ECLI:NL:RBGEL:2015:5417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
05/024981-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging plegen van geweld in een café te Ede

Op 25 augustus 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen. De zaak vond plaats in een café in Ede op 8 februari 2015, waar de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen drie slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte een dreigende houding aannamen en geweld gebruikten, waaronder slaan en vastpakken van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en getuigen elkaar voldoende ondersteunden, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en een ambulante behandeling te ondergaan. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de materiële schade niet voldoende onderbouwd was, maar immateriële schade wel werd erkend. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/024981-15
Datum uitspraak : 25 augustus 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 8 februari 2015 te Ede openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in een cafe ( [café] ) aan de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het dreigend aflopen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of
- het roepen/uiten van de woorden "Jullie hebben een grote bek. Dan moet je hier komen dan stomp ik je op je smoel", en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , en/of
- het bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) (in) die keel/hals (dicht)drukken en/of (dicht)knijpen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het bij de haren vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) aan de die haren trekken/rukken van die [slachtoffer 2] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , en/of
- het bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) (in) die
keel/hals (dicht)drukken en/of (dicht)knijpen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 februari 2015 te Ede openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in een cafe ( [café] ) aan de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het dreigend aflopen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of
- het roepen/uiten van de woorden "Jullie hebben een grote bek. Dan moet je hier komen dan stomp ik je op je smoel", en/of het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , en/of
- het bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) (in) die keel/hals (dicht)drukken en/of (dicht)knijpen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het bij de haren vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) aan de die haren trekken/rukken van die [slachtoffer 2] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] , en/of
- het bij de keel/hals vastpakken/grijpen en/of (vervolgens) (in) die keel/hals (dicht)drukken en/of (dicht)knijpen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 8 februari 2015 waren [slachtoffer 3] , M. de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in [café] . [2] Dit café ligt aan de [adres 2] in Ede. Die nacht waren ook verdachte en [medeverdachte] in het café aanwezig. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van dit feit. Naast de aangiftes ontbreekt ander ondersteunend bewijs waardoor het feit niet kan worden bewezen. Daarnaast stelt de verdediging dat de door de aangevers gegeven verklaringen onbetrouwbaar zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank merkt op dat door de aangevers en getuigen een groep van vier personen wordt beschreven. Zij zijn te onderscheiden als een blanke, Nederlandse man (met bril), een donkere man, een donkere jonge vrouw en een oudere donkere vrouw. [4] De Nederlandse man en de oudere donkere vrouw worden door de aangevers en getuigen beschreven als degenen die geweld zouden hebben gebruikt. Na aanhouding door de politie blijkt de Nederlandse man verdachte [verdachte] te zijn en blijkt de oudere vrouw [medeverdachte] te zijn. [5]
Daarnaast merkt de rechtbank op dat uit het dossier is af te leiden dat de heer [betrokkene] en mevrouw [slachtoffer 2] de eigenaren van [café] zijn. [6] Hun dochter is [slachtoffer 3] en haar vriend is [slachtoffer 1] . [7]
Dreigende houding en bedreigende woorden
Aangeefster [slachtoffer 3] verklaart dat toen zij in [café] was de Nederlandse man zijn jas uit trok en naar haar toe wilde lopen en dat het duidelijk was dat hij ruzie wilde. [8] Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat de Nederlandse man zijn jas uittrok en riep: “jullie hebben een grote bek. Dan moet je hier komen dan stomp ik je op je smoel”. [9] De man was volgens aangever opgefokt en wilde vechten.
De rechtbank concludeert uit deze verklaringen van aangeefster en aangever dat verdachte uit was op een confrontatie en met een agressieve houding naar beiden liep. De rechtbank interpreteert dit ook als een dreigende houding. Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een dreigende houding naar op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] is afgelopen en de woorden zoals beschreven in de tenlastelegging heeft gezegd.
Mishandeling [slachtoffer 3]
Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat zij na hetgeen hiervoor beschreven weg wilde lopen maar dat de oudere vrouw haar arm vast pakte en haar tegen wilde houden. Aangeefster verklaart vervolgens dat zij pijn voelde aan haar linkeroog en zag en voelde dat zij was geslagen door de Nederlandse man, vermoedelijk met de vuist. De oudere vrouw had aangeefster nog steeds vast en pakte haar bij de keel en kneep haar keel dicht. Aangeefster verklaart dat zij bijna geen lucht meer kreeg. Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat zijn vriendin (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) van de Nederlandse man een klap met de rechtervuist kreeg. Aangever [slachtoffer 1] verklaart daarnaast dat de oudere vrouw zijn vriendin bij haar keel had gepakt en hard kneep. [10] Op de door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde foto’s van aangeefster [slachtoffer 3] is te zien dat aangeefster een blauwe plek rondom haar oog en arm heeft. [11] Daarnaast verklaart getuige [getuige] dat er een vechtpartij was en dat de dochter van de eigenaren van het café (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) de meeste klappen in het gezicht kreeg en dat de blanke man het meest sloeg. [12]
De rechtbank acht op basis van het voorstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] met de vuist in haar gezicht heeft gestompt en dat [medeverdachte] aangeefster bij de keel heeft gepakt en daarbij haar keel heeft dichtgeknepen.
