ECLI:NL:RBGEL:2015:491

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
05/720165-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en brandstichting door een 18-jarige man uit Maarsbergen

Op 28 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland een 18-jarige man uit Maarsbergen veroordeeld voor diefstal met geweld en brandstichting. De man, die een blanco strafblad heeft, kreeg een jeugddetentie van 370 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 juli 2014 in Wageningen een auto (Ford Fusion) heeft gestolen van een 78-jarige man, waarbij hij deze meerdere malen in het gezicht heeft geslagen en de man uit de auto heeft getrokken. Op 15 juli 2014 heeft de verdachte deze auto in Rheden in brand gestoken, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde hem bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan het ITB+-traject en elektronische controle met een GPS-enkelband. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van een derde feit, omdat de klacht van de benadeelde partij tijdig was ingetrokken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €532,76, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720165-14
Data zittingen : 22 oktober 2014 en 14 januari 2015
Datum uitspraak : 28 januari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2014, te Wageningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (Ford Fushion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 1], die in die auto zat, meerdere malen in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heef/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde 1] (vervolgens) bij de benen heeft/hebben gepakt en uit de auto heeft/hebben getrokken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2014 tot en met 15 juli 2014, te Wageningen en/of te Rheden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (Ford Fushion) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had moeten kunnen vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof; art 417bis lid 1 ahf/onder a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2014, te Rheden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (Ford Fushion) door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die auto, althans het interieur en/of het motorcompartiment van die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek en/of in de nabijheid van die auto staande en/of rijdende voorwerpen en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 juli 2014, te Rheden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (Ford Fushion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 4 september 2014 tot en met 5 september 2014, te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Ka), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; (parketnummer 720250-14)

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 14 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- De heer [benadeelde 1]
De officier van justitie, mr. M.C. Jongtien-Polfliet, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadvrouw van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ter zake van feit 3.
De aangever [benadeelde 2] heeft op 5 september 2014 bij de politie aangifte gedaan van diefstal van zijn auto door verdachte. Aangever heeft op 5 september 2014 een klacht ingediend. Echter, op 12 september 2014 heeft aangever deze klacht weer ingetrokken. Dat is binnen acht dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht. Nu deze klacht tijdig is ingetrokken en het hier een zogenaamd relatief klachtdelict betreft zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging ter zake van feit 3.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 juli 2014 tussen 4:30 uur en 4:52 uur is op de A348 in Rheden een auto, Ford Fusion met kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde 1], in brand gestoken door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof. [2] Door de brand is asfaltbitumen van de vluchtstrook van de autosnelweg verbrand/gesmolten. [3] De auto had forse brandschade aan binnen en buitenzijde. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in vereniging gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte voor dit feit moet worden vrijgesproken.
Verdachte ontkent op de A348 te zijn geweest en heeft aangevoerd dat hij in Arnhem en Nijmegen is uit geweest en vervolgens rond 4:40 uur vanaf Nijmegen door iemand met diens auto naar de Coöp in Rheden is gebracht. Tijdens deze rit heeft hij voor 20 euro getankt bij een Shell of BP tankstation, waarbij hij benzine over zijn hand heeft gemorst. Hij heeft tussen 4:30 en 5:30 contant bij de benzinepomp aan de kassa betaald.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
