ECLI:NL:RBGEL:2015:5235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
05/820044-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 7 augustus 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 juli 2014 in Ede een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid tussen de 70 en 80 kilometer per uur, terwijl de maximum snelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. Op het moment van de aanrijding negeerde hij een rood verkeerslicht en kwam in botsing met een fietsster die op dat moment groen licht had. De fietsster raakte ernstig gewond, met onder andere een breuk in haar rechter bovenarm en andere verwondingen die een operatie vereisten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in 'grove schuld' in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie eiste een werkstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de straf op, waarbij zij ook rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn beroep als vrachtwagenchauffeur en zijn leeftijd. De rechtbank benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de zorgplicht van bestuurders voor andere verkeersdeelnemers, vooral kwetsbare groepen zoals fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820044-15
Datum uitspraak : 7 augustus 2015
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren : [geboortedatum] ,
wonende : [adres] , [adres]
raadsvrouw: mr. F.E. den Hertog, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 24 juli 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2014 te Ede in de gemeente Ede, binnen de bebouwde kom, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede komende uit de richting Veenendaal, op rechter rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer, van de ter plaatse uit drie (3) rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Galvanistraat, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een snelheid, gelegen tussen de 70 en 80 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de voor hem, verdachte ingevolge artikel 20 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden en/of
gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van deze weg (Galvanistraat) en de (aansluiting van) de A30, terwijl de voor die kruising/splitsing zich bevindende, in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde en voor hem, verdachte bestemde verkeerslichten, reeds gedurende ongeveer anderhalve minuut rood licht uitstraalden, ingevolge artikel 68 lid 1 aanhef onder c van voormeld reglement inhoudende: "stop",
niet dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand heeft gebracht, doch met verhoogde snelheid, althans met die te hoge snelheid, die kruising/splitsing is op- en/of over is gereden en/of
met die verhoogde snelheid of te hoge snelheid, een in die weg, op een afstand van ongeveer 20 meter na die kruising/splitsing gelegen (fiets/bromfietspad) oversteekplaats is op- en/of is overgereden, op het moment dat een gezien zijn, verdachtes rijrichting van rechts komende fietsster bij groen licht doende was die door hem, verdachte bereden rijstrook van die Galvanistraat over te steken en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die overstekende fietsster en/of met die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die fietsster werd weggeworpen en/of ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 juli 2014 te Ede in de gemeente Ede, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede komende uit de richting Veenendaal, op rechter rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer, van de ter plaatse uit drie (3) rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Galvanistraat,
met een snelheid, gelegen tussen de 70 en 80 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de voor hem, verdachte ingevolge artikel 20 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden en/of
gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van deze weg (Galvanistraat) en de (aansluiting van) de A30, terwijl de voor die kruising/splitsing zich bevindende, in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde en voor hem, verdachte bestemde verkeerslichten, reeds gedurende ongeveer anderhalve minuut rood licht uitstraalden, ingevolge artikel 68 lid 1 aanhef onder c van voormeld reglement inhoudende: "stop",
niet dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand heeft gebracht, doch met verhoogde snelheid, althans met die te hoge snelheid, die kruising/splitsing is op- en/of over is gereden en/of
