie heeft moeten inkorten vanwege de pijn. [3]
Op 15 oktober 2014 verklaarde hij dat zijn gezondheid nog steeds niet was verbeterd. Hij had pijn aan zijn knieën, heup en rug en slikte nog steeds iedere dag medicijnen ter pijnbestrijding. [4]
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat sprake is van letsel,
waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeers-wet 1994.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks18 augustus 2014, in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een snorfiets, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en
/ofonoplettend met die snorfiets gereden op de weg, te weten het (brom-)fietspad gelegen op de Hatertsebrug, komende vanaf de Hatertseweg en gaande in de richting van de Van Boetbergweg,
hierin bestaande dat verdachte:
- terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van die snorfiets vereist rijbewijs, en
/of (derhalve)niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemde snorfiets te besturen en
/of
- ( daarbij)
niet, althansonvoldoende heeft gelet op de weg en
/ofmogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en
/of
- ( daarbij) die door hem bestuurde snorfiets niet voortdurend onder controle heeft gehad, en
/of
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en
/of
- dat voertuig niet (tijdig) tot stilstand heeft gebracht binnen een afstand die te overzien was, en
/of - kennelijk
- met het voornemen om een voor hem rijdende fietser in te halen, zodanig heeft gemanoeuvreerd dat hij met die snorfiets is gereden en
/ofgebotst tegen die fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting -
rechts naast en/of (dicht
)voor verdachte bevond,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel, althanszodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft
waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft gezegd dat hij begrijpt dat hij verantwoordelijk is voor het ongeval en dat hij een eventuele straf accepteert.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 juli 2015.
Verdachte is op een snorfiets tegen een nietsvermoedende fietser aan gereden, waardoor deze fietser letsel heeft opgelopen en langere tijd gehinderd was in de uitoefening van zijn normale bezigheden. De rechtbank neemt het verdachte allereerst kwalijk dat hij niet alleen de normale verkeersregels met betrekking tot het vereiste van een rijbewijs aan zijn laars heeft gelapt. Dergelijke regels zijn er ten behoeve van de verkeerveiligheid in het algemeen. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte in ernstige mate kwalijk dat hij tijdens het besturen van de snorfiets zijn e-mail zat te lezen op zijn mobiele telefoon. Van dergelijk gedrag is algemeen bekend dat dit tot zeer gevaarlijke situaties in het verkeer aanleiding kan geven.
Verdachte heeft zich daar echter niets van aangetrokken en heeft daarmee niet alleen bewust het risico genomen dat zich gevaar zou voordoen, maar hij heeft daarmee ook blijk gegeven volkomen onverschillig te staan ten opzichte van de veiligheid van overige verkeersdeelnemers.
De rechtbank merkt op dat verdachte ook tijdens de behandeling ter zitting blijk heeft gegeven geen werkelijk schuldbesef te hebben jegens het slachtoffer, een tegen de wind in zwoegende fietser van bijna 73 jaar oud, die onverhoeds van achteren omver is gereden, en die daar zeer vervelend letsel aan heeft over gehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte bovendien ernstig worden verweten dat hij op een snorfiets reed waarvan hij wist dat de remmen het niet deden. Daardoor heeft hij zich eveneens onverschillig getoond voor andere verkeersdeelnemers voor wie verdachte zou hebben moeten stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend is en zal aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 90 uur met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22b, 22c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
werkstrafgedurende
90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800-2014080540, gesloten op 6 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2015; proces-verbaal van aanhouding, p. 7-8.
3.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer] , p. 10.
4.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer] , p. 12.