Mishandeling [slachtoffer 1]
Aangever [slachtoffer 1] verklaart nadat zijn vriendin een klap van de Nederlandse man had gekregen, dat hij zag dat deze man hem op zijn linker kaak sloeg. [13] Getuige [betrokkene] verklaart dat de man met de bril (de rechtbank begrijpt: de Nederlandse man) [slachtoffer 1] bij de keel vast had.
De rechtbank ziet dat de verklaringen van aangever en getuige uiteenlopen nu aangever spreekt van het slaan op zijn linker kaak en getuige spreekt van het bij de keel pakken. De rechtbank merkt echter wel op dat de kaak en keel dicht bij elkaar liggen en daarmee de verklaringen in die zin niet wezenlijk verschillen. Het is de rechtbank op basis van beide verklaringen duidelijk dat verdachte tegen aangever geweld heeft gebruikt en acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het gezicht heeft geslagen.
Mishandeling [slachtoffer 2]
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat zij tussen de blanke man en haar dochter ging staan en dat haar dochter toen al was geslagen. Aangeefster verklaart daarna door de oudste vrouw bij haar hals te zijn gegrepen waarbij de vrouw haar hals vast had en hard kneep en vervolgens bij haar haren is vastgepakt en plukken haren uit haar hoofd trok. [14] [slachtoffer 1] verklaart te hebben gezien dat zijn schoonmoeder is aangevallen door de oudere vrouw. [15] Getuige [getuige] zegt in zijn verklaring dat een blanke man en buitenlandse vrouw aan het vechten waren met de man en de vrouw van de kroeg (de rechtbank begrijpt: de eigenaren van de kroeg) en dat de vrouw aan haar haren is getrokken en ook een bos haren mist. [16]
Gelet op deze drie verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] aangeefster bij de keel heeft gegrepen, de keel heeft dichtgeknepen en bij de haren heeft vastgepakt en aan haar haren heeft getrokken. Hierbij hecht de rechtbank waarde aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] waaruit blijkt dat sprake is van een gevecht. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster waarin zij zegt bij haar keel te zijn gegrepen.
De rechtbank is van oordeel dat de afgelegde verklaringen door de aangevers en de getuigen elkaar voldoende ondersteunen. Dat de verklaringen op sommige punten van elkaar afwijken, doet daar niet aan af. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de door de raadsman bedoelde bewijsminimumregel slechts geldt ten aanzien van de gehele tenlastelegging en dat onderdelen van de tenlastelegging wel degelijk slechts op een enkele verklaring mogen berusten. De raadsman trekt daarnaast de betrouwbaarheid van de verklaringen in twijfel. De rechtbank merkt op dat niet iedere getuige het gehele voorval heeft waargenomen en het een feit van algemene bekendheid is dat getuigen dingen soms op een andere wijze waarnemen. Daarnaast worden de verklaringen van de aangevers in grote lijnen ondersteund door de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige] . De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aflegde verklaringen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of de bewezenverklaarde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Nu het geweld heeft plaatsgevonden in een café waar dit waarneembaar is voor het aanwezige publiek en verdachte en [medeverdachte] de aangevers hebben mishandeld en daarbij beiden een significante bijdrage aan de geweldpleging hebben geleverd, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 februari 2015 te Ede openlijk, te weten
op of aan de openbare weg, in een cafe ( [café] ) aan de [adres 2] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats ofin een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het dreigend aflopen op die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]en
/of[slachtoffer 3] , en
/of
- het roepen
/uitenvan de woorden "Jullie hebben een grote bek. Dan moet je hier komen dan stomp ik je op je smoel",
en
/of
het
meermalen, althans eenmaal, slaan
en/of stompen in/op/tegen het gezicht
/hoofd,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 1] ,
en
/of
- het bij de keel
/hals vastpakken/grijpen en
/of (vervolgens
)(in) die keel
/hals (dicht)drukken en/of (dicht)knijpen van die [slachtoffer 2] , en
/of
- het bij de haren vastpakken
/grijpenen
/of (vervolgens
)aan de die haren trekken
/rukkenvan die [slachtoffer 2] ,
en
/of
- het
meermalen, althans eenmaal, slaan en/ofstompen in
/op/tegenhet gezicht
/hoofd,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 3] , en
/of
- het bij de keel
/halsvastpakken
/grijpenen
/of (vervolgens
) (in)die keel
/hals (dicht)drukken en/of(dicht
)knijpen;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt – gelet op het taakstrafverbod van art. 22 Sr – zich op het standpunt dat met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag kan worden volstaan nu verdachte reeds 1 dag in verzekering is gesteld en stelt dat het overige deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 juni 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 maart 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een ander in een café in Ede geweld gebruikt tegen de eigenaresse van het café, haar dochter en de vriend van haar dochter. Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en zich schuldig gemaakt aan uitgaansgeweld. Dergelijke gedrag brengt niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg maar ook in de samenleving, nu het geweld heeft plaatsgevonden in een café, een plek die juist is bedoeld om een leuke en onbezorgde avond te hebben.
