ECLI:NL:RBGEL:2015:5228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
05/720324-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor zware mishandeling met gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van haar zus. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 26 december 2014 in Tiel een confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte met een keukenmes haar zus heeft verwond. De officier van justitie heeft primair gesteld dat er sprake was van opzet op de dood van de zus, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte vol opzet had om haar zus te doden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan haar zus, wat resulteerde in een operatie en blijvende schade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding van € 8.669,16 aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het mes en de verpakking daarvan bevolen, evenals de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720324-14
Datum uitspraak : 11 augustus 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te PI [adres 2]
raadsman: N.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2015, 9 juni 2015 en 28 juli 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 26 december 2014 te Tiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (te weten haar (verdachtes) zus) opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft zij, verdachte, [slachtoffer] voornoemd meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (groot)(keuken)mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in (de richting van) het (boven)lichaam van die [slachtoffer] , gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 26 december 2014 te Tiel aan [slachtoffer] (te weten haar, verdachtes, zus) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten doorgesneden spieren en/of doorgesneden
zenuwen (waaraan slachtoffer inmiddels reeds twee maal is geopereerd), heeft toegebracht door die [slachtoffer] voornoemd meermalen althans eenmaal (met kracht) met een (groot) (keuken)mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de linker (onder)arm (welke slachtoffer ter afwering omhoog had geheven) te steken en/of te prikken en/of te snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 december 2014 heeft verdachte in Tiel tijdens een confrontatie een keukenmes van het merk Herman in haar rechterhand gehad, waarmee ze haar zus [slachtoffer] heeft geraakt. Hierdoor is bij aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) een snijverwonding van ongeveer drie centimeter diep en 12 centimeter lang aan haar linkerarm ontstaan. [2] Het lemmet van het mes was ongeveer 20 centimeter lang. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, waarbij verdachte (volwaardig) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat de zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Primair heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de intentie had om aangeefster dodelijk te verwonden. Subsidiair is de verdediging van mening dat niet kan worden bewezen dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met een groot mes in haar rechterhand bovenhandse steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van haar lichaam. Daarbij heeft aangeefster zich afgeweerd met haar linkerarm ter hoogte van haar gezicht dan wel haar borst, waarbij zij door verdachte van bovenaf in haar arm is gestoken. [4] Hierdoor heeft zij zoals overwogen een snijverwonding aan haar linkerarm opgelopen. Deze snijwond bevond zich aan de achterzijde van de linker onderarm, dwars op de lengterichting van arm. Dit letsel past volgens de letselrapportage bij een uithaal met een snijdend voorwerp zoals een mes. [5]
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster – in tegenstelling tot haar verklaring bij de politie – verklaard dat zij verdachte niet heeft horen zeggen dat zij haar wilde doodsteken.
Verder blijkt noch uit de verklaringen van aangeefster noch uit de overige getuigenverklaringen op welk deel van het lichaam verdachte het mes precies heeft gericht en is aangeefster ‘slechts’ eenmaal in haar arm geraakt. Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte vol(waardig) opzet heeft gehad op de dood van haar zus [slachtoffer] .
Nu zoals overwogen niet duidelijk is op welk deel van het lichaam verdachte het mes exact heeft gericht en verdachte in de achterzijde van de arm van [slachtoffer] – een in beginsel niet vitaal lichaamsdeel – heeft gestoken/gesneden, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden bewezen dat verdachte door haar handelen een aanmerkelijke kans op de dood in het leven heeft geroepen. Nu naar het oordeel van de rechtbank het opzet - al dan niet in voorwaardelijke vorm - op de dood ontbreekt, zal zij verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Verdachte heeft ontkend het mes bovenhands in haar hand te hebben gehad en heeft verklaard dat zij [slachtoffer] niet opzettelijk heeft verwond, maar haar “per ongeluk” heeft geraakt door in shock haar armen van onder naar boven te bewegen toen zij het mes nog in haar hand had.
Deze verklaring van verdachte vindt geen verdere steun in het dossier. Daarbij komt dat verdachte wisselend over de toedracht met het mes heeft verklaard, waarbij zij onder meer aanvankelijk heeft ontkend het mes in haar hand te hebben gehad en haar zus te hebben geraakt. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat de aard en plaats van het letsel - zijnde een diepe snijverwonding dwars op de lengterichting van de arm – naar het oordeel van de rechtbank beter passen bij de verklaringen van aangeefster dan bij de verklaring van verdachte over haar ongecontroleerde beweging van onder naar boven, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht op grond van al het voorgaande bewezen dat verdachte met een groot keukenmes – met een lemmet van 20 centimeter lang – met kracht bovenhands in de linker onderarm van haar zus [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op blijvend letsel aan pezen en/of spieren in het leven geroepen en deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
De snijwond in de arm van [slachtoffer] – waaronder haar spieren in de arm – is op 26 december 2014 operatief gehecht. Later is gebleken dat er door het mes een zenuw is geraakt met als gevolg een verminderde spierfunctie en gevoelsvermindering in de linkerhand/pols.
