ECLI:NL:RBGEL:2015:5210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
05/800024-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandelingen, verkrachtingen en bedreigingen met gevangenisstraf en TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder mishandeling, verkrachting en bedreiging van zijn levensgezellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedurende een langere periode heeft mishandeld en bedreigd, waarbij hij hen ook heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als overtuigend beschouwd, en heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn gewelddadige en intimiderende gedrag een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade als gevolg van de misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/800024-15
Datum zitting : 22 juli 2015
Datum uitspraak : 5 augustus 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te PI [adres 2]
raadsvrouw: mr. S. Grilk namens mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten:
dat hij meermalen zijn levensgezel/vriendin, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld;
dat hij meermalen heeft gepoogd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
dat hij meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling;
dat hij [slachtoffer 1] in haar woning heeft opgesloten en haar heeft belet haar woning te verlaten;
dat hij [slachtoffer 2] meermalen heeft verkracht;
dat hij meermalen zijn levensgezel/vriendin, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld;
dat hij meermalen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling.
1a. De geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 5 partieel nietig dient te worden verklaard. De tweede feitelijkheid die gelegen is in ‘het creëren van een intimiderende situatie zodat die [slachtoffer 2] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten’ is volgens de verdediging te ruim bemeten en daardoor vanuit verdedigingsoogpunt te onduidelijk omdat niet wordt aangegeven wat dit feitelijk zou hebben ingehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de zinsnede waarop de raadsvrouw doelt niet op zich zelf moet worden gelezen maar in samenhang met de overige tekst van de tenlastelegging. Daaruit blijkt dat verdachte ook wordt verweten geweld en/of feitelijkheden te hebben gebruikt bestaande uit de mishandeling van [slachtoffer 2] , de bedreiging van [slachtoffer 2] en het dreigen haar te verlaten. De omschrijvingen in de tenlastelegging zijn voldoende herleidbaar naar de inhoud van het procesdossier. Voor de verdachte moet het daardoor duidelijk zijn wat hem wordt verweten en waarin het verwijt van het creëren van een intimiderende situatie zit. De tenlastelegging voldoet derhalve aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer.
De dagvaarding is geldig.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 5 tot en met 7: [slachtoffer 2]De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 5 primair aangevoerd dat de verdachte partieel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu de eerste ten laste gelegde feitelijkheid (het zeggen dat hij haar zou verlaten) niet gekwalificeerd kan worden als een feitelijkheid die zo bedreigend is dat aangeefster hierdoor gedwongen werd seks met de verdachte te hebben en zij hiertegen geen weerstand kon bieden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de verkrachtingen van [slachtoffer 2] omdat zij geen aangifte heeft willen doen van verkrachting. Aangeefster verklaart namelijk dat zij op een roze wolk zat, het zielig vond voor verdachte om geen seks met hem te hebben, geen ruzie met de verdachte wilde en hem niet teleur wilde stellen. Tevens verklaart zij dat zij de verdachte niet vals wil beschuldigen van verkrachting. Ingeval dit door de rechtbank wel wordt gezien als een aangifte van verkrachting zal de verdachte ook dan moeten worden vrijgesproken omdat het vereiste opzet op de verkrachting ontbreekt. Het ingezette dwangmiddel dat de verdachte aangeefster zou verlaten, blijkt namelijk niet uit het procesdossier volgens de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft voorts ten aanzien van feit 6 aangevoerd dat verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken omdat wettig bewijs ontbreekt dat de verdachte de aangeefster aan haar haren van de scooter heeft af getrokken, een pen in haar been heeft gestoken en haar keel heeft dichtgeknepen. Ten aanzien van het slaan en/of stompen van de aangeefster voert de raadsvrouw geen bewijsverweer.
De raadsvrouw heeft ten slotte ten aanzien van feit 7 aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel en dat meer specifiek ten aanzien van de bedreiging inhoudende “ik vermoord je in de polder en niemand zal je vinden” [slachtoffer 2] hier zelf niet over heeft verklaard in haar aangifte.
Ten aanzien van feit 1 tot en met 4: [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 geen bewijsverweer gevoerd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte door middel van de tenlastegelegde handelingen het vereiste opzet op zwaar lichamelijk letsel had.
Ten aanzien van feit 3 en 4 heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit omdat de verklaring van aangeefster niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde opsluiten en geen kant op kunnen feitelijke grondslag mist en dat verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsbeneming bij de verdachte ontbrak. Ook op grond hiervan dient volgens de raadsvrouw vrijspraak te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 5 tot en met 7: [slachtoffer 2]
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zij [verdachte] leerde kennen op oudejaarsdag van het jaar 2013 en dat zij toen al snel een liefdesrelatie kregen. Eerst woonden zij samen op de kamer van [verdachte] boven [adres 3] . Zij verklaart in haar aangifte dat [verdachte] haar de eerste klap gaf na de eerste paar weken van de relatie. Deze klap gaf hij met de platte hand en hierdoor had [slachtoffer 2] een tand door haar lip. In de eerste maand van de relatie kwam het ook voor dat ze een tik kreeg van [verdachte] . Dat was dan een stomp tegen haar arm bijvoorbeeld. [3] De eerste forse mishandeling vond volgens [slachtoffer 2] plaats wanneer zij met [verdachte] naar huis ging na een verjaardag. [verdachte] sloeg haar hierbij op haar armen tot haar hele arm zwart zag van de blauwe plekken. Inmiddels woonden [slachtoffer 2] en [verdachte] sinds maart 2014 in bij [getuige 1] en haar partner [getuige 2] . Volgens [slachtoffer 2] hoorden zij het geruzie tussen haar en [verdachte] . [getuige 1] heeft wel de blauwe plekken gezien die [slachtoffer 2] door de mishandelingen heeft opgelopen. Deze blauwe plekken liep ze op na een stapavond in Nijmegen op 23 maart 2014. [verdachte] liep achter haar aan richting de auto en heeft haar de hele weg terug meermalen met de vuist gestompt tegen haar arm. Haar hele bovenarm zag zwart van de blauwe plekken. In de periode van maart en april 2014 had [verdachte] ook meermalen haar keel dichtgeknepen zodat zij niet kon praten en [getuige 1] en [getuige 2] haar niet zouden horen. [4]
