ECLI:NL:RBGEL:2015:4881

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
24 juli 2015
Zaaknummer
C-05-273192 - HZ ZA 14-463
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onterecht ontvangen Persoonsgebonden Budget (PGB) door zorgverzekeraar Agis Zorgverzekeringen N.V. van gedaagden na overlijden van budgethouder

In deze zaak vorderde Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Agis) terugbetaling van een onterecht ontvangen Persoonsgebonden Budget (PGB) van € 156.591,17, dat was uitgekeerd na het overlijden van de budgethouder, mevrouw [naam]. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 29 juli 2015 vonnis gewezen in deze civiele procedure. Agis stelde dat gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], onrechtmatig hebben gehandeld door Agis niet op de hoogte te stellen van het overlijden van de budgethouder en door na haar overlijden onterecht PGB-uitkeringen te blijven ontvangen. De rechtbank oordeelde dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij gehouden zijn tot schadevergoeding aan Agis. De rechtbank wees de vordering van Agis tot terugbetaling van € 64.563,27 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2005. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagden dat zij niet dubbel zouden moeten betalen, aangezien de ontnemingsvonnissen van de strafrechter niet hetzelfde betroffen als de civiele vordering van Agis. De rechtbank concludeerde dat de ontnemingsmaatregelen geen schadevergoedingsmaatregelen zijn en dat de vordering van Agis dus niet afgewezen kon worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/273192 / HZ ZA 14-463
Vonnis van 29 juli 2015
in de zaak van
de naamloze vennootschap
AGIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. J.J.G. Pieper te Enschede,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [plaats, gemeente] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaats, gemeente] ,
gedaagden,
advocaat mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Agis en [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk ook [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Agis treedt in één of meerdere regio’s, mede namens de daar actieve andere zorgverzekeraars, op als zorgkantoor en is in dat kader belast met de uitvoering van diverse subsidieregelingen, waaronder het Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB).
2.2.
Aan wijlen mevrouw [naam] (hierna: [naam] ), die op
[2000] is overleden, is bij toekenningsbeschikkingen van 29 oktober 2004 en
21 december 2004 een PGB van € 78.079,80 toegekend. Van voormeld toegekend bedrag is een bedrag van € 64.563,27 (in termijnen) uitgekeerd op een bankrekening van
[naam] . [gedaagde sub 1] trad jegens Agis op als gemachtigde van [naam] .
2.3.
Bij brief van 9 februari 2004 heeft Agis in haar hoedanigheid van zorgkantoor [naam] gevraagd om de bij haar bekende gegevens te controleren en zo nodig te wijzigen. Het daartoe bestemde formulier, waarin wordt verklaard dat de gegevens correct zijn, heeft Agis op 11 februari 2004 retour ontvangen, voorzien van handtekeningen van [gedaagde sub 1] als gemachtigde en [naam] als budgethouder.
2.4.
Op respectievelijk 20 en 27 juli 2004 heeft Agis twee door [gedaagde sub 2] ingevulde en ondertekende verantwoordingsformulieren ontvangen met betrekking tot door
[naam] aan [gedaagde sub 2] als zorgverlener uitgekeerde bedragen over verschillende PGB-voorschotperioden.
2.5.
[gedaagden] hebben Agis nimmer op de hoogte gesteld van het overlijden van [naam] ; Agis is hiervan pas in 2005 door eigen onderzoek op de hoogte geraakt.
2.6.
Bij brief van 3 oktober 2005 heeft Agis aan [gedaagden] onder meer het volgende geschreven:
“We hebben geconstateerd dat u voor de PGB-uitkering ten behoeve van mevrouw [naam] heeft opgetreden als respectievelijk vertegenwoordiger en zorgverlener. We hebben geconstateerd dat mevrouw [naam] op [2000] is overleden. U heeft na de datum van overlijden nog uitkering ontvangen. Het betreft de volgende bedragen:
- uitkering via de SVB vanaf 10-09-2000 – 31-01-2004 € 92.027,90
- uitkering via Zorgkantoor Apeldoorn 01-02-2004 – 31-08-2005 64.563,27
---------------
ontvangen na overlijden 156.591,17
Wij vorderen de door ons en de SVB betaalde bedragen bij u terug. Wij verzoeken u dan ook het teveel betaalde bedrag van € 156.591,17 binnen drie weken terug te storten [….]