Hiervoor heeft [slachtoffer] op 30 december 2014 een tweede operatie in de vorm van een zenuwtransplantatie moeten ondergaan. [6] Aangeefster heeft verklaard dat het onduidelijk is of het letsel aan haar arm ooit helemaal zal herstellen. [7]
Op grond van al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel – zoals subsidiair tenlastegelegd – aan haar zus [slachtoffer] heeft toegebracht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks26 december 2014 te Tiel aan [slachtoffer]
(te weten haar, verdachtes, zus
)opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten doorgesneden spieren en
/ofdoorgesneden
zenuwen
(waaraan slachtoffer inmiddels reeds twee maal is geopereerd
), heeft toegebracht door die [slachtoffer] voornoemd
meermalen althanseenmaal
(met kracht
)met een
(groot
) (keuken
)mes,
althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerpin de linker
(onder
)arm
(welke slachtoffer ter afwering omhoog had geheven
)te steken
en/of te prikkenen/of te snijden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu sprake is geweest van een noodweersituatie waarin verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft verdedigd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie en het beroep op noodweer om deze reden niet kan slagen.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals overwogen heeft verdachte aanvankelijk ontkend dat zij een mes had en daarmee haar zus zou hebben geraakt. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat zij ervan uit is gegaan dat het voorwerp dat [slachtoffer] in haar mouw had een mes was.
Later heeft zij bij de politie verklaard dat zij zich heeft verdedigd door te zwaaien met het mes in haar hand, waardoor [slachtoffer] ter hoogte van de rechterbovenarm zou zijn geraakt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij zeker wist dat [slachtoffer] een mes had, schrok van de houding van [slachtoffer] en een beweging van beneden naar boven heeft gemaakt, waarbij zij [slachtoffer] heeft geraakt. Gelet op deze wisselende verklaringen en zoals overwogen de omstandigheid dat
de verklaring van verdachte geen steun vindt in overige bewijsmiddelen noch in het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich diende te verdedigen. Zij zal het beroep op noodweer daarom verwerpen.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die zij al heeft vastgezeten. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, welk feit een grote impact op aangeefster heeft gehad. De officier van justitie heeft verder meegewogen dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ten slotte zijn er geen aanknopingspunten voor een voorwaardelijk strafdeel.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie de teruggave van de in beslag genomen pyjamabroek, trui, pantoffels en de theedoek (volgnummers 1 tot en met 4 van de beslaglijst) aan verdachte gevorderd. Verder heeft de officier van justitie de
onttrekking aan het verkeer van het mes en de verpakking van het mes (volgnummers 5 en 6 van de beslaglijst) gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om voor het subsidiair tenlastegelegde een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Gelet daarop dient naar de mening van de verdediging ook de voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de categorie van het zwaar lichamelijk letsel, het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, de omstandigheid dat er geen zorgen zijn over de persoon van verdachte en de omstandigheid dat zij in september 2015 kan beginnen met een opleiding bij de Haagse Hogeschool bij de bepaling van de strafmaat dienen te worden meegewogen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 juni 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 mei 2015;
- een multidisciplinair rapport van [psycholoog] , psycholoog, gedateerd 9 april 2015 en van [psychiater] , psychiater, gedateerd 25 juni 2015.
Verdachte heeft krachtig met een mes in de arm van haar zus gestoken en/of gesneden. Hierdoor heeft haar zus [slachtoffer] ernstig letsel aan haar arm opgelopen. De spieren in de arm van [slachtoffer] zijn dezelfde avond operatief gehecht. Verder heeft [slachtoffer] een paar dagen later een zenuwtransplantatie voor haar arm moeten ondergaan in verband met een verminderde spierfunctie en gevoelsvermindering in de arm/hand. Op haar arm bevinden zich daarom ook permanente littekens. Uit de toelichting bij de vordering volgt verder dat [slachtoffer] maanden een nachtspalk heeft moeten dragen en nog steeds kampt met gevoelloosheid van de arm en permanente pijn. Zij is ruim een half jaar na het feit nog onder behandeling bij een fysiotherapeut en is nog steeds beperkt in de uitoefening van haar dagelijkse bezigheden.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangeefster dient te worden aangemerkt als “zeer zwaar lichamelijk letsel”, waarbij voor het toebrengen van deze categorie zwaar lichamelijk letsel in de landelijke oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar tot uitgangspunt wordt genomen.
