ECLI:NL:RBGEL:2015:4562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
ARN15_3393
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning voor parenclub in Wilp

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de weigering van een exploitatievergunning voor een parenclub in Wilp. De burgemeester van de gemeente Voorst had op 26 mei 2015 besloten om de aangevraagde vergunning te weigeren. Verzoekster, de eigenaar/verhuurder van het pand waarin de parenclub zou worden geëxploiteerd, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 10 juli 2015 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.W. Langereis, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door J.H. Koopman. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat verzoekster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij niet de aanvrager van de exploitatievergunning is.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat, hoewel verzoekster een afgeleid belang heeft als verhuurder van het pand, dit niet voldoende is om haar als belanghebbende te kwalificeren. De wet Bibob, die voorschrijft dat personen die in de beschikking worden genoemd de mogelijkheid moeten krijgen om een zienswijze in te dienen, doet hieraan niet af. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoekster naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/3393

Proces-verbaal van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2015

in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. C.W. Langereis),
en

de burgemeester van de gemeente Voorst, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de door [aanvrager] aangevraagde exploitatievergunning geweigerd.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2015. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.H. Koopman.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
In beginsel is bij de weigering van een vergunning slechts de aanvrager belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster is in het onderhavige geval niet de aanvraagster van de exploitatievergunning.
Verzoekster is eigenaar/verhuurder van het pand, waarvoor [aanvrager] een exploitatievergunning heeft aangevraagd. Verzoekster heeft als verhuurder slechts een afgeleid belang. Zij kan om die reden niet als belanghebbende worden aangemerkt als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
De omstandigheid dat executiemaatregelen dreigen maakt wellicht een spoedeisend belang maar betekent evenmin dat verzoekster zich kwalificeert als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb.
De omstandigheid dat verzoekster hangende de aanvraag is verzocht om haar zienswijze in te dienen op de voorgenomen weigering een vergunning te verlenen, is een gevolg van het bepaalde in artikel 33, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob). In artikel 33, tweede lid, van de Wet bibob wordt gesteld dat in een op grond van een advies van het Bureau genomen beschikking genoemde personen belanghebbende zijn als bedoeld in artikel 4:8 Awb zodat zij voorafgaand aan het nemen van het besluit in de gelegenheid moeten worden gesteld hun zienswijze in te dienen. Hiermee is beoogd mogelijk te maken dat in het besluit genoemde personen, ook indien zij bij dat besluit geen belanghebbende zijn als bedoel in artikel 1:2 van de Awb, hun standpunt kenbaar kunnen maken over op hen betrekking hebbende persoonsgegevens die in het besluit zijn opgenomen.
2. Nu verzoekster zich bij het bestreden besluit niet als belanghebbende kwalificeert in de zin van artikel 1:2 van de Awb, zal haar bezwaar tegen de geweigerde exploitatievergunning naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek zal om die reden dan ook worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van A. Kiewiet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 10 juli 2015.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.