met die verhoogde snelheid of te hoge snelheid, een in die weg, op een afstand van ongeveer 20 meter na die kruising/splitsing gelegen (fiets/bromfietspad) oversteekplaats is op- en/of is overgereden, op het moment dat een gezien zijn, verdachtes rijrichting van rechts komende fietsster bij groen licht doende was die door hem, verdachte bereden rijstrook van die Galvanistraat over te steken en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die overstekende fietsster en/of met die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die fietsster werd weggeworpen en/of ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 juli 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de Galvanistraat te Ede, komende uit de richting van Veenendaal, op de rechter rijstrook bestemd voor het rechtdoorgaand verkeer, van de ter plaatse uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg. Verdachte reed met een hogere snelheid dan de maximum snelheid van 50 kilometer per uur, ingevolge artikel 20 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. [2] Op de kruising/splitsing van de Galvanistraat en (de aansluiting van) de A30 (hierna: de kruising) werd het verkeer geregeld middels een driekleurig verkeerslichtinstallatie. [3] Ongeveer 20 meter na de kruising bevond zich een oversteekplaats voor fietsers/bromfietsers. [4] Ter hoogte van de kruising heeft verdachte zijn personenauto niet tot stilstand gebracht, maar is met verhoogde snelheid de kruising op- en overgereden. Verdachte is met een van rechts komende fietsster ( [slachtoffer] ), die doende was fietsend de weg over te steken, in aanrijding gekomen ten gevolge waarvan de fietsster is weggeworpen en ten val is gekomen. [5] Door het ongeval heeft de fietsster lichamelijk letsel opgelopen, te weten een breuk in haar rechter bovenarm, een afgescheurde linker oorlel, schaafplekken op haar gezicht en lichaam en een gekneusde linker schouder. Door middel van een operatie is een plaat in de bovenarm van de fietsster gezet. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat hij de mate van schuld van verdachte kenmerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Op basis van de inhoud van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte door rood licht is gereden. Verdachte weet niet waarom hij de fietsster niet heeft gezien. Het primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Ook dient verdachte van het subsidiair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. Immers, afgezien van de overschrijding van de maximum snelheid kan geen andere gedraging worden vastgesteld die zou leiden tot gevaarscheppend en dus verwijtbaar gedrag van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Ten overstaande van de politie heeft verdachte verklaard dat hij op de Galvanistraat, ter hoogte van de kruising met de oprit A30, reed met een snelheid van 70 kilometer per uur. Ongeveer 50 meter voor de verkeerslichten zag hij de verkeerslichten op oranje springen. Verdachte heeft toen gas bijgegeven en reed ongeveer 75 of 80 kilometer per uur. Volgens verdachte kan het zijn dat de fietsster al groen licht had op het moment dat hij de kruising op reed. Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij sowieso fout is geweest. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ter plaatse bekend was. Volgens verdachte stond het verkeerslicht op oranje toen hij in zijn Saab aan kwam rijden. Hij had kunnen stoppen, maar heeft snelheid vermeerderd en is toch doorgereden. Verdachte heeft de fietsster pas gezien op het moment dat zij voor de auto was en door hem geschept werd. Voordat verdachte de kruising overstak heeft verdachte nog wel naar het verkeer links en naar rechts gekeken. Verdachte denkt dat hij op dat moment niet meer naar het stoplicht heeft gekeken. [8]
De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij achter een Saab reed, welke enkele tientallen meters voor hem reed. In de verte bij de oversteekplaats zag de getuige een fietsster staan die stond te wachten bij de oversteekplaats. Op enig moment begon de fietsster te trappen en fietste zij de weg op. De Saab die voor getuige reed, minderde geen vaart. De Saab reed gewoon vlot door. Getuige zag dat de Saab met volle snelheid recht op de fietsster afreed. De Saab remde niet en week niet uit. [9]
De benadeelde [slachtoffer] heeft verklaard dat zij via de oversteekplaats de Galvanistraat wilde oversteken. Het verkeerslicht stond aanvankelijk voor haar op rood en [slachtoffer] is gestopt om te wachten op groen licht. [slachtoffer] zag dat de wachttijdindicator aan het aftellen was. Toen de wachttijdindicator bijna aan het eind was wilde [slachtoffer] oversteken. [slachtoffer] zette zichzelf af en trapte enkele keren op de fietstrappers. [slachtoffer] fietste enkele meters de weg op en vanaf dat moment kan ze zich niets meer herinneren. [10]
Uit het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse komt naar voren dat in de rijrichting die de Saab vlak voor het ongeval gehad moet hebben, geen recente sporen op het wegdek zichtbaar waren, noch andere recente bandensporen, die op het ongeval van toepassing waren. [11]
De vermoedelijke snelheid van de door verdachte bestuurde Saab bedroeg over een afstand van 112 meter voorafgaand aan koplus 211 (
de rechtbank begrijpt: de laatste detector vóór het verkeerslicht) - gemiddeld - ongeveer 60 kilometer per uur. [12]
In het proces-verbaal van VOA staat voorts het volgende beschreven:
‘Het verkeersongeval vond plaats op de voor het openbaar verkeer opengestelde kruising, gevormd door de wegen Galvanistraat en de A-30, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Ede.