Uit het uittreksel van justitiële documentatie volgt dat verdachte reeds is veroordeeld voor een mishandeling waarbij een werkstraf is opgelegd. Deze werkstraf heeft verdachte al geheel uitgevoerd.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte door agressie, al dan niet in combinatie met het gebruik van alcohol, in contact met justitie komt. Het ontbreekt verdachte aan inzicht hoe hij in deze situaties kan handelen. Daarnaast beschrijft de reclassering dat verdachte impulsief is en de consequenties van zijn gedrag niet altijd goed overziet. Daarentegen heeft verdachte in het verleden vrijwillig hulpverlening gezocht en staat verdachte nu weer open voor hulpverlening. Verdachte heeft tevens ter terechtzitting aangegeven dat hij binnenkort meer uren kan gaan werken en ook meerdere taken krijgt. Gelet op deze omstandigheid en de houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf van de duur die verdachte reeds in verzekering heeft gezeten. De rechtbank acht echter wel een stok achter de deur noodzakelijk en acht daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf passend en geboden. De rechtbank houdt meer rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waardoor de rechtbank een lagere werkstraf zal opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht en een ambulante behandeling bij De Waag.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de materiële schade niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële schade onvoldoende onderbouwd nu niet is aangegeven waarom benadeelde partij een dag niet heeft gewerkt, noch anderszins is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het navolgende. Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de mishandeling – waarbij benadeelde partij met de vuist is geslagen en bij de keel is gegrepen – is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en zijn gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Ondanks dat door de verdediging ten aanzien van dit deel van de vordering geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en deze schadepost matigen. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van € 300,-. De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 250,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de materiële schade niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële schade onvoldoende onderbouwd nu niet is aangegeven waarom benadeelde partij een dag niet heeft gewerkt, noch anderszins is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het navolgende. Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de mishandeling – waarbij benadeelde partij in het gezicht is geslagen – is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en zijn gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Ondanks dat door de verdediging ten aanzien van dit deel van de vordering geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en deze schadepost matigen . Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van € 150-. De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 550,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van deze vordering geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de mishandeling – waarbij benadeelde partij bij de keel is gegrepen en aan haar haren is getrokken – is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en zijn gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Ondanks dat door de verdediging geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en deze schadepost matigen. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van € 250,-. De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 februari 2015.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 20 (twintig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland (Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag) en zich blijft melden zo frequent en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft; en
5. zich ambulant laat behandelen bij De Waag of soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht.
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaaltdat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op van
50 (vijftig) dagen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3] te betalen € 300,- (driehonderd euro).
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen € 300,- (driehonderd euro).
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] te betalen € 150,- (honderdvijftig euro).
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen € 150,- (honderdvijftig euro).
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2] te betalen € 250,- (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen € 250,- (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J. Barrau rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015075385, gesloten op 13 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring aangeefster [slachtoffer 3] , p. 8 en aangeefster [slachtoffer 2] p.11.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting en verklaring [medeverdachte] , p. 45.
4.Verklaring aangeefster [slachtoffer 3] , p. 8,9; verklaring aangeefster [slachtoffer 2] , p.11; verklaring aangever [slachtoffer 1] , p. 15; verklaring getuige [getuige] , p. 20.
5.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 26, 27.
6.Verklaring aangeefster [slachtoffer 2] , p. 11; verklaring getuige [betrokkene] , p. 24.
7.Verklaring aangeefster [slachtoffer 3] , p. 8.
8.Verklaring aangeefster [slachtoffer 3] , p. 8.
9.Verklaring aangever [slachtoffer 1] , p. 14.
10.Verklaring aangever [slachtoffer 1] , p. 15.
11.Ter terechtzitting overlegde foto van aangeefster [slachtoffer 3] .
12.Verklaring getuige [getuige] , p. 20.
13.Verklaring aangever [slachtoffer 1] , p. 14.
14.Verklaring aangeefster [slachtoffer 2] , p. 12.
15.Verklaring aangever [slachtoffer 1] , p. 15.
16.Verklaring getuige [getuige] , p. 20.