- De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij om 4.30 uur op de vluchtstrook van de A348 de auto heeft gezien, waarbij de motorkap en achterklep openstonden. Hij zag daarbij een lange man bij de achterklep. Om 4.52 uur reed [getuige 1] weer op die weg en zag dat de auto in brand stond. [5]
- Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij om 5.00 uur over de A348 reed en twee jongens zag lopen op de afrit Rheden voordat hij ter hoogte was van de brandende auto, waarvan één in het zwart gekleed was en de ander een oranje bodywarmer droeg. [6]
- Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met zijn auto over de Oranjeweg te Rheden reed in de richting van de A348. Toen hij bijna op de A348 was zag hij omstreeks 5.00 uur twee jongemannen lopen over het fietspad dat langs de A348 loopt. [7]
- Verdachte is rond 5.25 uur samen met [betrokkene 1] op het parkeerterrein van Coöp Rheden aangehouden. [8] Verdachte droeg op het moment van zijn aanhouding een zwarte jas, grijze spijkerbroek en groene schoenen. [betrokkene 1] droeg op dat moment een wit overhemd, bruine bodywarmer, blauwe spijkerbroek en zwarte schoenen. [9]
- Toen verdachte werd aangehouden rook een verbalisant bij verdachte de geur van benzine. [10]
- Getuige [getuige 3] heeft de aangehouden verdachten herkend als de mannen die hij op de A348 in de omgeving van de brandende auto heeft gezien. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet via welke route hij is gereden en bij welke benzinepomp hij heeft getankt. Naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft de politie onderzoek gedaan naar de meest waarschijnlijke door verdachte gevolgde route van Nijmegen naar Rheden en de mogelijkheid dat verdachte heeft getankt bij de op deze route aanwezige tankstations. Op deze route zijn een tweetal tankstations aanwezig, te weten een tankstation Shell Hogewei te Elst en een tankstation Texaco IJsseloord. [12] Het tankstation Shell Hogewei Elst was op 15 juli 2014 tussen 2:00 uur en 6:00 uur gesloten. Verdachte is niet te zien is geweest op de camerabeelden van 15 juli 2014 tussen 3:00 uur en 6:00 uur van het tankstation Texaco IJsseloord. Deze camera’s stonden gericht op beide kassa’s van het Texaco tankstation. [13]
Ter terechtzitting geconfronteerd met deze bevindingen heeft verdachte verklaard dat hij eigenlijk niet precies meer weet bij welk tankstation hij heeft getankt. Er zijn volgens de verdediging naast de twee door de politie gecontroleerde tankstations ook meerdere tankstations bij het centrum van Nijmegen. Het kan ook zijn dat hij daar heeft getankt.
Verdachte heeft deze verklaring niet onderbouwd. Gezien de bevindingen van de politie - én de verklaring van [betrokkene 1] dat zij onderweg naar Rhenen niet hebben getankt [14] - acht de rechtbank de verklaring van verdachte voor de benzinegeur niet aannemelijk geworden.
De rechtbank concludeert dat verdachte en [betrokkene 1] zijn gezien in de directe nabijheid van de auto net nadat de auto in brand stond en dat zij kort daarna zijn aangehouden. Verdachte rook bij zijn aanhouding naar benzine.
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brand heeft gesticht.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 juli 2014 rond 20:15 zat [benadeelde 1] in zijn auto (te weten een Ford Fusion, met kenteken [kenteken]) bij de parkeerplaats van de Albert Heijn aan de Stadsbrink te Wageningen. De heer [benadeelde 1] werd door een manspersoon aangesproken. Deze man stompte de heer [benadeelde 1] vervolgens meerdere malen in het gezicht en trok hem aan zijn linkerbeen uit de auto. [15] Deze man nam vervolgens plaats op de bestuurderstoel en reed met de auto van [benadeelde 1] van de parkeerplaats af. [16]
Verdachte was om 19:00 uur bij de Albert Heijn aan de Stadsbrink te Wageningen. [17] Om 19:40 heeft de telefoon van verdachte de zendmast op de Stadsbrink 455 in Wageningen aangestraald. [18]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het gewraakte handelen en het dossier biedt verder onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte op 15 juli 2014 tussen 4:30 uur en 4:52 uur de Ford Fusion in brand heeft gestoken. Deze auto werd op 14 juli 2014 om 20:15 uur gestolen in de nabijheid van de Albert Heijn aan de Stadsbrink te Wageningen. Verdachte heeft bekend die bewuste avond bij die Albert Heijn te zijn geweest. Uit het feit dat de telefoon van verdacht de mast bij de Stadsbrink heeft aangestraald, leidt de rechtbank af dat verdachte ongeveer een half uur voordat het delict plaatsvond, in de buurt was van de pleegplaats.
Aangever heeft een signalement gegeven van de dader, namelijk: een man met een licht getinte huid, ongeveer 18 jaar, 1.70 meter, slank, kort zwart steil haar. De rechtbank heeft ter zitting kunnen waarnemen dat verdachte grotendeels past in dit signalement. Aangever heeft bovendien geen kenmerken genoemd die verdachte op basis van signalement uitsluiten.
