ECLI:NL:RBGEL:2015:4750

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
05/740173-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachten na geweld tijdens carnaval 2014 in Herveld

Op 22 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij geweldsincidenten tijdens het carnaval in Herveld op 3 maart 2014. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder openlijke geweldpleging en mishandeling van verschillende slachtoffers. Tijdens de zitting op 8 juli 2015 werd het bewijs tegen de verdachte uitgebreid besproken, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen werden geanalyseerd. De rechtbank constateerde dat de getuigenverklaringen vaak tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de situatie tijdens het carnaval chaotisch was, wat de identificatie van de daders bemoeilijkte. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte deze feiten had gepleegd. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop hun vorderingen waren gebaseerd. De rechtbank benadrukte dat het niet aan hen was om vast te stellen wat er precies was gebeurd, maar enkel om te beoordelen of er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740173-14
Datum uitspraak : 22 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman: C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 juli 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Herveld, gemeente Overbetuwe, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Dorpsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het met kracht slaan (met gebalde vuisten) in het gezicht en/of tegen het hoofd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (diverse kneuzingen in het gelaat) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad; (dos. 1)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Herveld, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meermalen met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te op het Dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2], particulier beveiliger), met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;(dos. 2)
3.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 op het Dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), met kracht met gebalde vuist een of meermalen in het gezicht heet geslagen waardoor zij ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (dos. 5)
4.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 op het dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] voornoemd ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (dos. 6)
5.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Herveld, gemeente Overbetuwe, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Dorpsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het met kracht en met gebalde vuisten slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] voornoemd waardoor die [slachtoffer 5] ten val is gekomen, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 5] met kracht een vuistslag tegen het hoofd heeft gegeven, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (schedelbasisfractuur en een gebroken oogkas), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 5] voornoemd ten gevolge heeft gehad; (dos. 9)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Herveld, gemeente Overbetuwe, aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schedelbasisfractuur en een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht met gebalde vuist tegen diens hoofd te slaan waardoor hij ten val is gekomen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), met kracht met gebalde vuist een of meer vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel schedelbasisfractuur en een gebroken oogkas), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 op het Dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6]), met een kracht een vuistslag in het gezicht heeft gegeven ten gevolge waarvan die [slachtoffer 6] ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (dos. 10)
7.
hij op of omstreeks 03 maart 2014 op het Dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, aan een persoon genaamd [slachtoffer 7], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meerdere aangezichts fracturen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht een of meer vuistslagen tegen het hoofd te geven en/of een of meermalen te schoppen, waardoor/waarna die [slachtoffer 7] ten val is
gekomen; (dos. 11)
althans, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 maart 2014 op het Dorpsplein te Herveld, gemeente Overbetuwe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), met kracht een of meer vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven en/of een of meermalen heeft geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (meerdere aangezichtsfracturen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Inleiding
Op 3 maart 2014 is er in Herveld, gemeente Overbetuwe, een carnavalsfeest in onder meer café zaal de ‘[café]’. Daarbij zijn enkele honderden mensen aanwezig waaronder verdachte [café] en medeverdachte [verdachte]. Verdachte [café] droeg het kostuum van een lakei, bestaande onder meer uit een langere zwarte jas. Verdachte [verdachte] droeg een witte “Elvis-blouse” met daaronder een zwart-witgestreepte broek.
Aan het einde van het feest ontstaan buiten voor de [café] vechtpartijen. Hierbij zijn tientallen mensen betrokken waaronder ook beide verdachten. Een aantal personen raakt gewond. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] hebben daarbij, zo blijkt later, ernstig letsel opgelopen. In totaal is door 11 personen aangifte gedaan en in totaal zijn er in het onderzoek 56 mensen gehoord als aangever, getuige of verdachte.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs vooraf het volgende.
De feiten die aan verdachte en zijn medeverdachte zijn tenlastegelegd spelen zich grotendeels af op het dorpsplein voor de ingang van de C1000 en daarna in de buurt van de Rabobank en drogisterij de DIO. Op basis van het dossier onderscheidt de rechtbank verschillende incidenten:
  • Het incident vlakbij de ingang van de C1000. De rechtbank gaat er van uit dat de aangiftes van [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [slachtoffer 3] op dit incident betrekking hebben.
  • Daarna is er een moment waarop de aangiftes van [betrokkene 3] en [slachtoffer 4] betrekking hebben.