Ook op Koningsavond van het jaar 2014 heeft [verdachte] mishandeld en durfde zij niet meer bij hem weg. [slachtoffer 2] verklaart hierover in haar aangifte dat [verdachte] haar aan haar haren van de scooter trok, dat zij toen op de grond viel en dat hij haar bovenaan op de dijk in elkaar trapte. [verdachte] trapte haar in haar buik en in haar maag. [verdachte] gooide haar op de terugweg op de grond en trapte haar met de onderkant van zijn voet in haar linkerzij. Hieraan hield zij blauwe plekken en een bult op haar enkel over. [5]
verklaart vervolgens in haar aangifte dat zij en [verdachte] rond eind mei/begin juni in een appartement in Bemmel zijn gaan wonen. Vanaf die periode kreeg ze elke dag klappen. [verdachte] sloeg haar in haar maag, ribben, gezicht en op haar oren. Zij had elke week haar tand door haar lip. Ook stak hij met een balpen in haar been waar zij een littekentje aan over hield. [verdachte] bedreigde haar ook meerdere malen, hij zei onder andere dat hij haar zou vermoorden als hij dat wilde en haar dan naar de polder zou brengen waar niemand haar kon vinden. Hij bedreigde haar ook telefonisch, hiervan maakte zij opnames. [6] [slachtoffer 2] verklaart in haar aangifte dat [verdachte] haar op 17 juni 2014 in de ochtend in haar gezicht, haar maag en haar oren sloeg en dat [verdachte] haar in haar gezicht spuugde. Die dag hielpen zij en [verdachte] bij haar ouders thuis met klussen. Haar ouders waren toen niet aanwezig. [verdachte] bedreigde haar door te zeggen dat hij haar vader en moeder zou verkrachten en vermoorden. Ze maakten ruzie en hadden daarna goedmaakseks. Later ontstond weer een discussie en op een gegeven moment rende [verdachte] met een beitel achter haar aan en zei daarbij dat ze eraan zou gaan. [slachtoffer 2] verklaart dat ze toen naar [getuige 3] van een paar deuren verder vluchtte en haar moeder en de moeder van [verdachte] toen heeft gebeld. [7]
Aangeefster verklaart voorts dat ook de seks tussen haar en de verdachte pijnlijk was, onder meer omdat zij was uitgescheurd. “Het was een hel, keer op keer’ verklaart ze [8] .
Als ze nee zei werd hij boos. Ondanks dat zij pijn had en verwond was rond haar vagina bleef zij seks met hem hebben uit angst dat hij gewelddadig zou worden of haar zou verlaten. Zij had vijf keer per dag seks met [verdachte] , waarvan zij zelf maar één of twee keer wilde. [verdachte] kon dit weten doordat zij een verkrampt gezicht had en soms ook moest huilen tijdens de seks. [9]
Ten aanzien van feit 5 – de verkrachtingen van [slachtoffer 2] :
Uit de geneeskundige verklaring van de huisarts blijkt dat [slachtoffer 2] op 13 februari 2014 en 28 maart 2014 is onderzocht en dat hierbij is vastgesteld dat zij aangaf pijn te hebben aan haar schaamlippen en dat deze mogelijk zijn beschadigd. De huisarts gaf naar aanleiding hiervan een coïtusverbod dat niet werd opgevolgd. De genezingsduur werd geschat op een aantal maanden. [10]
De getuige [getuige 1] verklaart dat [verdachte] zei dat hij minstens zeven keer per dag seks wilde en dat [slachtoffer 2] op kon flikkeren als zij daar niet aan voldeed. Hij vertelde getuige hij erop kickte om [slachtoffer 2] te vernederen, haar vast te binden en haar anaal heel hard te nemen. [slachtoffer 2] kon die zalf wel kon smeren maar dan neukte hij haar gewoon van achteren. Zij hoorde [slachtoffer 2] schreeuwen van de pijn in de slaapkamer. [slachtoffer 2] vertelde over de seks die zij met [verdachte] had, dat ze op haar tanden moest bijten en dat [verdachte] haar anaal en vaginaal nam zonder enige voorbereiding en dat dit erge pijn deed. [slachtoffer 2] huilde hier dan over bij haar. [11]
De moeder van [slachtoffer 2] , [moeder slachtoffer2] , wonende te Bemmel, verklaart dat ze [slachtoffer 2] nooit alleen sprak, omdat verdachte er altijd bij was. Zij wist dat het seksleven van [slachtoffer 2] en [verdachte] erg ruw was. [slachtoffer 2] vertelde haar dat ze was uitgescheurd. Ze deed de ruwe seks af met een grapje omdat ze zich hierover schaamde. [slachtoffer 2] vertelde volgens over haar seksleven tegen de buurvrouw, [getuige 4] . [12]
[getuige 4] verklaart dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat ze tegen haar wil seks had met [verdachte] en dat ze geen nee durfde te zeggen omdat ze bang was dat het zou uitmonden in geweld. Ze gaf ten slotte ook aan dat ze pijn had aan haar geslachtsdeel. [13]
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen kan naar oordeel van de rechtbank verkrachting wettig en overtuigend worden bewezen. Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feitelijkheid van het ‘tegen haar zeggen dat hij haar zou verlaten’ gaat niet op naar oordeel van de rechtbank. Door middel van deze en andere bedreigingen heeft de verdachte [slachtoffer 2] zodanig onder druk gezet dat zij hiertegen geen weerstand kon bieden, mede gelet op de afhankelijkheidspositie die hij voor [slachtoffer 2] tegenover zichzelf creëerde.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet wordt eveneens door de rechtbank verworpen. Naar oordeel van de rechtbank blijkt uit de genoemde bewijsmiddelen de aanwezigheid van het opzet op de verkrachtingen.
Ten aanzien van feit 6 – de mishandelingen van [slachtoffer 2] :
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij en haar partner aan [slachtoffer 2] en [verdachte] bij hun in huis een verblijfplaats aanboden. Ze kregen al snel het vermoeden dat er iets niet klopte aan de relatie tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] . [verdachte] stompte en schopte [slachtoffer 2] toen ze eens bij hen op de bank zaten. [verdachte] sloeg [slachtoffer 2] keihard met de vuist op haar schouder en schopte haar tegen haar scheenbeen. [getuige 1] verklaart dat zij [slachtoffer 2] steeds vaker zagen strompelen. Op een gegeven moment kreeg [getuige 1] niet meer de kans om alleen met [slachtoffer 2] te zijn en werden zij en haar partner ook bang voor [verdachte] omdat hij hen ook bedreigde. [14]
Getuige verklaart dat zij in april of mei met [slachtoffer 2] in de H&M in Arnhem was en dat zij in de paskamers zag dat de bovenarmen van [slachtoffer 2] helemaal zwart waren van de blauwe plekken. [slachtoffer 2] begon daarop heel hard te huilen en zei dat verdachte soms heel boos werd. [15] Getuige verklaart voorts dat ze bij momenten [slachtoffer 2] niet aanraken omdat ze pijn had.
