ECLI:NL:RBGEL:2015:5285

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
14 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 199
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhaving van woningbouwproject Nimmer Dor te Laag Soeren en de bescherming van steenuilen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Het betreft een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij een verzoek om handhaving van de Flora- en faunawet (Ffw) werd afgewezen. De zaak draait om een woningbouwproject in Laag Soeren, waar sinds 2011 een deel van het plangebied regelmatig wordt geploegd en gefreesd. Dit gebeurt in opdracht van de gemeente Rheden, terwijl er in de nabijheid twee steenuilpaartjes nestelen. De IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie heeft verzocht om handhavend op te treden tegen deze activiteiten, wat leidde tot een besluit van de Staatssecretaris dat het bezwaar van IVN gegrond verklaarde en het primaire besluit herroept.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van de eiser, de gemeente Rheden, is komen te ontvallen. De rechtbank oordeelt dat het plangebied niet essentieel is voor het leefgebied van de steenuil, en dat er geen overtreding van de Ffw plaatsvindt. De rechtbank verklaart het beroep van de gemeente Rheden niet-ontvankelijk, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van het verzoek om handhaving. De uitspraak benadrukt de noodzaak van aanvullende gegevens om te kunnen vaststellen of het plangebied opnieuw geploegd en gefreesd mag worden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, waarbij de rechters J.J. Penning, M. van der Linde en R.J.B. Schutgens betrokken waren. De beslissing is openbaar uitgesproken, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/199

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, te De Steeg, eiser
(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen),
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting NimmerdorNee, te Laag-Soeren,
(gemachtigde: mr. B.J. Meruma).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2013, zoals gewijzigd op 14 november 2013, (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie te Amsterdam (hierna: IVN), gericht tegen het besluit van verweerder van 22 april 2013 (hierna: het primaire besluit), waarbij een verzoek om handhaving van de vereniging is afgewezen, gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015. Namens eiser is verschenen T.J. Portegijs, werkzaam bij de gemeente Rheden, bijgestaan door mr. V.A. Textor, kantoorgenoot van mr. M.J. Thunnissen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. den Haan en C.F.T. van Aalst. Derde-partij is vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2], voorzitter onderscheidenlijk secretaris van de Stichting NimmerdorNee, bijgestaan door mr. B.J. Meruma.
Eiser heeft als deskundige meegebracht J.H. Beekman, werkzaam bij Arcadis. Derde-partij heeft als deskundigen meegebracht L. van den Bremer en P. Verburg, beiden werkzaam bij SOVON.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van het volgende .
Sinds 2011 wordt een deel van het plangebied “Nimmer Dor” te Laag Soeren met enige regelmaat geploegd en gefreesd, in opdracht van eiser. Dit gebeurt in verband met het realiseren van woningbouw op dit (zuidelijke) deel van het plangebied.
Op 25 februari 2013 heeft IVN verzocht om handhavend op te treden tegen dit periodiek ploegen en frezen. Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen door IVN gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. In dit besluit heeft verweerder geconcludeerd dat uit de onderzoeken onvoldoende blijkt dat er door het ploegen en frezen geen overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) plaatsvindt. De gemeente Rheden wordt opgedragen nadere gegevens te verstrekken. Pas wanneer op basis van aanvullende gegevens kan worden vastgesteld dat het zuidelijke gedeelte van het plangebied geen essentieel onderdeel uitmaakt van het functionele leefgebied van de steenuil, mag dit gedeelte van het plangebied opnieuw worden geploegd en gefreesd. Eiser heeft bij brief van 19 december 2013 tegen dit besluit beroep ingesteld.
Op 12 juli 2013 heeft eiser ten behoeve van graaf-, bouw- en natuurbouwwerkzaamheden verzocht om ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Ffw, voor exemplaren van de steenuil. Bij het besluit van 31 januari 2014 heeft verweerder de verzochte ontheffing voor het tijdvak 15 juli 2014 tot en met 14 juli 2019 verleend. In het besluit is onder meer overwogen dat het zuidelijke gedeelte van het plangebied is geploegd en dat dit deel dan ook geen essentieel onderdeel van het foerageergebied van de steenuilen vormt; het is marginaal geschikt foerageergebied. Verder wordt opgemerkt dat het ploegen en/of frezen van het zuidelijke gedeelte geen invloed hebben op de status van het gebied als foerageergebied, het blijft marginaal geschikt.
Tegen het besluit van 31 januari 2014 heeft de derde partij bezwaar gemaakt. Tegen de ongegrondverklaring daarvan bij besluit van verweerder van 20 november 2014 heeft derde-partij beroep ingesteld (AWB 14/9074).
2. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat eerst wanneer op basis van aanvullende, door eiser aan te leveren, gegevens kan worden vastgesteld dat het zuidelijke gedeelte van het plangebied geen essentieel onderdeel uitmaakt van het functionele leefgebied van de steenuil, dit gedeelte van het plangebied opnieuw mag worden geploegd en gefreesd.
Een dergelijke vaststelling zou dus het rechtsgevolg hebben dat weer geploegd en gefreesd kon worden.
In het besluit van 31 januari 2014 is vastgesteld dat het zuidelijke gedeelte van het plangebied geen essentieel onderdeel uitmaakt van het functionele leefgebied van de steenuil. Nu niet is gebleken dat verweerder dit al eerder had vastgesteld, houdt de rechtbank het ervoor dat dit besluit ook het rechtsgevolg heeft dat vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit weer geploegd en gefreesd mag worden nu hiermee voldaan is aan de hierboven genoemde voorwaarde zoals opgenomen in het bestreden besluit.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee aan het onderhavige beroep het procesbelang komen te ontvallen. Ter zitting heeft eiser ook geen belang kunnen stellen.
4. Het vorenstaande betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, voorzitter, mr. M. van der Linde en mr. R.J.B. Schutgens, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: .
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.