  • Als laatste is er een incident vlak bij de Rabobank en drogist de DIO en de rechtbank gaat er van uit dat de aangiftes van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] hierop betrekking hebben.
Van hetgeen zich voor de ingang van de C1000 heeft afgespeeld zijn camerabeelden beschikbaar. Ter zitting van 8 juli 2015 zijn de camerabeelden uitgebreid bekeken. Aan de hand van die beelden heeft de rechtbank geconstateerd dat meerdere getuigenverklaringen die belastend zijn voor beide verdachten onjuistheden bevatten. Er worden hierin gewelddadige gedragingen aan één of beide verdachten toegerekend die zij, zo is te zien op de beelden, niet gedaan (kunnen) hebben. De rechtbank zal hier per feit nader op ingaan.
De rechtbank constateert verder dat uit een deel van de getuigenverklaringen volgt dat de beide verdachten degenen zijn die het meest agressief zouden zijn geweest, zouden hebben geprovoceerd en om niets mensen zouden hebben geslagen. Aan de andere kant zijn er verschillende getuigen, waarvan enkelen niet deelnamen aan het feest, die hebben aangegeven dat de beide verdachten juist degenen waren die belaagd werden en die achteruit werden gedreven.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de vele verklaringen die zich in het dossier bevinden zijn afgenomen in de weken na het feest. Uit enkele verklaringen volgt dat – in de relatief kleine gemeente Herveld – tussen de betrokken al het nodige contact is geweest en foto’s en namen zijn gaan rouleren tussen de verschillende getuigen. Dit beïnvloedt de waarde die de rechtbank kan toekennen aan onder meer de fotoherkenningen door getuigen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de getuigenverklaringen zeer behoedzaam moet hanteren en moet onderzoeken in hoeverre er sprake is van onafhankelijk ander ondersteunend bewijs.
De feiten
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten omdat onvoldoende uit het dossier blijkt dat verdachte degene is die de feiten heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Voor de beoordeling van dit feit is het tijdsverloop van de verschillende incidenten van belang.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij is mishandeld nadat hij zag dat [slachtoffer 7] werd mishandeld. [slachtoffer 7] zelf heeft gezegd dat hij [slachtoffer 5] op de grond zag liggen op het plein voor de C1000 en dat hij vanaf dat moment niets meer weet.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 1] in zijn aangifte doelt op een moment nadat [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] op de grond zijn gevallen.
Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 5] op de grond valt voor de C1000 en dat verdachte [café] en verdachte [verdachte] direct daarna door een aantal mannen van ‘de Raad van Elf’ worde beschermd, dan wel weggeleid. Deze mannen ([getuige 1] en [getuige 2]) hebben een getuigenverklaring afgelegd. Daaruit volgt dat [verdachte] en [café] vanaf de C1000 met [getuige 2] meeliepen en dat hij hen weggeleid heeft uit de hectiek. [getuige 2] verklaart dat [slachtoffer 1] tijdens dat wegleiden de twee mannen ([verdachte] en [café]) te lijf wilde gaan. Dat verdachte [verdachte] toen Van [slachtoffer 1] zou hebben geslagen, volgt echter niet uit deze verklaring. De aangifte van Van [slachtoffer 1] vindt dan ook geen ondersteuning in ander bewijs.
Weliswaar zijn er getuigen (waaronder [getuige 3], [getuige 5] en [getuige 4]) die verklaren dat zij zien dat Van [slachtoffer 1] wordt geslagen door een man in een wit pak maar die verklaringen gaan over een ander moment dat zich heeft afgespeeld bij de C1000 en dus niet over het moment waarop aangever doelt.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd en zal hem dus vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [betrokkene 1] heeft in haar aangifte van 4 maart 2014 verklaard dat ze is geslagen door de man die ze eerder uit de [café] had gezet. Gezien de verklaringen van medeverdachte [café], van [betrokkene 4] en van [getuige 4], kan hiermee alleen maar medeverdachte [café] bedoeld zijn in verband met het incident dat ín de [café] zou hebben plaatsgevonden. In een latere verklaring van 27 maart 2014 heeft [betrokkene 1] verdachte [verdachte] herkend van een foto, als de man die haar heeft geslagen. Dit is dus in tegenspraak met haar eerste verklaring. Uit het dossier blijkt dat de foto en de namen van beide verdachten kort na 3 maart 2014 al zijn verspreid op het internet en via mobiele telefoons. Dit is mogelijk van invloed geweest op de herkenning van verdachte door [betrokkene 1].