Zij verklaart verder dat zij en haar partner [slachtoffer 2] zagen hinkelen en dat zij van boven tot onder in het verband zat en bijna niet meer kon lopen. Volgens verdachte was [slachtoffer 2] zomaar ineens van de trap gevallen bij haar ouders. Aan de ouders van [slachtoffer 2] was verteld dat [slachtoffer 2] in het huis van [getuige 1] van de trap was gevallen. Dit zou rond 27 april 2014 zijn. [16] De getuige verklaart dat zij het been van [slachtoffer 2] zag zonder het verband en dat het gemangeld, blauw en opgezet was. Het was zo ernstig dat het niet kon zijn van het vallen van een trap. Ze moest minstens tussen de spaken van een wiel hebben gezeten, aldus getuige. Haar lichaam lag in de vernieling en ze had overal blauwe plekken. [17]
[slachtoffer 2] heeft een foto van haar gezwollen enkel overgelegd. Op de foto is zichtbaar dat haar enkel is opgezwollen en op plekken donker is verkleurd. [18] [slachtoffer 2] verklaart hierover dat zij aanvankelijk tegen haar ouders heeft gezegd dat ze van de trap was gevallen bij [getuige 1] en [getuige 2] en tegen [getuige 1] en [getuige 2] heeft gezegd dat dit bij haar ouders zou zijn gebeurd. Later heeft [slachtoffer 2] aan [getuige 1] verteld dat [verdachte] dit had gedaan. [19]
Over de verwondingen aan de enkel verklaart de moeder van [slachtoffer 2] , [moeder slachtoffer2] ,
dat [slachtoffer 2] had gezegd dat zij bij [getuige 1] thuis van de trap was gevallen. Toen haar man de voet intapete nam getuige een dikke paarse en opgezwollen enkel waar bij [slachtoffer 2] . Getuige [moeder slachtoffer2] verklaart ook over de ontmoeting met [getuige 1] waar zij spraken over dat [slachtoffer 2] had gezegd dat ze van de trap was gevallen. [20] Getuige nam ook regelmatig blauwe plekken op de benen, armen, rug, ribben, schouders en billen van [slachtoffer 2] waar. Zij verklaart dat zij de relatie tussen [verdachte] en haar dochter heeft zien veranderen en dat [slachtoffer 2] haar vertelde dat ze klappen kreeg en in haar buik werd gestompt. Haar man belde haar op enig moment dat [slachtoffer 2] was weggevlucht en bij [getuige 3] zat. De moeder trof daar [slachtoffer 2] aan die in doodsangst was en om hulp smeekte omdat [verdachte] haar dood zou maken. [21]
De vader van [slachtoffer 2] , [vader slachtoffer2] , verklaart dat hij een keer blauwe plekken zag bij zijn dochter toen zij een kort rokje droeg. Op haar bovenbeen had zij een behoorlijke blauwe plek. Hij verklaart dat hij later de enkel van [slachtoffer 2] heeft ingetapet. Haar hele enkel was blauw en beurs. [22]
De buurtgenoot van de ouders van [slachtoffer 2] , [getuige 3] , verklaart dat [slachtoffer 2] in paniek bij haar voor de deur stond en dat [slachtoffer 2] haar toen vertelde dat [verdachte] haar vaker sloeg. Ze heeft toen ook blauwe plekken op haar lichaam getoond. [slachtoffer 2] gaf aan dat zij bang was voor de gevolgen als ze bij [verdachte] weg zou gaan. [23]
De buurvrouw van de ouders van [slachtoffer 2] , [getuige 5] , verklaart dat ze [slachtoffer 2] sprak en dat ze toen toegaf dat ze niet van de trap was gevallen, maar was geduwd door [verdachte] . Zij verklaarde ook tegenover haar dat ze door [verdachte] werd geslagen. [24]
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zijn levensgezellin heeft mishandeld. Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het trekken aan de haren van [slachtoffer 2] , het haar van de scooter af trekken, het met de pen in het been steken en het dichtknijpen van haar keel wordt door de rechtbank verworpen. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt – zoals uit voorgaande blijkt - op belangrijke onderdelen ondersteund door verklaringen van getuigen. Dit maakt dat de rechtbank [slachtoffer 2] volgt in haar aangifte en alle feitelijkheden als genoemd in de tenlastelegging onder feit 6 bewezen acht. Niet alle onderdelen van de tenlastelegging behoeven onderbouwing door meerdere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 7 - de bedreigingen van [slachtoffer 2] :
Getuige [getuige 1] verklaart dat ze hoorde dat [verdachte] [slachtoffer 2] bedreigde door te zeggen “als ik je zat ben dan neem ik je naar de polder en dan snijd ik je in stukken en zorg ik ervoor dat niemand je ooit nog vindt.” Dit zou hij wel drie keer tegen [slachtoffer 2] hebben gezegd. [25]
De moeder van [slachtoffer 2] , [moeder slachtoffer2] , verklaart dat de verdachte ook bedreigingen uitte jegens haar en haar man tegenover [slachtoffer 2] . Ook verklaart zij dat [slachtoffer 2] een telefoongesprek heeft opgenomen tussen haar en [verdachte] . [26]
De vader van [slachtoffer 2] , [vader slachtoffer2] , verklaart dat [slachtoffer 2] hem belde op een ochtend in juni en dat zij toen erg overstuur was. Zij vertelde dat zij was bedreigd door [verdachte] en dat hij met een schroevendraaier achter haar aan is gerend. Ze vertelde dat ze naar de buurvrouw [getuige 3] is gegaan en daarna naar huis is gegaan. Toen hij [slachtoffer 2] zelf zag was zij nog steeds erg overstuur en huilde en schreeuwde ze. [27]
De buurtgenoot van de ouders van [slachtoffer 2] , [getuige 3] , verklaart dat [slachtoffer 2] hard op haar ramen bonsde en meteen bij haar naar binnen kwam. [slachtoffer 2] was volgens de getuige doodsbang en in paniek. Ze liep naar de hoek van de gang en ging in de hoek zitten jammeren. Ze hoorde dat [slachtoffer 2] zei; ‘help me help me, ooh daar komt hij, sssttt sssstt’. [slachtoffer 2] vertelde dat [verdachte] met een schroevendraaier of gereedschap achter haar aan was gerend en dat ze bang was dat hij haar dood zou maken. [28]
Uit het door de politie uitgeluisterde telefoongesprek dat [slachtoffer 2] heeft overgelegd, blijkt dat de volgende woorden zijn geuit door de mannenstem:
“I kill you, holy fucking, I kill you.”
