ECLI:NL:RBGEL:2015:4505

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
05/841079-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van een man voor bedreigingen en poging tot zware mishandeling met voorwaardelijke straf

Op 13 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Ermelo, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen, waaronder bedreigingen aan het adres van zijn kinderen, en een poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op 7 december 2014 zijn ex-vrouw en kinderen heeft bedreigd via een sms-bericht, waarin hij dreigde hen te doden. Daarnaast heeft hij op 1 januari 2015 zijn vriendin in Apeldoorn mishandeld door haar meerdere keren in het gezicht te slaan en te schoppen. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de feiten ernstig en intimiderend zijn, een gevangenisstraf niet in het belang van de man of zijn omgeving zou zijn. In plaats daarvan is een voorwaardelijke straf opgelegd, met een proeftijd van drie jaar, waarin de man geen contact mag hebben met zijn ex-vrouw en niet in haar straat mag komen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de man, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht voor de bedreigingen, maar volledig toerekeningsvatbaar voor de mishandeling. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 216 dagen voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding van €500,42 aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/841079-14
Datum uitspraak : 13 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats 1].
Raadsman: mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 maart 2015 en 29 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 december 2014 te Harderwijk (zijn ex-vrouw) [slachtoffer 1] en/of zijn/hun kinderen [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 1]) en/of [slachtoffer 3] (geb. [geboortedatum 2]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een SMS-bericht gestuurd naar (zijn tante) [getuige 1] met als tekst "ik wil dood, ik wil dood... morgen ga ik de keeltjes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] doorsnijden. En dat is jullie schuld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen tegen haar gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of, toen die [slachtoffer 4] op een bed lag, eenmaal of meermalen tegen haar gezicht en/of hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Apeldoorn [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die
[slachtoffer 4] eenmaal of meermalen tegen haar gezicht en/of hoofd te slaan en/of, toen die
[slachtoffer 4] op een bed lag, eenmaal of meermalen tegen haar gezicht en/of hoofd te schoppen en/of te trappen;
3.
hij op of omstreeks 5 februari 2015 te Almelo, [slachtoffer 5] (medewerker Reclassering) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, in een (slecht nieuws) gesprek met die [slachtoffer 5], waarin door die [slachtoffer 5] werd medegedeeld dat de Reclassering geen plan van aanpak zal maken ten behoeve van een eventuele schorsing, met een bedreigende gezichtsuitdrukking en/of lichaamstaal, schreeuwend, althans op woedende en/of driftige toon tegen, althans in de richting van die
[slachtoffer 5] gezegd - zakelijk weergegeven -, terwijl hij, verdachte die [slachtoffer 5] kwaad aankijkt,
- dat hij, verdachte het slecht vond dat die [slachtoffer 5] er niet voor had gezorgd dat hij, verdachte geplaatst werd in de Ontmoeting te Hummelo en/of
- dat hij, verdachte in 2003 is veroordeeld voor (poging) moord of doodslag en dat hij in zijn woede weer zo een delict gaat plegen, wanneer dingen niet gaan zoals hij, verdachte dat wil en/of dat hij dit zweert op het graf van zijn vader, waarbij hij, verdachte tussen zijn vingers door op de grond spuugt en/of
- " Je weet toch waarvoor ik veroordeeld ben", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende strekking of aard;
4.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 26 september 2014 t/m 10 december 2014 te Harderwijk, althans in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] een zgn. What App-bericht gestuurd met als tekst "...en als jij nog een keer over
mijn vader praat, schiet ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman opgemerkt dat het opzet van verdachte er niet op gericht is geweest dat zijn ex-partner van de inhoud van de sms op de hoogte zou raken. De raadsman heeft zich overigens gerefereerd.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van een poging tot zware mishandeling, omdat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel en bij verdachte ook geen opzet heeft bestaan op het toebrengen daarvan.