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat [betrokkene 1] werd geslagen door verdachte. Daarnaast heeft ze verklaard dat het verdachte was die vervolgens [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en later [slachtoffer 3] heeft geslagen. Deze getuigenverklaring bevat onjuistheden, aangezien de rechtbank heeft vastgesteld aan de hand van de camerabeelden dat verdachte die [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en later [slachtoffer 3] niet heeft kunnen mishandelen, omdat hij op dat moment in de directe omgeving van de winkelwagens bij een pilaar stond. De rechtbank zal deze verklaring vanwege genoemde onjuistheden niet als bewijs gebruiken.
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat [betrokkene 1] werd mishandeld nádat [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] werden mishandeld en heeft medeverdachte [café] als dader aangewezen.
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat [betrokkene 1] werd geslagen door een man in een boevenpak, waarvan het onder- en bovenstuk geel/zwart gestreept was. Die omschrijving past niet bij verdachte [verdachte]. Die was was namelijk gekleed in een wit/zwart gestreepte broek en een witte bloes.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat [betrokkene 1] werd geslagen door verdachte, maar heeft ook verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren vanaf het moment dat hij van de [café] naar buiten ging.
Gelet op het bovenstaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd en zal hem hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard te zijn geslagen door verdachte. Getuigen [getuige 6] en Kipp hebben verklaard dat [slachtoffer 3] werd geslagen door verdachte, net nádat [slachtoffer 5] werd geslagen.
Ter zitting heeft de rechtbank camerabeelden bekeken. Op de beelden die zijn aangeduid als ‘camera 13 ruw’ is rond seconde 15 te zien dat [slachtoffer 3] ten val komt. Verdachte staat op dat moment achter medeverdachte [café] en de rechtbank stelt vast dat het in ieder geval niet verdachte is geweest die [slachtoffer 3] heeft aangeraakt.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat [slachtoffer 3] door verdachte is mishandeld en zal hem dus vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zijn fiets wilde ophalen, dat er een man bij de fietsen stond die zich omdraaide en hem ineens een klap gaf. De man die hem sloeg, droeg een wit pak en had zwart haar. Een en ander wordt ondersteund door getuige [betrokkene 3], die van een foto verdachte herkent als de man die [slachtoffer 4] zou hebben geslagen. De rechtbank stelt vast dat dit incident zich moet hebben afgespeeld ná het incident bij de ingang van de C1000 en vóór het incident bij de drogist DIO. Getuigen [getuige 2], [getuige 11] en [getuige 1] hebben verdachte en medeverdachte [café] weggeleid ná het incident voor de C1000 en hebben verklaard dat ze rustig meeliepen (zij het dat verdachte en medeverdachte [café] hierbij tot twee maal toe werden belaagd door mannen die met een karatetrap op hen af kwamen rennen, maar dit kan, gezien de beschrijving die aangever geeft, geen betrekking hebben op aangever [slachtoffer 4]) en al deze getuigen hebben niet verklaard dat het door aangever [slachtoffer 4] beschreven voorval heeft plaatsgevonden met verdachte in de hoofdrol.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat [slachtoffer 4] is mishandeld door verdachte en zal hem dus vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 5
Op korte afstand van de ingang van de C1000 is aangever [slachtoffer 5] ernstig mishandeld. Op de beelden van de camera is te zien dat [slachtoffer 5] temidden van een tiental mensen staat en ineens onderuit gaat. Op basis van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte op dat moment bij de winkelwagens bij een pilaar blijft staan en niet in de buurt van aangever is voordat deze ten val komt.
De getuigenverklaringen die zijn afgelegd geven geen eenduidig beeld over wie er geslagen zou hebben. Meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte de klap heeft gegeven die aangever doet neergaan en waardoor het letsel bij aangever is ontstaan terwijl uit de beelden blijkt dat dat niet het geval kan zijn geweest. Andere getuigen verklaren dat verdachte en zijn medeverdachte beiden zouden hebben geslagen, maar ook dat kan op grond van voorgaande overweging niet door de rechtbank worden vastgesteld.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd en zal hem daarom vrijspreken.