“Jij bent mijn bitch en ik niet de jouwe en dat leer ik je, vieze kankerhoer die je er rondloopt. Ik ga jou afstraffen, zoals nog nooit iemand jou heeft aangedaan!”
“Hoe kijk jij tegen jouw papa aan? Als ik hem in zijn reet heb geneukt? Ben je nou trots? Is jou papa dan nog trots op jou? Suf hoor! Moet je even nadenken?”
“Je gaat eraan, jij gaat er aan! Niks? Daar kom jij nog wel achter. Vuile fucker!”
“Jij bent de mijne. I’m gonna fucking kill you, your fucking bitch! Kom jij nog wel achter!”
“Jou krijg ik vierkant, in het rond, achterlangs, helemaal onderuit en ik trek je helemaal uit elkaar. Echt, geloof mij maar. En ook al ben ik vals, dan heb ik altijd nog mensen, ik heb geld zat, die jou pakken. Je gaat eraan! Je gaat er gewoon aan. Echt geloof me maar. Jij gaat eraan. Echt. Daar geef ik mijn leven voor, dan maar dood. Begrijp je?”
“Jouw vriendjes gaan er als eerste aan. Die pak ik als eerst. Daar zijn we duidelijk in, zeg dat maar tegen ze. Bel ze maar op. Zeg maar: Als [verdachte] jullie tegen komt slaat hij jullie dood, die sla ik dood!”
“Als jij de politie belt he, voor mij. (…) Dan haal ik je hoofd eraf. Ik heb ook efkes gebeld, op voorhand, ik heb je adres doorgegeven. Ik heb alles geregeld. Op het moment dat ik vast kom te zitten ga jij er aan! En eerst jouw papa! Papa is als eerste aan de beurt. (…)”
“(…) Als ik opgepakt word, ga jij eraan!”
“En die schieten jou dood. Die schieten jou dood! Het is niet van, ik sla jou in elkaar, nee, ik heb een pistool, die zetten ze tegen je hoofd aan en die knallen ze er doorheen.”
“Kom nou bij mij trut, vermoord ik je hele moeder, roei ik je facking familie uit. Zeg het maar!”
“Zou ik contact met mij opnemen, doe je dat niet, dan zoek ik jouw papa op.” [29]
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen omtrent het uitgewerkte geluidsfragment kunnen naar oordeel van de rechtbank de bedreigingen wettig en overtuigend worden bewezen. [slachtoffer 2] heeft uitgebreid verklaard over de bedreigingen die [verdachte] naar haar uitte. De bedreigingen dat hij een pistool had en ervoor zou zorgen dat [slachtoffer 2] vermoord gaat worden en dat hij haar ouders gaat verkrachten en vermoorden, worden bevestigd door het uitgewerkte geluidsfragment van het telefoongesprek. De bedreiging dat [slachtoffer 2] in de polder vermoord zal worden en dat ze daar niet gevonden zal worden, benoemt [slachtoffer 2] - in tegenstelling tot het betoog van de raadsvrouw - wel in haar aangifte en wordt ook bevestigd door getuige [getuige 1] . Ten slotte raakt deze bedreiging voor wat betreft de aard en de ernst ook de andere bedreigingen die uit het geluidsfragment naar voren komen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4: [slachtoffer 1]
Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de melding van [slachtoffer 1] blijkt dat zij in februari/maart 2013 een relatie kreeg met [verdachte] . [verdachte] was haar bovenbuurman. De eerste maand was dit een goede relatie totdat [verdachte] haar, begin april, met zijn vuist een harde klap op haar linker bovenarm gaf. Dit was voor haar het einde van de relatie, wat ze verdachte ook duidelijk heeft gemaakt. De flinke blauwe plek die ze aan de stomp overhield – de vuist van [verdachte] stond in haar bovenarm – heeft ze aan haar vriendin [vriendin slachtoffer1] laten zien. Ze is vervolgens twee dagen bij haar vader geweest en daarna terug gegaan naar haar woning. Toen ze weer thuis kwam en nog bezig was haar spullen uit te laden, stond verdachte opeens in haar woning. Ondanks dat ze hem talloze keren verzocht haar woning te verlaten, weigerde hij te vertrekken. Zonder toestemming bleef hij in haar huis en liet haar niet meer alleen. Vanaf dat moment voelde ze zich gegijzeld in haar eigen woning omdat ze niet in staat was om [verdachte] de woning uit te werken en [verdachte] dreigde haar honden wat aan te doen als ze weg zou gaan. [30]
Aangeefster verklaart dat het na een week echt fout ging. In Elden ging ze met [verdachte] naar de kermis. Op de weg naar huis struikelde ze en kwam ze ten val. [verdachte] schopte haar toen met al zijn kracht keihard tegen haar bovenbeen. Het kwam weer volledig vanuit het niets. Toen er politie bij kwam rende ze weg. Ze was doodsbang voor verdachte en kon maar aan een ding denken, verklaart ze, dat ze terug moest naar haar honden. Ze was echt bang dat verdachte haar honden wat aan zou doen. Op de weg naar huis haalde [verdachte] haar in en eenmaal thuis ging het fout. [verdachte] sloeg haar met zijn vuist tegen haar onderkaak en gaf haar een kopstoot tegen de bovenzijde van haar neus en haar linker wenkbrauw. Ze had bloed in haar gezicht en viel bewusteloos op de grond. Toen ze bij bewustzijn kwam had ze veel pijn aan haar gezicht en moest ze overgeven. Dit hield een week aan. Toen ze wakker werd, zat [verdachte] bovenop haar en was hij haar gezicht aan het schoonmaken. Toen ze daarna weer wakker werd schrok ze van hoe ze eruit zag. Ze kreeg haar linkeroog niet open, haar neus was opgezwollen en ze werd fysiek afhankelijk van [verdachte] . [verdachte] lachte erom en zei dat ze er nu al zo uit zag terwijl ze pas zo kort met hem samen was. Hij zei dat als ze de politie zou bellen, hij haar met een mes zou doodsteken of verminken voordat de politie hem kwam halen. Toen hij boodschappen deed maakte zij foto’s van haar letsel. Ze nam de foto’s omdat ze dacht het niet te overleven [31]
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt vervolgens dat [verdachte] haar ervan weerhield met haar letsel naar de huisarts te gaan. Hij had haar mobiele telefoon vernield zodat ze niet kon bellen en ze kon niet vluchten, [verdachte] had ook haar auto verkocht. Ze moest in deze periode ook seks hebben met [verdachte] , terwijl ze ernstig letsel had. [32]
[verdachte] kneep ook haar keel dicht en sloeg haar vaak met de vlakke hand in het gezicht terwijl hij zei dat hij haar zou vermoorden. Hij stompte haar met volle kracht tegen haar lichaam en plande hardop hoe hij haar zou vermoorden. Hij liep de keuken in en kwam terug met een rasp, hij zei dat hij haar huid eraf zou raspen zodat ze nooit meer een ander zou krijgen. Hij sleepte haar vervolgens uit bed aan haar benen. Terwijl zij op haar buik lag zat hij bovenop haar en rukte haar hoofd wel een keer of tien naar rechts terwijl hij zei dat hij haar nek wilde breken.
