ECLI:NL:RBGEL:2015:4945

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
05/840015-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Steinebach-de Wit
  • mr. Van Apeldoorn
  • mr. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vernieling in Zutphen met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 28 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn (ex-)levensgezel en vernieling van een deur van de moskee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 januari 2015 opzettelijk zijn levensgezel heeft mishandeld door haar met kracht tegen het hoofd te slaan, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 15 december 2014 een deur van de moskee vernield. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat de verdachte niet voorafgaand aan zijn verhoor was gewaarschuwd dat hij niet verplicht was om te antwoorden. Hierdoor werden zijn verklaringen uitgesloten als bewijs. De rechtbank achtte de mishandeling en de vernieling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij Tactus Verslavingszorg en een ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de verslavingsproblematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840015-15
Datum uitspraak : 28 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres] .
raadsvrouw: mr. E.C. Schurink, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2015 te Zutphen opzettelijk mishandelend zijn (ex-)levensgezel, althans een persoon te weten [slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 december 2014 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een voorraadkast), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam moskee] Moskee, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting - samengevat - op het standpunt gesteld dat in het voorbereidend onderzoek sprake is geweest van onherstelbare vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, welk verzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting. De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit nu er onvoldoende wettig bewijs is. De verdachte heeft aangegeven dat alle processen-verbaal in het dossier onjuist zijn opgemaakt. Ook voor het onder 2 ten laste gelegde feit zou vrijspraak moeten volgen omdat de betrouwbaarheid van het bewijs in het geding is nu in de aangifte die gedateerd is 15 december 2015 data worden vermeld die na het incident op 15 december 2014 liggen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verbalisanten naar aanleiding van een melding van de Meldkamer naar de woning van verdachte zijn gegaan. De meldster had aangegeven dat zij door haar man zou zijn mishandeld. De meldster zou samen met haar zoon naar de eerste etage zijn gevlucht en haar man zou beneden aanwezig zijn. Bij de woning werden de verbalisanten binnen gelaten door een manspersoon, naar later bleek verdachte. Naar aanleiding van de vraag van verbalisant [verbalisant 1] wat er was gebeurd, antwoordde verdachte dat hij ruzie met zijn ex-partner had gehad en dat zij hem had geduwd waarna hij haar één klap in het gezicht had gegeven. De vrouw vertelde aan verbalisant [verbalisant 2] dat zij door haar ex-echtgenoot was geslagen [2] op haar rechter wang. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de rechter wang van de vrouw rood en opgezet was. Verdachte is vervolgens aangehouden. [3]
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat aan verdachte voorafgaand aan de vraag van de verbalisanten wat er was gebeurd de cautie is gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank had in dit geval bij het stellen van die vraag, net als in een verhoorsituatie, tegen de verdachte moeten worden gezegd dat hij niet verplicht was tot antwoorden. Nu niet blijkt dat zulks is gedaan, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Dit verzuim dient te leiden tot uitsluiting van de bewijsmiddelen verkregen naar aanleiding van de zonder cautie door verdachte gegeven reactie. De rechtbank merkt de verklaring van verdachte dat hij zijn ex-partner een klap in het gezicht heeft gegeven aan als het directe gevolg van die onrechtmatig verkregen reactie, zodat deze verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten.
[slachtoffer] , de ex-partner van verdachte, wonende te Zutphen, heeft aangifte gedaan van mishandeling en daarbij verklaard dat zij met verdachte en hun kinderen in de woning van verdachte verbleven. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar had opgedragen weer naar de bovenverdieping te gaan en om zijn woorden kracht bij te zetten, sloeg hij haar met de vlakke hand op haar rechter wang. Dit deed erg veel pijn. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangeefster heeft geduwd. [5]
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de waarneming van de verbalisant dat zij een rode en opgezette wang had, kort nadat zij melding had gedaan van mishandeling. Voorts blijkt uit de verklaring van verdachte dat er fysiek contact heeft plaatsgevonden vanuit hem richting aangeefster. Deze bewijsmiddelen bij elkaar leiden de rechtbank naar het oordeel dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
De rechtbank overweegt verder het volgende. Uit het dossier blijkt dat aangeefster en verdachte in 1999 zijn getrouwd. In 2009 ging verdachte samenwonen met een andere vrouw met wie hij twee kinderen heeft. Zo’n twee jaar geleden zijn partijen gescheiden. Kort na de scheiding heeft verdachte de indertijd gezamenlijk bewoonde woning weer betrokken. Naar het oordeel van aangeefster ging het toen wel goed. Maar de laatste tijd zijn er door de drugs veel problemen.
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank er vanuit, dat partijen weliswaar gescheiden zijn, maar na de terugkeer van verdachte als gezin hebben samengeleefd in de gezamenlijk gebruikte woning, samen met de kinderen. Weliswaar was recent sprake van een verslechtering van de relatie en was aangeefster met de kinderen naar haar (ex-) schoonvader gegaan, maar zij was op dat moment gezien het vorenstaande wel zijn levensgezel in de zin van art 304 lid 1 Sr.