Het ongeval werd op zondag 27 juli 2014, omstreeks 18.53 uur gemeld bij de Centrale Meldkamer van de politie Gelderland-Midden.
Op de kruising werd het verkeer geregeld middels een driekleurige verkeerslichtinstallatie.
(...) Op basis van het onderzoek naar de verkeersregelinstallatie kan worden geconcludeerd, dat deze naar behoren heeft gewerkt.
In het verkeersregeltoestel werden log-bestanden opgeslagen. Uit die log-bestanden kon worden
herleid op welke moment detectoren werden geactiveerd en wat de kleur licht van de desbetreffende richting op dat moment was.
Een analyse van de log-bestanden in relatie tot de verklaringen en processen-verbaal van
bevindingen leverde een moment in de log-bestanden op dat met een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid het moment van het ongeval is geweest. Dit moment was op zondag 27 juli 2014, omstreeks 18:51:46.2 uur. [13]
Uitgaande van het tijdstip van de (rechtbank: 112) melding bleek er in het aangeleverde fase-log omstreeks 18:51 :44 uur, (Zeer kort voor de bedoelde melding bij de politie) een moment te zijn waar het geschetste scenario te verklaren zou zijn.
Dat moment toont op de richtingen 211 (oneven genummerd dus de rechter rijstrook) twee achter elkaar rijdende voertuigen, waarbij het eerste voertuig het rode licht negeert en er tevens een detectiebezetting en drukknopaanvraag op richting 224 is. (aanvraag groen licht door fietsster.) Hierbij vindt de roodlicht negatie plaats op een moment, dat de richting 224 groen licht heeft. [14]
De bestuurder van de Saab reed het kruispunt op terwijl de voor hem geldende verkeerslicht ongeveer anderhalve minuut rood licht uitstraalde.
Gezien de duur van de bezettingen van lus 224.2 en het gebruik van de drukknop 224.1 is het zeer aannemelijk, dat de bestuurder van de fiets bij de drukknop stil heeft gestaan.’ [15]
Gelet op de inhoud van de aangehaalde verklaringen in combinatie met de hier geciteerde conclusies van de verkeersongevallenanalisten, komt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte de kruising van de Galvanistraat en de A30 te Ede is opgereden op het moment dat het voor hem geldende verkeerslicht al geruime tijd rood licht uitstraalde. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots de mogelijkheid gehad om tijdig te stoppen. Desondanks heeft verdachte bewust de keuze gemaakt om door te rijden en daarbij het rode verkeerslicht te negeren. Verdachte, die al te hard reed, heeft zelfs zijn snelheid nog vermeerderd om de kruising nog over te steken. Door met een te hoge snelheid deze kruising op te rijden en het rode verkeerslicht te negeren heeft verdachte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat op hetzelfde moment andere verkeersdeelnemers groen licht zouden hebben of konden krijgen. De rechtbank trekt de conclusie dat verdachte zijn aandacht in zodanig sterke mate had gericht op mogelijk andere motorvoertuigen op deze kruising, dat hij hierbij geen rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van fietsers op de iets verderop gelegen fietsersoversteekplaats. Verdachte heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar risico genomen. Door nog snel de kruising te willen oversteken en de fietsster geen voorrang te verlenen is verdachte aanmerkelijk tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens andere, met name kwetsbare, verkeersdeelnemers.