In de weken daarop liet ze zich door [verdachte] verkrachten. Dit deed haar veel pijn. [33]
In de laatste twee weken is ze nog vaker mishandeld door middel van stompen en klappen tegen haar lichaam en heeft [verdachte] haar keel drie keer dichtgeknepen tot ze buiten bewustzijn raakte. Op 5 mei 2013 wist ze te ontsnappen doordat ze boodschappen gingen doen en zij als eerste bij de deur kwam. Ze rende en strompelde naar buiten en schreeuwde hard en hysterisch om hulp. Ze is bij de buren, [getuige 6] en [getuige 7] , terecht gekomen en heeft uiteindelijk een maand bij haar vader gebleven. [34]
De foto’s waarover aangeefster spreekt zijn aan het procesdossier toegevoegd. Op deze foto’s is waar te nemen dat [slachtoffer 1] diep donkere verkleuringen van forse omvang heeft onder beide ogen. [35] Blijkens het proces-verbaal van 22 april 2015 heeft [slachtoffer 1] deze foto’s gemaakt op 15 april 2013 en op 20 april 2013 op haar computer gezet. [36]
Aangeefster heeft verschillende brieven en e-mails die zij van [verdachte] heeft gekregen overgelegd. In deze brieven en e-mails betuigt [verdachte] zijn spijt aan [slachtoffer 1] . Hij geeft hierin aan dat hij vreselijke fouten heeft gemaakt en dat het niet zijn bedoeling was om haar zo te kwetsen. Hij geeft daarnaast aan dat hij zou willen dat hij het terug kon draaien. Hij vraagt haar ten slotte om geen aangifte te doen omdat hij anders lang vast zal zitten. [37]
Getuige [vriendin slachtoffer1] , een vriendin van aangeefster, verklaart dat [slachtoffer 1] haar belde over de slag op haar arm. [vriendin slachtoffer1] verklaart dat ze tegen [slachtoffer 1] zei dat ze bij [verdachte] weg moest gaan. [verdachte] sloeg [slachtoffer 1] overal. Ze had overal blauwe plekken, ze bloedde in haar gezicht door de kopstoot die ze van [verdachte] heeft gehad. Ze hamerde er altijd op dat [slachtoffer 1] foto’s moest maken van haar letsel. [vriendin slachtoffer1] heeft deze foto’s gezien. Ze verklaart ook dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd bedreigd. Hij zei haar dan dat als ze zou praten dat hij haar in stukken zou snijden en zou verspreiden over heel Nederland. Ze had contact met een andere vriendin van [slachtoffer 1] , [getuige 8] . Ze konden haar allebei niet bereiken, [slachtoffer 1] nam haar telefoon niet op. Toen [slachtoffer 1] vluchtte van [verdachte] vertelde ze aan [vriendin slachtoffer1] dat [verdachte] haar mishandelde, verkrachtte en gijzelde. [38]
Getuige [getuige 8] , een andere vriendin van aangeefster, verklaarde dat ze zich (steeds meer) zorgen maakte over [slachtoffer 1] omdat ze geen contact meer met haar kon krijgen. Dat was niet normaal, dat was nog nooit gebeurd. [slachtoffer 1] belde altijd terug. Ze had contact met een wederzijdse vriendin over [slachtoffer 1] , genaamd [vriendin slachtoffer1] . [vriendin slachtoffer1] vertelde haar dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd mishandeld en dat ze naar haar vader was gevlucht. [slachtoffer 1] zelf heeft haar verteld dat ze door [verdachte] werd opgesloten in haar eigen huis, dat hij haar telefoon had vernield en haar sloeg. In het najaar van 2013 zag ze [slachtoffer 1] en toen zag ze dat haar neus anders stond en een rare bobbel erop had. [slachtoffer 1] toonde haar toen ook de foto’s van het letsel. [39]
Getuigen [getuige 9] en [getuige 10] verklaren dat [slachtoffer 1] twee jaar geleden hun woning was binnen gestormd en dat zij in paniek en overstuur was. Ze gaf aan dat ze was mishandeld door haar vriend. De getuigen namen oogletsel waar bij [slachtoffer 1] . Ze zagen een plek onder haar oog. [40]
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de brieven en e-mails van de verdachte en de verklaringen van getuigen [getuige 9] , [getuige 10] en [getuige 8] kan naar oordeel van de rechtbank de mishandeling van [slachtoffer 1] , op dat moment de levensgezellin van verdachte, wettig en overtuigend worden bewezen.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de brieven en e-mails van de verdachte en de verklaringen van getuigen [vriendin slachtoffer1] en [getuige 8] kan naar oordeel van de rechtbank ook de poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen worden. Het verweer van de raadsvrouw dat het vereiste opzet op zwaar lichamelijk letsel ontbreekt, wordt door de rechtbank verworpen. Gelet op de aard en veelvuldigheid van de handelingen zoals deze voortvloeien uit de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het vereiste opzet op zwaar lichamelijk letsel aanwezig.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaring van [vriendin slachtoffer1] en het eerder genoemde beluisterde geluidsfragment van het telefoongesprek kan naar oordeel van de rechtbank ook de bedreiging wettig en overtuigend worden bewezen. [slachtoffer 1] verklaart uitvoerig over deze bedreigingen en heeft hierover verteld tegen [vriendin slachtoffer1] , wat door [vriendin slachtoffer1] wordt bevestigd. De rechtbank stelt vast dat de bedreigingen die de verdachte jegens aangeefster [slachtoffer 2] heeft geuit voor wat betreft de aard en ernst overeenkomsten vertonen met de bedreigingen die de verdachte jegens [slachtoffer 1] heeft geuit. Het geluidsfragment dat is overgelegd door [slachtoffer 2] toont onomstotelijk aan dat verdachte in staat is dergelijke grove en zeer ingrijpende bedreigingen te uiten. Niet incidenteel maar meermalen achter elkaar. Eveneens toont het aan dat de relatie met [slachtoffer 2] gekenmerkt werd door eenzelfde geweld en eenzelfde type bedreigingen. Om die reden betrekt de rechtbank het geluidsfragment als schakelbewijs bij het bewijs van de bedreigingen tegen [slachtoffer 1] .