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
[slachtoffer] , de broer van verdachte, heeft namens het bestuur van de [naam moskee] moskee in Zutphen aangifte gedaan van vernieling. [slachtoffer] heeft van de voorzitter van de moskee gehoord dat verdachte op maandag 15 december 2014 omstreeks 07.45 uur door de voorzitter was binnengelaten door de voordeur. Verdachte heeft vervolgens aan de voorzitter van het bestuur verzocht de camera’s in de moskee uit te zetten omdat hij dacht dat hij door deze camera’s werd gevolgd. De voorzitter heeft daarop medegedeeld dat hij de camera’s niet kon uitzetten. Vervolgens heeft verdachte met kracht de deur van de voorraadkast ingetrapt waar de opnameapparatuur van de camera’s stond. Als gevolg van het trappen is de deur geheel gebroken op meerdere plaatsen waardoor deze onbruikbaar is geworden. [6]
De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, heeft gerelateerd dat hij een kapotte tussendeur zag. [7]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de deur heeft geforceerd. [8]
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de aangifte onbetrouwbaar zou zijn vanwege de onjuiste vermelding van data en tijdstippen en niet daarom voor het bewijs kan worden gebezigd, overweegt de rechtbank het volgende. De vernieling door verdachte heeft plaatsgevonden op 15 december 2014 omstreeks 08:00 uur en het proces-verbaal van aangifte is opgemaakt op 5 januari 2015. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet ongebruikelijk is dat het proces-verbaal enkele weken later in de uiteindelijke vorm wordt opgemaakt, zeker gelet op de feestdagen in de maand december. De vermelding in het proces-verbaal dat aangever zich op 15 december 2014 om 08:00 uur bij de politie heeft gemeld en aangever heeft aangegeven dat hij die dag om 13:30 uur door de voorzitter is gebeld, ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving en het omdraaien van tijdstippen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat aangever geen juiste gang van zaken heeft geschetst, mede gelet op de omstandigheid dat er bewijs is van een daartoe gerechtigd ambtenaar van politie die heeft waargenomen dat een deur van de moskee was vernield.
De rechtbank acht de ten laste gelegde vernieling van de deur dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks3 januari 2015 te Zutphen opzettelijk mishandelend zijn (ex-)levensgezel,
althans een persoon te weten[slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
2.
hij op
of omstreeks15 december 2014 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een voorraadkast),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de [naam moskee] Moskee,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Tactus Verslavingszorg en een ambulante behandeling bij een instelling voor forensische verslavingszorg met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een eventuele bewezenverklaring zij zich kan vinden in de strafeis van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 juni 2015;
- voorlichtingsrapporten van Tactus Verslavingszorg gedateerd 15 april 2015 en
10 juni 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat verdachte zijn
levensgezel heeft geslagen. Verdachte heeft daarbij ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Temeer nu dit plaats vond in de woning van verdachte waar de aangeefster met hun kinderen verbleef, is de impact van dergelijk handelen groot. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Daarnaast heeft verdachte een deur van de moskee vernield. Het handelen van verdachte getuigt van weinig respect voor de eigendom van anderen, daarnaast heeft hij de benadeelde overlast bezorgd.
Tactus Verslavingszorg heeft in het advies van 15 april 2015 geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een behandelverplichting inhoudende een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek bij JusTact (forensische) verslavingszorg of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject. Verdachte gebruikt dagelijks heroïne, waarvoor hij al een keer opgenomen is geweest. Hij gebruikt de heroïne om zijn problemen te kunnen vergeten. Hij heeft problemen in de omgang met zijn kinderen en ex-partner. De kans op recidive wordt als hoog/gemiddeld ingeschat zolang verdachte niet gaat werken aan zijn problematiek. Verdachte ervaart veel stress die zijn middelengebruik in stand houdt. Het gebruik vergroot de kans op een psychotische toestand waardoor hij agressief gedrag gaat vertonen.
In het voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 10 juni 2015 is door de reclassering naar voren gebracht dat verdachte meewerkt aan de verslavingsbegeleiding. Gedurende deze periode heeft hij voldoende meegewerkt aan de begeleiding. Verdachte heeft een verslaving aan het gebruik van heroïne. Daarnaast lijkt het incidentele gebruik van cocaïne, ten tijde van het bewezenverklaarde, het psychotische gedrag te hebben veroorzaakt. Hij heeft een grote en intensieve ontwikkeling doorgemaakt binnen de verslavingsproblematiek. Hij is gemotiveerd om deze verslaving te hanteren. Hij werkt mee aan het daartoe benodigde methadonprogramma en wil in de toekomst leren omgaan met de verslavingsproblematiek.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven en met een proeftijd van twee jaren. Duidelijk is dat verdachte behandeling nodig heeft ter voorkoming van terugval in verslaving en om te werken aan zijn persoonlijkheidsproblemen. Om die redenen zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door Tactus verslavingszorg in het rapport van 15 april 2015 en de proeftijd vaststellen op twee jaren.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - gelet op zijn persoon - opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 63, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) maand;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na dit vonnis zal melden bij mevrouw [verslavingszorg] , Tactus Verslavingszorg op het telefoonnummer 06-57310803 en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van JusTact (forensische) verslavingszorg of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op
grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te
oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gegeven door mr. Steinebach-de Wit (voorzitter), mr. Van Apeldoorn en
mr. Knoop rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Achterhoek, team Bronckhorst opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015008460, gesloten op 5 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10 en proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer] , p. 5.
4.Proces-verbaal van aangifte door aangeefster [slachtoffer] , p. 4.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 33.
6.Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer] , p. 17 en 18.
7.Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer] , p. 18.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte in het kader van de vordering tot inbewaringstelling, p. 1.