Door de raadsvrouw van verdachte is nog aangevoerd dat door de politie onvoldoende onderzoek is verricht naar de verkeerslichtenregeling ter plaatse. Immers, de politie heeft gericht gezocht naar een roodlichtnegatie door verdachte, terwijl uit de politieverklaring van verdachte en die van een onafhankelijke getuige kan worden afgeleid dat verdachte door oranje is gereden. Bovendien heeft slachtoffer [slachtoffer] verklaard dat ze wilde oversteken toen de wachttijdindicator bijna aan het eind was.
De rechtbank merkt hierover het volgende op. Door de verkeersongevallenanalisten is de werking van de verkeerslichtinstallatie onderzocht. Die verkeerslichtinstallatie bleek naar behoren te functioneren. [16] Daarbij is nadrukkelijk ook onderzocht of sprake kon zijn van een ander scenario, met conflicterende verkeerslichten waarbij verdachte niet door rood, maar door oranje zou kunnen zijn gereden. De roodlicht negatie, waartoe wordt geconcludeerd door de analisten, ziet op het moment waarop een fietser en twee auto’s op het kruispunt aanwezig waren. Dit moment is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht als uitgangspunt genomen door de analisten. Dat wordt ook bevestigd door het tijdstip van de 112-melding van het ongeval, welk tijdstip de rechtbank betrouwbaar acht. De getuige [getuige] heeft immers verklaard dat direct na de aanrijding de politie is gebeld. [17] Voorts is uit de log-files is af te leiden dat na de voorgedane situatie, het verkeer tot stilstand kwam of achteruit ging rijden. [18] Dit verkeersgedrag past bij het oponthoud dat ontstaat na een aanrijding, hetgeen de rechtbank ook beoordeelt als een bevestiging dat de analisten het juiste tijdstip hebben onderzocht.
Gelet op de grondige onderbouwing door de analisten van hun onderzoek, en gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij helemaal niet heeft gezien welke kleur het voor hem geldende verkeerslicht uitstraalde, is de rechtbank van oordeel dat de roodlichtnegatie welke door de verkeersongevallenanalisten is beschreven, overeenstemt met de situatie ten tijde van het ongeval. Het verweer dat de verkeersongevallenanalisten onzorgvuldig onderzoek hebben verricht, verwerpt de rechtbank dan ook.
Hieruit volgt - nogmaals - dat verdachte, anders dan is geopperd door de verdediging, het rode verkeerslicht heeft genegeerd (in elk geval gedurende geruime tijd [19] ) en vervolgens het kruispunt is overgereden.
De rechtbank concludeert dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en daarmee ‘grove schuld’ heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Letsel
De rechtbank kwalificeert het letsel - net als de officier van justitie - als zwaar lichamelijk letsel, waarbij in het bijzonder betekenis wordt toegekend aan de breuk van de rechter bovenarm, waarvoor een operatieve ingreep nodig bleek.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 juli 2014 te Ede in de gemeente Ede, binnen de bebouwde kom, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede komende uit de richting Veenendaal, op de rechter rijstrook, bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer, van de ter plaatse uit drie (3) rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Galvanistraat, zeer
althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
met een snelheid, gelegen tussen de 70 en 80 kilometer per uur, in elk gevalmet een grotere snelheid dan de voor hem, verdachte ingevolge artikel 20 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden en
/of
gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van deze weg (Galvanistraat) en de (aansluiting van) de A30, terwijl de voor die kruising/splitsing zich bevindende, in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde en voor hem, verdachte bestemde verkeerslichten, reeds
gedurende ongeveer anderhalve minuutrood licht uitstraalden, ingevolge artikel 68 lid 1 aanhef onder c van voormeld reglement inhoudende: "stop",
niet dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand heeft gebracht, doch
met verhoogde snelheid, althansmet die te hoge snelheid, die kruising/splitsing is op- en/of over is gereden en
/of
met die
verhoogde snelheid ofte hoge snelheid, een in die weg, op een afstand van ongeveer 20 meter na die kruising/splitsing gelegen (fiets/bromfietspad) oversteekplaats is op- en/of is overgereden, op het moment dat een gezien zijn, verdachtes rijrichting van rechts komende fietsster bij groen licht doende was die door hem, verdachte bereden rijstrook van die Galvanistraat over te steken en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met die overstekende fietsster en
/ofmet die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die fietsster werd weggeworpen en
