In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de inkomstenbelasting van eiser, die een melkveehouderij met vleesvarkensbedrijf exploiteert. Eiser had in 2008 onroerende zaken verkocht aan de gemeente Raalte voor een totaalbedrag van € 3.400.000. De belastinginspecteur had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.446.990. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 2.316.490, maar eiser ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft onderzocht of de splitsing van de koopsom, zoals overeengekomen in de koopovereenkomst, gevolgd moest worden voor de berekening van de winst uit onderneming. De rechtbank oordeelde dat de overeengekomen splitsing bindend is, tenzij de belastinginspecteur kan aantonen dat deze onder abnormale omstandigheden tot stand is gekomen. De rechtbank vond dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd om de splitsing te weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de belastingaanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.154.490. Tevens werd de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank veroordeelde de belastinginspecteur in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.468, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht van € 45. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter I. Linssen, in aanwezigheid van griffier T.J.P. Wientjens.