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , ondersteund door de getuigenverklaringen van [vriendin slachtoffer1] en [getuige 8] acht de rechtbank ook de opzettelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat er voor wederrechtelijke vrijheidsberoving niet sprake hoeft te zijn van opsluiting. Het voortdurend in de nabijheid van het slachtoffer verblijven, zodat hij of zij wordt belemmerd de woning te verlaten, kan ook vrijheidsberoving opleveren. Overige omstandigheden, zoals de hiervoor beschreven ernstige bedreigingen die werden geuit en het gebruiken van (fors) geweld, spelen hierbij een belangrijke rol.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij haar woning niet uit kon of durfde vluchten. Verdachte verbleef in haar constante nabijheid terwijl hij haar stompte, haar keel dichtkneep, haar (een) kopstoot gaf en vernielingen aanrichtte. Hij vernielde niet alleen haar telefoon en verkocht tegen haar wil haar auto, waardoor hij [slachtoffer 1] letterlijk van de buitenwereld afsneed, hij vernielde ook vele spullen in haar slaapkamer. Daarnaast werd [slachtoffer 1] door verdachte verkracht en uitte verdachte veelvuldig bedreigingen die van dien aard waren dat [slachtoffer 1] oprecht vreesde het niet te overleven. Zoals zij verklaarde: ‘ik was niet meer bang voor de dood, maar ik was bang voor de manier waarop hij mij dood zou maken’. Naar het oordeel van de rechtbank moet, naast de lichamelijke intimidaties, ook het psychische effect hiervan niet worden onderschat. Dat het voor [slachtoffer 1] daardoor onmogelijk is geweest om hulp in te roepen wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van de getuigen [vriendin slachtoffer1] en [getuige 8] . Beiden hebben verklaard dat zij in de periode dat [slachtoffer 1] een relatie had met verdachte slecht of geen contact konden krijgen met haar, terwijl voor die tijd sprake was van een zeer regelmatig contact.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2013 tot 5 mei 2013 te Arnhem en te Bemmel in de gemeente Lingewaard, zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door deze meermalen tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of door meermalen haar keel dicht te knijpen waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt;
2.
hij in de maand april 2013 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een harde vuistslag tegen haar kaak heeft gegeven en vervolgens met kracht een kopstoot in haar gezicht heeft gegeven en
- meermalen haar keel heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2013 tot en met 5 mei 2013 te Arnhem meermalen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
- " indien je de politie belt dan ga ik je neersteken voordat de politie er is" en
- " ik ga je vermoorden en je laatste uur is geslagen" en
- " ik ga je vastbinden en je lichaamsdelen afzagen zodat je niet te snel doodgaat" en
- " ik ga je huid er eerst van afraspen en ik ga lichaamsdelen in vuilniszakken stoppen en in het bos begraven";
4.
hij in de periode van 1 april 2013 tot 5 mei 2013 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 1] (enkele weken, althans enkele dagen, althans enkele uren) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door met dat opzet die [slachtoffer 1] te beletten haar woning te verlaten;
5.
hij op meer tijdsstippen in de periode van 1 maart 2014 tot 17 juni 2014 te Haalderen in de gemeente Lingewaard, telkens door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het met zijn, verdachtes, penis penetreren van de vagina en de anus van die [slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk die [slachtoffer 2] heeft mishandeld en heeft bedreigd en tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou verlaten en een dusdanig bedreigende en intimiderende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 2] zich niet (meer) kon en durfde verzetten;
6.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 jan 2014 tot en met 17 juni 2014 te Bemmel en Haalderen in de gemeente Lingewaard, zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door:
- deze aan haar haren van een scooter te trekken/gooien en vervolgens terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag tegen haar lichaam te schoppen en te slaan en
- met een pen in haar bovenbeen te steken en met kracht tegen haar voet en been te trappen of te schoppen en/of
- in haar gezicht te stompen en te slaan en tegen haar lichaam te stompen en te trappen en
- die [slachtoffer 2] met kracht bij haar keel te grijpen en vervolgens die keel kortstondig dicht te knijpen waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt;
7.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 jan 2014 tot 17 juni 2014 te Bemmel en Haalderen in de gemeente Lingewaard, telkens [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik ga je vermoorden in de polder en niemand zal je vinden" en
- " ik heb een pistool en ga er voor zorgen dat je vermoord gaat woorden" en
- " ik ga je ouders verkrachten en vermoorden" en
op 17 juni 2014 met een beitel of schroevendraaier in zijn, verdachtes hand achter die [slachtoffer 2] aangerend en daarbij geroepen dat zij eraan zou gaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Ten aanzien van feit 5:
Verkrachting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 6:
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 7:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 7 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts vordert de officier de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen omdat sprake is van recidive als het gaat om crimineel seksueel grensoverschrijdend gedrag en gewelddadig gedrag. De officier van justitie heeft zijn eis daarnaast ook gegrond op de inhoud en conclusies van de Pro Justitia rapportage opgemaakt door mw. [deskundige] op 13 maart 2006, de Pro Justitia rapportage opgemaakt door het Pieter Baan Centrum op 30 november 2009 en de verklaringen van de getuigen-deskundige ter terechtzitting van 22 juli 2015. Verdachte is niet behandeld voor de toen vastgestelde stoornis, zodat kan worden aangenomen dat deze stoornis ook nu nog aanwezig is. Tot slot heeft de officier van justitie bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte door de bepleite vrijspraken onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld en doet daarbij een beroep op artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat op basis van de in het dossier aanwezige rapportages niet kan worden vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een stoornis. De verdediging heeft daarom voorwaardelijk verzocht een andere deskundige aan te wijzen en te bevragen omtrent de eventuele aanwezigheid van een stoornis bij de verdachte en de conclusies van de getuigen-deskundige ter terechtzitting.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- de getuigenverklaring ter zitting door….(invullen)