Verdachte zou moeten worden vrijgesproken van feit 3 omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Ook voor feit 4 zou vrijspraak moeten volgen omdat niet kan worden bewezen dat bij [slachtoffer 6] de redelijke vrees is ontstaan dat de bedreiging daadwerkelijk zou worden uitgevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1], de ex-vrouw van verdachte, woonachtig in [woonplaats 2], heeft mede namens haar kinderen, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 1]) en [slachtoffer 3] (geboren op
[geboortedatum 2]) aangifte gedaan van bedreiging. Daarbij heeft zij verklaard telefonisch van een tante van verdachte te hebben gehoord dat verdachte die tante had ge-sms’t dat hij de keeltjes van de kinderen wilde gaan doorsnijden. [slachtoffer 1] heeft verklaard hierbij een doodsbang gevoel te hebben gekregen. [2]
[getuige 1], de tante van verdachte, heeft verklaard sms’jes te hebben ontvangen van verdachte, onder andere een bericht waarin hij aangaf [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] de keeltjes door te snijden. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onderzoek gedaan naar de door verdachte naar zijn tante verzonden sms-berichten. Op 8 december 2014 heeft deze tante het volgende bericht van verdachte ontvangen: “Morgen ga ik de keeltjes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] door snijden. En dat is jullie schuld”. [4]
Verdachte heeft bekend de sms naar zijn tante te hebben verstuurd. [5]
De rechtbank overweegt dat, hoewel verdachte wellicht niet de rechtstreekse bedoeling heeft gehad dat zijn ex-vrouw (en de kinderen) op de hoogte zouden raken van de inhoud van de sms, hij wel de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard door de sms te versturen naar een familielid, met wie ook aangeefster contact had. [6] Daarnaast overweegt de rechtbank dat de bedreiging ook van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan, dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd. Naar het oordeel van de rechtbank is feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn op 1 januari 2015 naar aanleiding van een melding naar een hotel in Apeldoorn gegaan. Zij troffen daar een vrouw aan die vertelde dat zij tweemaal in het gezicht was geslagen en tweemaal in het gezicht was geschopt door haar vriend. De man die op verbalisanten af kwam lopen is door haar aangewezen als zijnde haar vriend. Hij, verdachte, is vervolgens aangehouden. [7]
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling en daarbij verklaard dat verdachte haar op 1 januari 2015 in Apeldoorn dusdanig heeft mishandeld dat zij een opgezette kaak, een opgezette kin en een opgezet jukbeen had. Aangeefster en verdachte verbleven in een hotelkamer toen er ruzie tussen hen ontstond. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar tweemaal met een vlakke hand in haar gezicht heeft geslagen, ter hoogte van haar linker slaap en jukbeen. Zij werd hierdoor duizelig en viel half op het bed. Zij zag vervolgens dat verdachte zijn linkerbeen uithaalde en aangeefster voelde dat zij werd geraakt in haar gezicht, ter hoogte van haar mond en kin. Daarna haalde verdachte nog een keer uit en trapte aangeefster weer in haar gezicht. Aangeefster had extreem veel pijn na die trappen.
Verbalisant [verbalisant 3] zag bij aangeefster een verdikking aan de linkerzijde van haar gezicht, ter hoogte van haar jukbeen en slaap, krassen en een verdikking ter hoogte van haar mond en kin en een opgezwollen en blauwe lip. [8]
De arts [deskundige] heeft op 1 januari 2015 het volgende letsel bij aangeefster geconstateerd: een zwelling aan de linker zijde van het hoofd en een zwelling van de kaak. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 januari 2015 in een hotel in Apeldoorn was, samen met aangeefster. Er ontstond een woordenwisseling. Verdachte heeft aangeefster twee keer met vlakke hand aan de linker zijde van het gezicht geslagen. Vervolgens heeft verdachte aangeefster op het bed geduwd. Verdachte wilde het mes dat hij bij aangeefster zag, wegtrappen, maar raakte met zijn linkervoet haar kin. [10]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster meermalen tegen het gezicht heeft geslagen en hij haar meermalen tegen het gezicht heeft geschopt. Hoewel de raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar moeten worden geacht, ziet de rechtbank niet tot welke conclusie dit zou moeten leiden, nu ook verdachte heeft verklaard aangeefster te hebben geslagen en haar bij het schoppen te hebben geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte ten minste voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan. Aangeefster is meerdere malen tegen haar gezicht geslagen en daarnaast geschopt tegen haar gezicht, terwijl ze (half) op bed lag. Dit laatste maakte dat aangeefster extra kwetsbaar was en zij het uitgeoefende geweld moeilijker kon afweren. De uiterlijke verschijningsvorm, te weten schoppen waarbij het gezicht werd geraakt, maakt dat verdachte de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel ten minste bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
[slachtoffer 5], reclasseringswerker, heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Verdachte zou – kort gezegd – tijdens een gesprek met aangeefster hebben geschreeuwd, driftig hebben gebaard, op de grond hebben gespuugd en hebben verwezen naar een eerder door hem gepleegd delict, te weten moord/doodslag.
Verdachte heeft dit feit ontkend.