We zullen onderzoeken hoe het mogelijk is geweest dat de uitkering na overlijden is voortgezet.”
2.7.
Bij vonnis van de strafkamer van de rechtbank Zutphen van 8 mei 2007 is bewezen verklaard dat [gedaagden] zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – valsheid in geschrifte en is aan hen beiden een taakstraf opgelegd. Bij vonnissen van 4 december 2007 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank (hierna: de ontnemingsvonnissen) is, in verband met eerder genoemde veroordeling, aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ieder de verplichting opgelegd om aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, een bedrag van € 65.643,55 te betalen.

3.De vordering

3.1.
Agis vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
primair
1. zal oordelen dan wel verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens Agis hebben gehandeld, althans aansprakelijk zijn voor en deswege gehouden zijn tot vergoeding van de door Agis als gevolg van hun handelen geleden schade,
2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de één betalend de andere zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling aan Agis van € 91.477,11, vermeerderd met de wettelijke rente over € 64.563,27 te berekenen vanaf 30 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten,
subsidiair
1. zal oordelen dan wel verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens Agis heeft gehandeld en/of dat Agis aan [gedaagde sub 1] een onverschuldigde betaling heeft verricht en/of dat [gedaagde sub 1] zich ten koste van Agis ongerechtvaardigd heeft verrijkt, althans dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor, en deswege gehouden is tot vergoeding van de door Agis als gevolg van zijn handelen geleden schade,
2. [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot betaling aan Agis van € 91.477,11, vermeerderd met de wettelijke rente over € 64.563,27 te berekenen vanaf 30 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,
3. [gedaagde sub 1] zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Agis legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen aan haar vordering ten grondslag.
Budget dat niet aan (goedgekeurde) zorg wordt besteed, moet na afloop worden terugbetaald aan Agis. Aangezien [naam] op [2000] is overleden, staat vast dat het budget dat betrekking heeft op de periode na overlijden niet aan de vereiste zorg is besteed. [gedaagden] hebben beiden onrechtmatig gehandeld jegens Agis door haar niet in kennis te stellen van het overlijden van [naam] en door na dat overlijden de indruk te wekken dat [naam] nog in leven was. [gedaagde sub 1] heeft dat onder meer gedaan door het PGB onterecht aan te vragen en te ontvangen en willens en wetens te gebruiken voor eigen doeleinden. Duidelijk is dat de handtekening onder het door hem ingediende, hiervoor onder 2.3. genoemde formulier niet door de (op dat moment reeds overleden)
[naam] geplaatst kan zijn. [gedaagde sub 2] heeft de indruk dat [naam] nog leefde onder meer gewekt door het indienen van de hiervoor onder 2.4. genoemde formulieren. [gedaagden] zijn primair op grond van onrechtmatige daad gehouden de door Agis geleden schade van € 64.563,27 te vergoeden. Subsidiair wordt de vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling en meer subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking.
Agis heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden doen verrichten die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure, en heeft recht op vergoeding door [gedaagden] van de kosten daarvan ter hoogte van € 1.815,-- inclusief omzetbelasting. Door de wanbetaling van [gedaagden] lijdt Agis tevens vermogensschade in de vorm van de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum, die tot de datum van de dagvaarding € 25.098,84 bedraagt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] concludeert met betrekking tot de primaire vordering voor zover deze ziet op de gevraagde verklaring voor recht tot referte, en concludeert voor het overige dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, Agis in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze zal afwijzen met veroordeling van Agis in de proceskosten.
4.2.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten worden de volgende verweren aangevoerd.