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de diefstal van de auto en de door verdachte gepleegde brandstichting van diezelfde auto, de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict een half uur voorafgaand aan de diefstal en het grotendeels passende signalement is de rechtbank van oordeel dat verdachte de auto zelf heeft gestolen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 14 juli 2014, te Wageningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (Ford Fusion), toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte die [benadeelde 1], die in die auto zat, meerdere malen in/tegen het gezicht heeft gestompt en die [benadeelde 1] (vervolgens) bij het been heeft gepakt en uit de auto heeft getrokken;
2.
hij op 15 juli 2014, te Rheden, opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (Ford Fusion) door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof ten gevolge waarvan die auto, gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Ten aanzien van de feiten 2 primair:
Opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 394 dagen jeugddetentie, waarvan 197 dagen voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden van het opvolgen van de aanwijzingen van de reclassering ook als dit inhoudt de ITB-plus maatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte elektronische controle krijgt middels een GPS-enkelband zolang hij bij zijn ouders woont.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
27 november 2014;
  • een pro justitia rapportage opgemaakt door drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 13 oktober 2014;
  • een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, door [medewerker 1], reclasseringsmedewerker, betreffende verdachte, gedateerd 16 oktober 2014;
  • een plan van aanpak van Samen Veilig Midden-Nederland, opgemaakt door [medewerker 2], medewerker bureau Jeugdzorg, betreffende verdachte, gedateerd 5 januari 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een man met de vuist een aantal malen in het gezicht geslagen en aan zijn been diens auto uit getrokken. Daarna is verdachte er met de auto vandoor gegaan. Verdachte heeft daarmee op brute wijze de auto van het slachtoffer afhandig gemaakt en heeft deze auto later in de brand gestoken. Het handelen van verdachte is des te kwalijker nu het gaat om een oudere, kwetsbare, man van 78 jaar. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in het hoe en waarom van zijn handelen maar duidelijk is dat hij volledig aan het welzijn van een ander voorbij is gegaan. Daarbij is door de brandstichting schade toegebracht aan de benadeelde en aan het wegdek waarop de auto heeft staan branden. Dergelijke feiten veroorzaken grote gevoelens van onveiligheid bij het directe slachtoffer en ook overigens in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte deze feiten ten zeerste aan.
De reclassering heeft aangegeven dat het jeugdstrafrecht van toepassing zou moeten zijn op verdachte. De redenen daarvoor zijn onder meer de jonge leeftijd van verdachte, zijn cognitieve beperking en zijn achterstand in ontwikkelingstaken (zoals accepteren van autoriteiten, sociale vaardigheden en het verkrijgen van een dagbesteding). De achterstand is dusdanig groot dat de verwachting is dat verdachte de taken die binnen de volwassenenreclassering van hem gevraagd zullen worden, niet aan kan. Deskundige [psycholoog] acht de toepassing van het jeugdstrafrecht alleen zinvol als verdachte ook voldoende motivatie toont om zijn leven een andere wending te geven.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, voorlichtingsrapport, alsmede het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte begeleiding, sturing en structuur behoeft. Verdachte heeft een blanco strafblad maar uit meerdere stukken en ook zijn eigen verklaring blijkt dat hij regelmatig impulsief handelt en ongehoord gedrag vertoont (ongevraagd meenemen van auto’s en roekeloos rijden). Verdachte moet daarnaast werken aan zijn cannabisverslaving en heeft behandeling nodig voor zijn antisociale trekken. Dit zal volgens reclassering alleen een kans van slagen hebben in een sterk gestructureerd en een gedwongen kader waarin het gedrag van verdachte enigszins gestuurd kan worden. Intensieve Traject Begeleiding (ITB+-traject) in combinatie met een enkelband is nodig om deze structuur aan te brengen en controle uit te voeren en het gezin te ondersteunen in de tijd dat verdachte thuis zal verblijven. Van daaruit kan verdachte naar een begeleidwonentraject en werken aan een dagbesteding.