/often val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid ter hoogte van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de leeftijd van verdachte. Verdachte hoeft nog maar een aantal jaar te werken voordat hij met pensioen kan. Verdachte is zijn hele werkzame leven vrachtwagenchauffeur geweest. Verdachte is de kostwinner van het gezin en zal zijn baan verliezen als een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete op te leggen en te volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 juni 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zeer gevaarlijk rijgedrag laten zien door met te hoge snelheid, door rood licht, een kruising op de rijden. Daarmee heeft verdachte de functie van het stoplicht genegeerd, te weten de bescherming van andere, kruisende, verkeersdeelnemers. Verdachte had zonder meer de mogelijkheid om te stoppen, maar heeft bewust door zijn snelheid te verhogen het risico genomen dat hij de kruising op zou rijden terwijl andere weggebruikers zijn route zouden kruisen. Dat risico heeft zich ook verwezenlijkt. Verdachte heeft een verkeersongeluk veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het verwijt kan worden gemaakt dat hij vooral met zijn eigen verkeerspositie bezig was en onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van overige verkeersdeelnemers, met name met kwetsbare verkeersdeelnemers. Verdachte is daardoor ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens andere, in dit geval kwetsbare, verkeersdeelnemers. De rechtbank is bovendien van oordeel dat juist van verdachte als beroepschauffeur extra voorzichtigheid en anticipatie in het verkeer had mogen worden verwacht. De rechtbank rekent verdachte zijn onvoorzichtigheid en nalatigheid zwaar aan.
De rechtbank houdt anderzijds rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf op zijn plaats is. De door de officier van justitie geëiste werkstraf is naar het oordeel van de rechtbank passend.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van de nalatigheid van verdachte, maar ook uit oogpunt van normhandhaving, niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een onvoorwaardelijke ontzegging (mogelijk) grote gevolgen voor verdachte zal hebben omdat hij (thans) zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden, dient het algemeen belang van de verkeersveiligheid te prevaleren boven het door de verdediging genoemde persoonlijke belang van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het primair bewezenverklaarde tot
een
werkstrafgedurende
160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0700 2014080865, gesloten op 3 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juli 2015 alsmede het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, p. 5 en 6 van 44 onder het kopje 2.1.2 Wegsituatie.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, p. 41 van 44 onder het kopje 5.2 Oorzaak, toedracht en gevolg.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 27 juli 2014, p. 17, derde alinea onderaan de pagina.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juli 2015.
6.Geneeskundige verklaring d.d. 11 februari 2015, pag. 14, alsmede het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 15 augustus 2014, p. 09.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 27 juli 2014, p. 17, tweede, derde en vijfde alinea.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juli 2015.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] , d.d. 27 juli 2014, p. 15, tweede tot en met de vijfde alinea.
10.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 15 augustus 2015, p. 8, tweede en derde alinea.
11.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 26 (p. 7 van 44), onder het kopje 2.2. aangetroffen sporen, 2.2.1. sporen op plaats ongeval.
12.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 61 (p. 42 van 44), 3e alinea van boven.
13.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 60-61 (p. 41 en 42 van 44), onder het kopje 5.2. Oorzaak, toedracht en gevolg.
14.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 54, 3e alinea en 61, 2e alinea (p. 35 resp. 42 van 44).
15.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 60-61 (p. 41 en 42 van 44), onder het kopje 5.2. Oorzaak, toedracht en gevolg.
16.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 60 (p. 41 van 44), onder het kopje 5.2 Oorzaak, toedracht en gevolg, 2e alinea van onderen
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] , d.d. 27 juli 2014, pag. 16, 12e regel van boven.
18.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 54 (p. 35 van 44), laatste alinea.
19.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 21 januari 2015, pag. 61 (p. 42 van 44), 2e alinea van boven.