Verder weegt de rechtbank mee dat het incident ook psychisch een grote impact heeft gehad op aangeefster en in de familiesfeer heeft plaatsgevonden.
De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat verdachte niet aan nadere onderzoeken naar haar persoon heeft willen meewerken. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat zij tot een ‘lichtere’ bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande en gelet op eerdere incidenten binnen de familie, acht de rechtbank een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur voor de toekomst passend en geboden.
Zij zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Voor het beslag:
De rechtbank zal bepalen dat het mes en de verpakking van het mes (volgnummers 5 en 6 van de beslaglijst) verbeurd worden verklaard, nu het voorwerpen betreft met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit is begaan.
Met betrekking tot de overige in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten, nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet. Dit betreffen een pyjamabroek, een trui, twee pantoffels en een theedoek (volgnummers 1 tot en met 4 van de beslaglijst).
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.812,16.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel kan worden toegewezen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu de vordering voldoende is onderbouwd en het gevorderde bedrag redelijk voorkomt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vergoeding van de immateriële schade te matigen, nu in navolging van de verklaring van verdachte ook sprake is geweest van een gedeelte eigen schuld van aangeefster. Verder heeft de verdediging gewezen op een uitspraak waarin sprake is geweest van het meermalen steken in de borststreek, waarbij een immateriële schade van € 2000,00 is toegewezen. Tot slot heeft de verdediging de schade in verband met de eigen bijdrage voor rechtsbijstand betwist, nu de benadeelde partij dit bedrag terug zal krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Verdachte heeft door te steken en/of te snijden met een groot keukenmes de spieren en zenuwen van aangeefster doorgesneden. Aangeefster is hiervoor tweemaal geopereerd, heeft
maandenlang een nachtspalk moeten dragen en kampt nog steeds met veel pijn en gevoelloosheid in de arm/hand. Het is onduidelijk of zij nog volledig zal herstellen.
Door het incident en de operaties zijn permanent ontsierende littekens bij aangeefster ontstaan. Naast het blijvende fysiek letsel waarvoor zij nog steeds onder behandeling is bij een fysiotherapeut en waardoor zij nog altijd beperkt is in haar dagelijkse activiteiten, heeft het incident ook psychologische klachten met zich meegebracht.
Gelet op al het voorgaande – waaronder ook de verwerping van het verweer dat verdachte door aangeefster zou zijn aangevallen en zich zou hebben verdedigd – zal de rechtbank conform het gevorderde bedrag de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 7.500,00 begroten.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.169,16 materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De schade aan de kleding (€ 150,00), de kosten voor het eigen risico (€ 365,16), de reis- en parkeerkosten (€ 504,00) en de kosten voor kinderopvang (€ 150,00) zijn door de verdediging niet betwist en komen naar het oordeel van de rechtbank – nu deze voldoende zijn onderbouwd en niet onredelijk voorkomen – voor toewijzing in aanmerking.
Eigen bijdrage toevoeging
Nu de benadeelde partij voor rechtsbijstand geen eigen bijdrage is verschuldigd en dit bedrag terugbetaald zal krijgen, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat geen sprake meer is van schade die door het onder subsidiair bewezenverklaarde is veroorzaakt.
Op grond van het voorgaande zal de vordering voor een bedrag van € 8.669,16 worden toegewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 december 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Voor het beslag:

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
o 1 verpakking van een mes (volgnummer 5 beslaglijst d.d. 1 mei 2015);
o 1 mes, type Herman den Blijker (volgnummer 6 beslaglijst d.d. 1 mei 2015).
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
o 1 pyjama broek (volgnummer 1 beslaglijst d.d. 1 mei 2015);
o 1 trui (volgnummer 2 beslaglijst d.d. 1 mei 2015);
o 2 pantoffels (volgnummer 3 beslaglijst d.d. 1 mei 2015);
o 1 theedoek (volgnummer 4 beslaglijst d.d. 1 mei 2015).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. S. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2014239250, gesloten op 26 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden (waaronder de letselrapportage d.d. 25 maart 2015 en de processen-verbaal van de verhoren bij de rechter-commissaris), tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juli 2015, het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 27 inhoudende dat zij het mes in haar rechterhand had, de letselrapportage d.d. 25 maart 2015 (beschrijving van het letsel) en het verslag van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis rivierenland Tiel, p. 37-38.
3.De foto’s op pagina 61.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 29, het proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 32 en de verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, p. 3-4.
5.De letselrapportage d.d. 25 maart 2015 (beschrijving van het letsel en conclusie).
6.Het proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 34, een schrijven van het Leids Universitair Medisch Centrum en de letselrapportage d.d. 25 maart 2015 (conclusie).
7.De verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, p. 3.