Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
1.808,00(4,0 punten × tarief € 452,00)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de eigendom van een hengst, [paard 1], en de geldigheid van een conservatoir beslag dat door gedaagden was gelegd. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Wensing, heeft de rechtbank verzocht om het beslag op te heffen, stellende dat hij te goeder trouw de hengst had gekocht van [hengstenhouderij] op 5 mei 2010. Gedaagden, waaronder Internaphta N.V. en [gedaagde sub 2], hebben betwist dat eiser te goeder trouw was en hebben bewijs gepresenteerd om hun stelling te onderbouwen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verklaringen van gedaagden niet voldoende bewijs opleveren dat eiser niet te goeder trouw was ten tijde van de koop. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante juridische bepalingen, waaronder artikel 3:86 lid 1 BW, en heeft geconcludeerd dat de overdracht van de hengst aan eiser geldig is. Het conservatoire beslag dat door gedaagden was gelegd, is onverenigbaar met het eigendomsrecht van eiser, waardoor het beslag moet worden opgeheven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die eiser heeft geleden als gevolg van de beslaglegging.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat eiser niet voldoende had onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.191,92. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.