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 juni 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 10 juni 2015;
- een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog 1] , forensisch psycholoog, gedateerd 23 juni 2015 en van dr. [psychiater 1] , psychiater, gedateerd 8 juli 2015;
- een rapport van het Pieter Baan Centrum, gedateerd 30 november 2009;
- een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog 2] , GZ-psycholoog en dr. [psychiater 2] , psychiater, gedateerd 28 april 2009;
- een rapport van mw. [deskundige] , orthopedagoog-generalist, gedateerd 13 maart 2006.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ernstig mishandelen, verkrachten en bedreigen van twee toenmalige vriendinnen. Eén van hen is door de verdachte wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. De delicten hebben telkens plaatsgevonden in een periode van een aantal maanden tot een half jaar. De slachtoffers dachten in het begin van deze periode in de verdachte een liefhebbende partner gevonden te hebben. De relatie tussen de verdachte en de slachtoffers veranderde al snel in een (seksueel) gewelddadige relatie waar binnen zij in ernstige mate werden bedreigd en door de verdachte werden afgesloten van de buitenwereld en hun familie en vrienden. Dit heeft ervoor gezorgd dat de slachtoffers hun leed hebben ondergaan uit angst voor represailles van de verdachte tegenover hen of hun familie. De verdachte heeft zich gewetenloos opgesteld tegenover de slachtoffers en heeft daarbij niet stil gestaan bij het leed dat hij voor hen heeft veroorzaakt. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De schadelijke gevolgen van het handelen van de verdachte zullen bij de slachtoffers nog lang merkbaar zijn, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Het betreffen ernstige feiten die de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt.
De ernst van de feiten en de recidive maken dat een gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is. De rechtbank is echter eveneens van oordeel dat verdachte een gevaar is voor de samenleving en dat verdachte behandeld dient te worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de rapportage van mw. [deskundige] van 2006 blijkt dat de verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een op licht zwakzinnig niveau functionerende alcoholverslaafde man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline-trekken. Onderdeel van de antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn impulsregulatieproblemen, faalangst en een inadequaat functionerende gewetensontwikkeling. De kans op recidive is toentertijd op hoog ingeschat. De prognose voor deze gebrekkige ontwikkeling is ongunstig volgens de rapporteur. De combinatie van de stoornissen zijn moeilijk te behandelen en de kans dat de verdachte zich onttrekt aan een behandeling is groot. Een stevig kader voor een behandeling is noodzakelijk.
Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum van 2009 blijkt dat – ondanks de weigerachtige houding van de verdachte – sterke aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van een antisociale persoonlijkheidsstoornis waarbij sprake is van narcistische trekken. De rapporteur plaatst tevens vraagtekens bij het intelligentieniveau van de verdachte, waarbij de rapporteur vermeldt dat de intelligentie eerder beneden gemiddeld zal zijn en niet zozeer zwakzinnig.
Uit de Reclasseringsrapportage van juni 2015 blijkt dat de verdachte niet is behandeld voor zijn persoonlijkheidsproblematiek.
Uit de rapportages van [psycholoog 1] en [psychiater 1] van 2015 blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan nader onderzoek. Niettemin concluderen beiden op basis van de hen ter beschikking staande stukken dat bij de verdachte aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van stoornissen en beperkingen.
Ter terechtzitting heeft de deskundige [psycholoog 1] verklaard dat een persoonlijkheidsstoornis zoals deze in 2006 is vastgesteld bij de verdachte zonder behandeling nog aanwezig zal zijn. Een behandeling zal de stoornis nooit wegnemen, maar kan enkel betekenis krijgen doordat de verdachte met zijn stoornis om leert te gaan.
Ter terechtzitting heeft de deskundige [psychiater 1] naar voren gebracht dat zonder behandeling de kenmerken van een stoornis kunnen afzwakken, maar dat de aanwezigheid van de stoornis veelal zal blijven.
Uit het uittreksel algemene documentatie blijkt dat de verdachte in 2010 tot een forse gevangenisstraf is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank stelt vast dat de verdachte ernstig is gerecidiveerd.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht en is van oordeel dat het niet noodzakelijk is een andere getuige-deskundige te horen omtrent de aanwezigheid van een stoornis bij de verdachte. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de verdediging af.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat bij verdachte sprake is van een
gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de delicten. Niet gebleken is van enige wezenlijke behandeling van deze stoornis. Verdachte is bovendien eerder veroordeeld voor delicten, sterk gelijkend op de huidige delicten. Daarmee heeft het herhalingsgevaar zich verwezenlijkt. Gezien het voorgaande is verdachte een gevaar voor de algemene veiligheid van personen.
In 2006 werd door de deskundige vermeld dat de prognose voor deze gebrekkige ontwikkeling ongunstig is, de combinatie van stoornissen moeilijk te behandelen is en de kans dat de verdachte zich onttrekt aan een behandeling groot is. Een stevig kader voor een behandeling werd noodzakelijk geacht.
De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat dit nu anders zou zijn. Het betreft ernstige feiten en verdachte wilde geen enkel inzicht geven in zijn geestesgesteldheid. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde delicten zijn misdrijven die een gevaar opleveren voor de lichamelijke integriteit van een of meer personen.