Uit het ‘Plan van aanpak ITB plus haalbaarheidsonderzoek’ blijkt dat verdachte geschikt wordt geacht voor dit traject en ter zitting heeft verdachte aangegeven bereid te zijn hieraan mee te werken. Ondanks dat verdachte de feiten heeft ontkend en geen enkel berouw heeft getoond ten opzichte van zijn handelen, heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij inziet dat zijn leven een andere wending nodig heeft. Hij is hier vanuit detentie al actief mee bezig. De positieve instelling van verdachte en zijn eigen actieve optreden is ter zitting bevestigd door mevrouw Broekhuizen van de reclassering.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte en het traject dat nodig is om de ontwikkeling van verdachte te beïnvloeden, gronden aanwezig om het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 370 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk dienen te worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsadvies en geëist door de officier van justitie. De door verdachte gepleegde feiten zouden in beginsel een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen maar vanwege de jonge leeftijd van verdachte en de noodzaak van behandeling zal de rechtbank daartoe niet overgaan. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en de bijzondere voorwaarden om ervoor te zorgen dat verdachte zijn leven weer op orde krijgt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een
misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van
het lichaam van een of meer personen, zoals onder feit 1 primair bewezen is verklaard, zal
de rechter, gelet op artikel 14e WvSr, uitspreken dat de hierboven genoemde voorwaarden
en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van materiele en immateriële schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 32,76 voor materiële schade en
€ 500,-- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft verzocht om integrale toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is de vordering van de benadeelde betwist, nu de verdachte het tenlastegelegde ontkent en de raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft de grondslag van de vordering van de benadeelde weersproken, niet de hoogte. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering ter zake de materieel gevorderde schade voldoende is onderbouwd en niet weersproken - toewijsbaar.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde materiele schade toewijzen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 500,--.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente vanaf de datum van het onder 1 primair bewezen verklaarde delict toewijzen en de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 14e, 36f, 57, 77aa, 77g, 77h, 77i, 77gg, 77x, 77y, 77z, 157, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van feit 3.
Verklaartbewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 370 (driehonderdzeventig) dagen.
Bepaaltdat van deze jeugddetentie
180(
honderdtachtig) dagenniet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechtbank stelt een proeftijd vast van
twee (2) jaren.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland zullen worden gegeven, ook als dit zal inhouden dat verdachte gedurende de eerste zes maanden deelneemt aan het ITB+-traject met een meldplicht en/of dat verdachte een ambulante behandeling volgt bij een door jeugdreclassering aan te wijzen instelling, ter zake van zijn cannabisverslaving en antisociale trekken, een en ander voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht;
- Veroordeelde wordt verplicht om in een instelling voor begeleid/beschermd wonen, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag) programma dat deze voorziening in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- Voorts zal veroordeelde gedurende maximaal de eerste 3 (drie) maanden van de proeftijd elektronische controle middels een GPS-enkelband hebben, waarbij veroordeelde zal verblijven op [adres], dan wel op een locatie bestemd voor geschikte dagbesteding, zoals (vrijwilligers)werk en/of scholing (nader in te vullen door de jeugdreclassering), voor zover en voor zolang dat door jeugdreclassering nodig wordt geacht.
Bepaalt dat de hierboven genoemde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdrachtaan de Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde Hulp en Steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, vermeerderd met de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten.
  • Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de regiopolitie Gelderland-Midden districtsrecherche opgemaakte proces-verbaal, BVH- nummer 2014076175 en 2014076284, gesloten op 22 september 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het door de rechtbank doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 227, onder A, opgemaakt door [verbalisant 2] op 7 december 2014 en proces-verbaal van aangifte dhr. [benadeelde 1], p. 30.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 227, liggende streepjes, opgemaakt door [verbalisant 2] op 7 december 2014.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 227, liggende streepjes, opgemaakt door [verbalisant 2] op 7 december 2014.
5.Proces-verbaal getuige [getuige 1] pag. 47.
6.Proces-verbaal getuige [getuige 2] pag. 44.
7.Proces-verbaal getuige [getuige 3] pag. 35.
8.Proces-verbaal aanhouding, pag. 49-51, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op 15 juli 2014.
9.Proces-verbaal aanhouding pag. 49- 51, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op 15 juli 2014.
10.Proces-verbaal bevindingen pag. 55, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], op 17 juli 2014.
11.Proces-verbaal getuige [getuige 3] pag. 35 en 36.
12.Proces-verbaal bevindingen pag. 95, opgemaakt door [verbalisant 1], op 25 juli 2014.
13.Proces-verbaal bevindingen pag. 99, opgemaakt door [verbalisant 5], opgemaakt op 30 juli 2014.
14.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1], p. 71.
15.Pv aangifte [benadeelde 1] pag. 30-33.
16.Verklaring getuige Toonen pag. 143 en verklaring aangever [benadeelde 1] pag. 30
17.Verklaring verdachte ter zitting van 14 januari 2014.
18.Bijlage bij proces-verbaal van ontvangen historische verkeersgegevens, p. 195.