De rechtbank overweegt dat er geen getuigen zijn van het gesprek tussen verdachte en aangeefster. De verklaring van [getuige 2] dat verdachte ná het gesprek boos en opgefokt was en met zijn hand tegen de deur sloeg, en welke verklaring de aangifte volgens de officier van justitie zou moeten ondersteunen, is voor de rechtbank onvoldoende grond om te komen tot bewezenverklaring. Het enkele feit dat verdachte na afloop van het gesprek wellicht op die manier heeft gereageerd, betekent niet zonder meer dat verdachte zich tijdens het gesprek heeft opgesteld zoals door aangeefster is verklaard. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte wordt vrijgesproken van feit 3.
Feit 4
[slachtoffer 6], woonachtig in [woonplaats 3], heeft aangifte gedaan van bedreiging en daarbij verklaard dat zij ergens in de perioden tussen eind september 2014 en haar aangifte op 10 december 2014 een bericht van verdachte heeft ontvangen met de tekst: “…En als jij nog een keer over mijn vader praat, schiet ik je dood”. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij zich de inhoud van het bericht niet meer kan herinneren, maar dat het niet netjes was. [12]
De rechtbank overweegt dat niet doorslaggevend is of [slachtoffer 6] zich wel of niet bedreigd heeft gevoeld, nu de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen, objectief gezien, wel een redelijke vrees kan opwekken. Het verweer dat daarop ziet, faalt aldus.
De rechtbank acht feit 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 primair en 4 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op ofomstreeks 07 december 2014 te Harderwijk
(zijn ex-vrouw) [slachtoffer 1] en/ofzijn
/hunkinderen [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 1]) en
/of[slachtoffer 3] (geb. [geboortedatum 2]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een SMS-bericht gestuurd naar
(zijn tante)[getuige 1] met als tekst "
ik wil dood, ik wil dood...morgen ga ik de keeltjes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] doorsnijden. En dat is jullie schuld"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
primair
hij op
of omstreeks01 januari 2015 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 4]
eenmaal ofmeermalen tegen haar gezicht
en/of hoofd heeft geslagen en
/of, toen die [slachtoffer 4] op een bed lag,
eenmaal ofmeermalen tegen haar gezicht
en/of hoofdheeft geschopt
en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een tijdstip in
of omstreeksde periode van 26 september 2014 t/m 10 december 2014 te Harderwijk
, althans in Nederland,[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] een zgn. WhatsApp-bericht gestuurd met als tekst "...en als jij nog een keer over
mijn vader praat, schiet ik je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
2 primair: poging tot zware mishandeling;
4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De raadsman heeft ten aanzien van feit 2, de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 4], een beroep gedaan op noodweer. Verdachte had al meerdere klappen van aangeefster gehad en was door haar naar de keel gevlogen. Aangeefster bedreigde hem bovendien met een mes.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is nodig dat aannemelijk wordt dat verdachte heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan omdat dat geboden was door de noodzakelijke verdediging van haar lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat dit handelen voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank stelt vast dat, nu alleen aangeefster en verdachte in de hotelkamer aanwezig zijn geweest en verdere objectieve informatie over het incident ontbreekt, niet aannemelijk is geworden dat aangeefster fysiek geweld heeft gebruikt in de richting van verdachte. Verder wijst de rechtbank erop dat uit het procesdossier niet blijkt dat er bij aangeefster of in de hotelkamer een mes is aangetroffen. De rechtbank concludeert dan ook dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog [psycholoog] heeft in het rapport van 1 maart 2015 aangegeven dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van een geagiteerde depressie. Ten aanzien van feit 1 moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, ten aanzien van feit 2 als volledig toerekeningsvatbaar.
Psychiater dr. [psychiater] heeft in het rapport van 25 maart 2015 geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een geagiteerde depressie, aanpassingsstoornis en middelmisbruik valt niet uit te sluiten. Daarnaast heeft verdachte een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, borderline en antisociale trekken (waarschijnlijk). Ten tijde van de tenlastegelegde feiten moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over, met dien verstande dat zij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en te bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de duur van een onvoorwaardelijk op te leggen straf te beperken tot de tijd die verdachte voorlopig gehecht is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met misdrijven tegen het leven gericht, gepleegd tegen zijn kinderen en een vriendin. De rechtbank overweegt dat verdachte niet goed met zijn emoties omgaat en hij dan op dergelijke, zeer bedreigende wijze, reageert. Daarnaast heeft verdachte ook fysiek geweld gebruikt.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren meerdere keren is veroordeeld, onder andere voor een vernieling. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en op de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Over de kans op recidive heeft psycholoog [psycholoog] in het rapport van 1 maart 2015 naar voren gebracht dat met name het gebrek aan probleembesef en het daarmee samenhangende gebrek aan motivatie voor behandeling en de neiging tot externaliseren van belang zijn. Hoewel een klinische behandeling het meest in de rede zou liggen, is verdachte hiervoor niet gemotiveerd. Rapporteur kan dan ook niet anders dan de rechtbank te adviseren de zaak volledig strafrechtelijk af te doen.