Gezien de oplegging van deze maatregel – waarbij de nadruk ligt op beveiliging van de samenleving en daarnaast op behandeling van verdachte - zal de rechtbank volstaan met de oplegging van gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie, te weten 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft vastgezeten.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 57.126,37. Het betreft immateriële schade tot een bedrag van
€ 25.000,-- aan smartengeld en materiële schade tot een bedrag van € 27.126,37 bestaande uit telefoonkosten, reiskosten, parkeerkosten, waarde auto, boete scooter, lening vader, inboedel en kosten medische informatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 7.921,31 bestaande uit € 7.500,-- aan immateriële schade zijnde smartengeld en € 421,31 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 74 dagen hechtenis. Voor het overige deel, bestaande uit de kosten voor de inboedel, de scooter, de auto en de lening, heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering wegens het ontbreken van causaal verband.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair een partiële vrijspraak bepleit. Gelet op het feit dat de vordering mede is gebaseerd op de gevolgen van de poging tot zware mishandeling, de wederrechtelijke vrijheidsbeneming en de bedreigingen ontvalt deels de grondslag van de vordering volgens de verdediging. De verdediging acht het onderzoeken van de vordering ter beoordeling een onevenredige belasting van het strafgeding en de vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 9.421,37 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit bedrag bestaat voor wat betreft de materiële schade uit € 500,- voor de auto, € 1000,-- als voorschot voor de inboedel, € 250,-- aan telefoonkosten, € 76,26 aan reiskosten, € 49,05 aan parkeerkosten en € 46,06 aan kosten voor medische informatie. en daarnaast voor € 7.500,-- aan smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor de boete van de scooter en de lening van de vader van [slachtoffer 1] ontbreekt namelijk het causaal verband. Ten aanzien van het meer gevorderde voor de inboedel en het smartengeld levert de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 mei 2013.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 5 tot en met 7 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.924,43. Het betreft immateriële schade tot een bedrag van
€ 4.500,-- aan smartengeld en materiële schade tot een bedrag van €424,43 bestaande uit reiskosten, parkeerkosten, telefoonkosten, medicatie en eigen risico.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair een partiële vrijspraak bepleit. Gelet op het feit dat de vordering mede is gebaseerd op de gevolgen van de bedreigingen en de verkrachtingen ontvalt deels de grondslag van de vordering volgens de verdediging. De verdediging acht het onderzoeken van de vordering ter beoordeling een onevenredige belasting van het strafgeding en de vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 tot en met 7 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 4.924,43 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 juni 2014.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 36f, 37a, 37b, 45 57, 242, 282, 285, 300 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
beveeltdat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
gelastdat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 9.421,37 (negenduizend vierhonderdeenentwintig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 9.421,37 (negenduizend vierhonderdeenentwintig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 82 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 5, 6 en 7 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 4.924,43 (vierduizend negenhonderdvierentwintig euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening] en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 4.924,43 (vierduizend negenhonderdvierentwintig euro en drieënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 59 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.F. Gielissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 augustus 2015.
BIJLAGE І
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot 5 mei 2013 te Arnhem en/of te Bemmel in de gemeente Lingewaard, zijn levensgezel/vriendin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld, door deze meermalen althans eenmaal op/tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of door meermalen althans eenmaal haar keel dicht te knijpen waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de maand april 2013 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een harde vuistslag tegen haar kaak en/of gezicht heeft gegeven en/of vervolgens met kracht een kopstoot in haar gezicht heeft gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal, haar keel heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 5 mei 2013 te Arnhem meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
- indien je de politie belt dan ga ik je neersteken voordat de politie er is" en/of
- " ik ga je vermoorden en je laatste uur is geslagen" en/of
- " ik ga je vastbinden en je lichaamsdelen afzagen zodat je niet te snel doodgaat" en/of
- " ik ga je huid er eerst van afraspen en ik ga lichaamsdelen in vuilniszakken stoppen en in het bos begraven",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot 5 mei 2013 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 1] (enkele weken, althans enkele dagen, althans enkele uren) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door met dat opzet die [slachtoffer 1] in haar eigen woning (aan de [adres 4] ) op te sluiten en/of te beletten haar woning te verlaten;
5.
hij op één of meer tijdsstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot 17 juni 2014 te Haalderen in de gemeente Lingewaard, althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het met zijn, verdachtes, penis penetreren van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 2] , welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk die [slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld en/of heeft bedreigd en/of tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou verlaten en/of (telkens) een dusdanig (voortdurende) bedreigende en/of intimiderende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 2] zich niet (meer) kon en/of durfde verzetten;
6.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 jan 2014 tot en met 17 juni 2014 te Bemmel en/of Haalderen in de gemeente Lingewaard, zijn levensgezel/vriendin, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door:
- deze aan haar haren van een scooter te trekken/gooien/duwen en/of vervolgens terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag tegen haar lichaam te schoppen en/of te slaan en/of
- met een pen in haar bovenbeen te steken en/of te prikken en/of met kracht tegen haar voet en/of been te trappen en/of te schoppen en/of
- tegen haar oog en/of in haar gezicht te stompen en/of te slaan en/of tegen haar lichaam te stompen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht bij haar keel te grijpen en vervolgens die keel kortstondig dicht te knijpen waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt;
7.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 jan 2014 tot 17 juni 2014 te Bemmel en/of Haalderen in de gemeente Lingewaard, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik ga je vermoorden in de polder en niemand zal je vinden" en/of
- " ik heb een pistool en ga er voor zorgen dat je vermoord gaat woorden" en/of
- " ik ga je ouders verkrachten en vermoorden" en/of
(op 17 juni 2014) met een beitel en/of schroevendraaier in zijn, verdachtes hand achter die [slachtoffer 2] aangerend en daarbij geroepen dat zij eraan zou gaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, Team VAT Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, registratienummers 2014067811 en 2015121497 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 61-63.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 62 en 64.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 65-66.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 66-67.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 67-68.
8.Proces verbaal van aangifte, door [slachtoffer 2] , p. 63
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 69.
10.Geneeskundige verklaring, p. 81-82.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 107.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer2] , p. 122-123.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 139-140.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 100-102.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 105.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 106.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 107.
18.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 75.
19.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 73-74.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer2] , p. 119-121.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer2] , p. 114-116.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [vader slachtoffer2] , p. 130-131.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 135-136.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 138-139.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 100 en 110.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer2] , p. 114 en 125.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [vader slachtoffer2] , p. 132.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 136.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2015, p. 87-97.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2015, p. 146-147.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2015, p. 148-149.
32.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 157-158-159.
33.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 160-161.
34.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 162-163.
35.De aan het procesdossier toegevoegde foto’s, p. 151 – 153.
36.Proces-verbaal onderzoek aan gegevensdrager(s), p. 199-201.
37.De aan het procesdossier toegevoegde brieven en e-mails, p. 170-174.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [vriendin slachtoffer1] , p. 226-229.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 213-214.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] , p. 208 + proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] , p. 210-212.