[gedaagden] erkennen dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens Agis en betwisten niet dat Agis om die reden aanspraak kan maken op terugbetaling van hetgeen zij aan
[naam] c.q. [gedaagden] heeft uitgekeerd. Agis vordert in deze procedure echter hetzelfde bedrag (uitgekeerd over dezelfde periode) ten aanzien waarvan [gedaagden] blijkens de ontnemingsvonnissen zijn veroordeeld tot betaling aan de Staat. De uitvoering van de ontnemingsvonnissen verloopt via het CJIB, dat met [gedaagde sub 1] een betalingsregeling heeft getroffen en ten laste van [gedaagde sub 2] loonbeslag heeft gelegd. Gelet op artikel 36f Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gaan [gedaagden] ervan uit dat bedragen die zij afdragen aan de Staat via het CJIB, worden doorbetaald aan Agis als zijnde de benadeelde partij. Indien en voor zover dat niet gebeurt, kan dat niet met zich brengen dat [gedaagden] hetzelfde bedrag nog eens aan Agis moeten betalen, want de ontnemingsvonnissen betreffen in feite de vordering die Agis in de inleidende dagvaarding heeft geformuleerd. Als
[gedaagden] daarnaast civielrechtelijk zouden worden veroordeeld om naast het ontnemingsbedrag de onderhavige vordering te betalen zouden zij in feite twee keer worden gestraft, hetgeen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De vordering tot betaling van welk bedrag dan ook dient dus te worden afgewezen. Er is dan ook geen sprake van betalingsverzuim en er was, gelet op de invorderingshandelingen van het CJIB, geen noodzaak de vordering uit handen te geven. De daarmee samenhangende kosten hoeven door [gedaagden] niet te worden vergoed. Bij gebrek aan onderbouwing van de gevorderde wettelijke rente betwisten [gedaagden] de hoogte van het gevorderde bedrag. Tevens dient bij de beoordeling van de hoogte van de te betalen rente te worden bepaald vanaf wanneer de rente verschuldigd is en zal met de reeds betaalde bedragen rekening moeten worden gehouden.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van de vordering wordt vooropgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Agis en uit dien hoofde de door Agis geleden schade, bestaande uit het ten onrechte uitgekeerde PGB-bedrag van
€ 64.563,27 (welk bedrag [gedaagden] niet betwisten zelf te hebben ontvangen en voor eigen doeleinden te hebben gebruikt) aan Agis dienen te vergoeden. De door Agis gevorderde verklaring voor recht is daarom toewijsbaar in de formulering zoals hierna in het dictum opgenomen.
5.2.
Het door [gedaagden] gevoerde verweer tegen de geldvordering van Agis houdt, kort gezegd, in dat de vordering van Agis reeds door hen wordt voldaan door middel van afdracht aan Agis van de uit hoofde van de ontnemingsvonnissen door hen betaalde bedragen, en dat zij – daargelaten of en in welke mate afdracht door de Staat aan Agis daadwerkelijk plaatsvindt – niet kunnen worden verplicht om “dubbel te betalen”. Agis heeft in reactie op dit verweer betwist dat haar vordering is “meegenomen” in de ontnemingsvonnissen; die vonnissen zien volgens Agis alleen op de vordering over de jaren 2001 en 2002 en niet op het uitgekeerde PGB over de jaren 2004 en 2005. [gedaagden] heeft in reactie daarop haar standpunt gehandhaafd en bij conclusie van dupliek onder meer het ontnemingsrapport van de politie overgelegd waarop de schatting van het te ontnemen voordeel in de ontnemingsvonnissen is gebaseerd.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan – in het kader van deze procedure – in het midden blijven of de ontnemingsvonnissen (mede) zien op de thans door Agis teruggevorderde PGB-bedragen (hetgeen gelet op de inhoud van het ontnemingsrapport waarnaar in die vonnissen wordt verwezen overigens voorshands wel het geval lijkt) omdat, ook indien dit zo zou zijn, daaruit niet volgt dat de vordering van Agis dient te worden afgewezen. Het volgende is daartoe van belang.
5.4.