Ten aanzien van feit 6
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij voor de ingang van de C1000 op circa 2 meter afstand van [slachtoffer 5] stond. Zij zag dat [slachtoffer 5] geslagen werd door een man in wit carnavalspak en onderuit ging. Ze zei daar iets van en meteen werd ze zelf geslagen door dezelfde man. De rechtbank heeft bij feit 5 al vastgesteld dat verdachte op dat moment niet in de buurt was. Op de beelden is ten aanzien van [slachtoffer 6] slechts te zien dat zij van verdachte [café] een duw op haar jas ter hoogte van haar borst krijgt. Dat zij ook door verdachte [verdachte] wordt geraakt, is niet op de beelden te zien. Dat betekent ook dat de rechtbank niet kan vaststellen dat aangeefster door verdachte is mishandeld en de rechtbank zal verdachte dus vanwege onvoldoende bewijs vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 7
Met betrekking tot dit feit zijn verschillende getuigenverklaringen opgenomen. Getuigen [getuige 2], [getuige 1], [getuige 9], [getuige 10] en [getuige 11] hebben verklaard niet te hebben gezien door wie [slachtoffer 7] werd geslagen.
Getuige [getuige 12] heeft verklaard dat [slachtoffer 7] werd geslagen door een man in een zwart pak die kwam aanrennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte die dag in het wit was gekleed.
Op grond van de getuigenverklaringen komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer 7] komt aanrennen en dat mogelijk medeverdachte [café] hem heeft neergeslagen, maar kan de rechtbank niet vaststellen dat aangever door verdachte is mishandeld.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er ook voor dit feit onvoldoende bewijs is dat verdachte dit heeft gepleegd en zal hem dus vrijspreken.
Dit betekent dat alle feiten zoals deze zijn ten laste gelegd niet kunnen worden bewezen en de rechtbank zal verdachte daarvan dus vrijspreken.
Vast staat dat op 3 maart 2014 veel mensen gewond zijn geraakt, ten minste twee van hen ernstig. Ook verdachte en medeverdachte hebben aanzienlijk letsel opgelopen.
De rechtbank kan uit de talrijke getuigenverklaringen en de camerabeelden afleiden dat de situatie zeer chaotisch was, dat de mensen zich voortdurend verplaatsten en dat de camerabeelden slechts een beperkt beeld geven van wat er op het Dorpsplein is voorgevallen. Een aantal mensen die volgens getuigenverklaringen wel degelijk geweld lijkt te hebben gepleegd, is nooit gevonden. De reconstructie wie wat wanneer gedaan heeft, wordt hierdoor ernstig belemmerd. Het feit dat de meesten van de aanwezigen in carnavalskostuum verkleed waren, maakt de identificatie soms gemakkelijker, wanneer het betreft een opvallend en duidelijk van de anderen te onderscheiden kostuum (zoals de “Hulk’). Anderzijds kan het ook een belemmering zijn indien het betreft een kostuum dat zich juist weinig onderscheidt van andere kostuums. Diverse getuigen reppen van een “man in wit pak” of “man in zwarte kleding” Er liepen echter meerdere mensen rond in min of meer witte of zwarte kleding. Er liepen ook meerdere mensen rond in (gedeeltelijk) ‘boevenpak’.
De rechtbank heeft niet vastgesteld door wie de verschillende aangevers zijn geslagen. Dat dit voor de aangevers zeer onbevredigend is, is voor de rechtbank goed te begrijpen. Het is echter niet aan de rechtbank om meer in het algemeen vast te stellen wat er allemaal is gebeurd bij deze ongeregeldheden. De rechtbank dient het dossier slechts te beoordelen op basis van de dagvaarding en dient vast te stellen of er voldoende en overtuigend bewijs is voor de afzonderlijke strafbare feiten zoals deze in de dagvaarding zijn vermeld. Dat is, als gezegd, op basis van het voorhanden dossier en de onderzochte camerabeelden, niet gelukt.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Door [slachtoffer 5] wordt een bedrag gevorderd van € 7.042,79. Door [slachtoffer 6] wordt een bedrag gevorderd van € 630,24. Door [slachtoffer 7] wordt een bedrag gevorderd van € 8.532,48.
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten. Gelet hierop kunnen de benadeelde partijen hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde.

De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen.
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 7] niet ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 6] niet ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gegeven door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. K. Gilhuis rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2015.