ECLI:NL:RBGEL:2015:5192

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
6 augustus 2015
Zaaknummer
KZ RK 15/280
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

Op 6 augustus 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, die verdachte is in een strafzaak, voelde zich niet eerlijk behandeld door de rechter-commissaris, mr. drs. E.J. Davids, tijdens zijn verhoor op 20 juli 2015. Hij verzocht de zaak te verwijzen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, en uitte zijn gebrek aan vertrouwen in het Nederlandse rechtssysteem. De rechter-commissaris heeft echter aangegeven dat zij verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze naar voren te brengen en dat haar beslissing om verzoeker in bewaring te stellen niet beïnvloed was door de wraking.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker beoordeeld. Volgens de wet kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Verzoeker heeft geen concrete omstandigheden aangedragen die een uitzondering rechtvaardigen.

De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter-commissaris vooringenomen was. De beslissing van de rechter-commissaris om verzoeker in voorlopige hechtenis te stellen in 2013 was niet relevant voor de beoordeling van de wraking. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond, en deze beslissing is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer: KZ RK 15/280
Beslissing van 6 augustus 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsvrouw: mr. N. Heijkant, advocaat te Dongen,
strekkende tot de wraking van
mr. drs. E.J. Davids,
rechter-commissaris in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit het proces-verbaal van het verhoor van verzoeker van 20 juli 2015 naar aanleiding van de vordering van het Openbaar Ministerie tot inbewaringstelling van verzoeker en de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 24 juli 2015.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 31 juli 2015. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Verzoeker en zijn raadsvrouw zijn ter zitting verschenen. De rechter-commissaris is eveneens verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft de wrakingskamer verzocht zijn zaak te verwijzen naar de rechtbank Limburg, locatie Maastricht. Verder heeft hij te kennen gegeven zich door de rechter-commissaris niet eerlijk behandeld te hebben gevoeld. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker - kort samengevat - toegelicht dat hij tijdens het verhoor door de rechter-commissaris niet (voldoende) mocht verklaren over de zaken van onder andere [zaak 1] (en de onterechte veroordeling van [naam] ), [zaak 2] , [zaak 3] en [zaak 4] , hoewel deze zaken ook met de zaak van verzoeker zelf te maken hebben.
Daarnaast heeft deze rechter-commissaris in 2013 beslist over de voorlopige hechtenis van verzoeker.
Ten slotte heeft verzoeker gepleit voor juryrechtspraak omdat hij weinig tot geen vertrouwen heeft in het Nederlandse systeem en in de rechterlijke macht.
Verzoeker heeft ter zitting een door hem geschreven brief overgelegd waarin hij zijn zienswijze heeft weergegeven.
De raadsvrouw heeft ter zitting een tweetal producties overgelegd en zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de rechter-commissaris na de wraking niet had mogen beslissen verzoeker in bewaring te stellen.

3.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft schriftelijk en ter zitting van de wrakingskamer te kennen gegeven niet te berusten in de wraking. Zij heeft daarbij naar voren gebracht dat zij verzoeker voldoende in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze over de verdenkingen van het Openbaar Ministerie naar voren te brengen. Verder heeft zij aangevoerd dat zij ondanks de wraking de beslissing mocht nemen om verzoeker in bewaring te stellen.
De rechter-commissaris heeft verder verklaard dat de door haar genomen beslissing, die tot gevolg heeft gehad dat verzoeker op 30 april 2013, de dag van de kroning van koning Willem-Alexander, in voorlopige hechtenis heeft gezeten, niets te maken heeft met de omstandigheid dat anderen wellicht niet wilden dat hij op die datum vrij was, maar enkel met de datum waarop hij toen werd voorgeleid.

4.Beoordeling door de wrakingskamer

4.1
Verzoeker is verdachte in een strafzaak (parketnummer 05/840762-15). In dit kader is hij op 20 juli 2015 verhoord door de rechter-commissaris, die moest oordelen over de door het Openbaar Ministerie gevorderde inbewaringstelling.
4.2
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Beoordeeld moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden opleveren.
4.3
Met betrekking tot het verzoek de zaak te verwijzen overweegt de wrakingskamer dat in het systeem van de wet besloten ligt dat de wrakingskamer bestaat uit rechters van hetzelfde gerecht waarbij de procedure, waarin het wrakingsverzoek werd gedaan, aanhangig is. Het op 2 april 2013 vastgestelde wrakingsprotocol van de rechtbank Gelderland bouwt daarop voort. Nu verzoeker geen concrete omstandigheden heeft genoemd op grond waarvan in zijn geval, bij wijze van uitzondering, zou moeten worden verwezen naar een andere rechtbank, ziet de wrakingskamer geen reden om af te wijken van de algemene regeling. Dat hij steeds te maken heeft met dezelfde rechters is daartoe onvoldoende. Het wrakingsverzoek wordt dan ook verder inhoudelijk behandeld.
4.4
De wrakingskamer overweegt dat verzoeker ter zitting heeft verklaard dat hem door de politie in Doetinchem te kennen was gegeven dat hij bij de rechter-commissaris mocht verklaren over de zaken van [zaak 1] , [zaak 2] , [zaak 3] en [zaak 4] . Dit maakte dat bij verzoeker een bepaald verwachtingspatroon was ontstaan, waaraan de rechter-commissaris, gelet op haar beperkte taak, niet kon voldoen. Zij diende immers enkel te beoordelen of verzoeker rechtmatig in verzekering was gesteld en vervolgens of een bevel tot bewaring moest worden verleend. Dat zij verzoeker heeft verzocht zich te beperken tot een reactie op de verdenkingen van het Openbaar Ministerie, is geen reden om aan te nemen dat sprake is geweest van vooringenomenheid. Een objectieve rechtvaardiging van verzoekers vrees dienaangaande valt hieruit evenmin af te leiden.
De wrakingskamer overweegt verder dat de omstandigheid dat de rechter-commissaris in 2013 heeft beslist verzoeker in voorlopige hechtenis te stellen evenmin een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter-commissaris een vooringenomenheid koestert jegens verzoeker, zeker gelet op de door de rechter-commissaris gegeven toelichting.
Verzoekers betoog over het invoeren van juryrechtspraak en zijn overige standpunten ten aanzien van de rechtspraak en het justitiële apparaat in Nederland, zoals die onder meer zijn neergelegd in zijn ter zitting overgelegde brief, zijn niet specifiek gericht op de rechter-commissaris en leveren geen grond op voor een geslaagd wrakingsverzoek. De wrakingskamer overweegt in dit verband dat een wrakingsverzoek moet worden onderbouwd met concrete, op de betrokken rechter toegespitste, argumenten.
Dat de rechter-commissaris, na te zijn gewraakt, de bewaring heeft bevolen voor een termijn van veertien dagen en het schorsingsverzoek heeft afgewezen, maakt niet dat het wrakingsverzoek gegrond zou moeten worden verklaard. De wrakingskamer overweegt hierbij dat de rechter-commissaris mocht beslissen over de gevorderde bewaring, nu de termijn van inverzekeringstelling die middag afliep, hetgeen ook niet is betwist.
4.5
Gelet op het voorgaande dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.

5.De beslissing:

De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, voorzitter,
mr. drs. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. M.J. van Lee, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.C. Korevaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2015.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.