Anders dan [gedaagden] lijken aan te nemen betreffen de ontnemingsvonnissen geen schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f Sr, maar een ontnemingsmaatregel in de zin van artikel 36e Sr. Anders dan bij betaling door een veroordeelde op grond van een door de strafrechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel het geval is, is de Staat in geval van een ontnemingsmaatregel niet zonder meer gehouden het door de veroordeelde te betalen ontnemingsbedrag door te betalen aan een benadeelde partij, zoals in dit geval Agis. Dat de door [gedaagden] via het CJIB verrichte betalingen aan Agis zijn of worden afgedragen, kan dus niet zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, worden aangenomen. Hier komt bij dat uit de stellingen van [gedaagden] niet kan worden opgemaakt dat reeds een bedrag ter hoogte van de onderhavige vordering door hen aan de Staat is betaald; gelet op het bedrag van het ten laste van [gedaagde sub 2] gelegde loonbeslag lijkt door haar nog slechts in kleine deelbedragen te worden betaald, terwijl over de door [gedaagde sub 1] in het kader van de met het CJIB getroffen betalingsregeling betaalde bedragen in het geheel geen informatie is verstrekt. Dat de vordering van Agis reeds (via de Staat) voldaan is, mag dus niet worden aangenomen en dat, en op welke termijn, dat alsnog zal gebeuren staat allerminst vast. Bovendien is van belang dat van “dubbel betalen” (ook in geval van afdracht door de Staat aan Agis) geen sprake hoeft te zijn, gelet op de in artikel 577b Wetboek van Strafvordering (Sv) voorziene mogelijkheid (voor zowel [gedaagden] als Agis in haar hoedanigheid van benadeelde derde) om de strafrechter die de ontnemingsvonnissen heeft gewezen te verzoeken het daarin vastgestelde bedrag te verminderen of kwijt te schelden en/of te bepalen dat het reeds via het CJIB betaalde bedrag geheel of gedeeltelijk zal worden teruggegeven of aan een derde (Agis) zal worden uitgekeerd. Er zijn dus voldoende mogelijkheden voor [gedaagden] om, al dan niet in samenwerking met Agis, te bewerkstelligen dat zij niet “dubbel” betalen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van [gedaagden] wordt verworpen en dat de vordering wat betreft de hoofdsom van € 64.563,27 zal worden toegewezen.
5.6.
Agis maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en stelt zich in dat kader onder meer op het standpunt dat het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten op deze vordering niet van toepassing is, omdat [gedaagden] voor 1 juli 2012 in verzuim zijn geraakt. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. Agis heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden, maar heeft volstaan met een standaard passage in de dagvaarding, terwijl niet is gebleken dat de door de incassogemachtigde daadwerkelijk verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Agis vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.7.
Voorts maakt Agis aanspraak op de wettelijke rente “vanaf de verzuimdatum”. Zij heeft zich over de datum waarop het verzuim zou zijn ingetreden echter niet uitgelaten, terwijl de hoogte van de wettelijke rente en de (onbekende want niet gestelde) verzuimdatum waarvan Agis bij het berekenen van de wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding kennelijk is uitgegaan, door [gedaagden] zijn betwist. De schuldenaar die een verbintenis uit onrechtmatige daad niet terstond nakomt nadat zij opeisbaar is geworden, raakt zonder ingebrekestelling in verzuim (artikel 6:83 sub b BW). De vraag is echter wanneer de verbintenissen van [gedaagden] tot schadevergoeding zijn ontstaan, nu het PGB kennelijk in (vele) termijnen is uitgekeerd en de schade dus niet (in zijn geheel) op één moment is ingetreden. Agis heeft zich hierover niet uitgelaten, terwijl op haar terzake de stelplicht rust. Nu mag worden aangenomen dat in ieder geval op het moment van de hiervoor onder 2.6. geciteerde (terugvorderings)brief van 3 oktober 2005 het verzuim van [gedaagden] ten aanzien van de (gehele) schadevordering was ingetreden, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf laatstgenoemde datum.
5.8.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Agis worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat €
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.773,80

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Agis en gehouden zijn tot vergoeding van de als gevolg daarvan door Agis geleden schade,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Agis te betalen een bedrag van € 64.563,27 (vierenzestig duizendvijfhonderddrieënzestig euro en zevenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 3 oktober 2005 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Agis tot op heden begroot op € 3.773,80,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel, ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.
EB/St