De kans op herhaling is door psychiater [psychiater] als hoog ingeschat bij het ontstaan van een voor hem bedreigende situatie. Een klinische opname zou wenselijk zijn, maar behandeling onder dwang heeft in het geval van verdachte geen zin en op dit moment toont verdachte zich niet begeleidbaar en behandelbaar. Daarom is het nu niet mogelijk hem behandeling of toezicht te bieden in een forensisch kader.
De reclassering heeft in het advies van 18 juni 2015 geadviseerd een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen en daarnaast de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met daarbij de directe uitvoerbaarheid.
Verdachte komt over als iemand die zich onmachtig voelt, met name omdat hij zijn kinderen al lang niet heeft gezien. Verdachte heeft het gevoel dat hem onrecht wordt aangedaan. Het ontbreekt hem aan voldoende sociale en copingvaardigheden om hiermee om te gaan. Verdachte uit zich dan geagiteerd, grensoverschrijdend en verstuurt intimiderende sms-berichten. Wanneer er niet aan de verwachtingen van verdachte wordt voldaan, vertoont hij grensoverschrijdend gedrag. Het lukt de reclassering niet om tot constructieve samenwerking met verdachte te komen, ook omdat verdachte zijn afspraken niet altijd nakomt. De reclassering meent dat een gedwongen kader eerder averechts zal werken.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 216 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. Rekening houdend met de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, betekent dit dat verdachte nu niet terug de cel in hoeft. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte ernstige en intimiderende feiten heeft gepleegd en hij grensoverschrijdend heeft gereageerd op situaties die hij emotioneel niet kon hanteren, meent zij ook dat een gevangenisstraf verdachte geen goed zal doen en op termijn ook averechtse effecten zal hebben op zijn omgeving. Daarom kiest de rechtbank voor oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel en een proeftijd van drie jaar. Daaraan worden, naast de algemene voorwaarden, een locatie- en contactverbod, zoals voorgesteld door de reclassering, verbonden. De rechtbank ziet niet de toegevoegde waarde van toepassing van artikel 38v Sr. Wel zal de rechtbank, omdat zij er ernstig rekening mee houdt dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, bepalen dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer 4] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,42, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel moet worden afgewezen. De vordering is te ingewikkeld voor behandeling in het strafproces en bovendien moet rekening worden gehouden met de eigen schuld van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen enkele reden de vordering niet in het strafproces mee te nemen. De vordering komt geheel voor toewijzing in aanmerking. Gelet op het grensoverschrijdend karakter van het handelen van verdachte acht de rechtbank het gevorderde bedrag alleszins redelijk. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van [slachtoffer 4]. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderd zeventig dagen);
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
216 (tweehonderd zestien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
  • de algemene voorwaarden dat verdachte zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • de bijzondere voorwaarde dat het verdachte wordt verboden direct of indirect contact op te nemen met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 3], wonende [adres 2] (contactverbod);
 de bijzondere voorwaarde dat het verdachte wordt verboden zich te bevinden in de straat: het Waterbergerhout te Harderwijk (locatieverbod);
 beveelt dat het
contactverbod en het locatieverbod dadelijk uitvoerbaarzijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van
feit 2tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van
€ 500,42 (vijfhonderd euro en tweeënveertig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer 4], een bedrag
te betalen van € 500,42 (vijfhonderd euro en tweeënveertig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
10 (tien) dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs terzake de feiten 1 en 4 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], brigadier van de politie Oost Nederland, NOG district Noord-West Veluwe, NOG team Harderwijk, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014211132, gesloten op 11 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. Het bewijs terzake feit 2 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5], brigadier van de politie Oost Nederland, NOG district Apeldoorn, NOG team Apeldoorn Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015000399-15 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina‘s 26-27
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina 29
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 22 en 25
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 34
6.Proces-verbaal van aangifte, pagina 27
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 28-29
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], pagina’s 18-20
9.Aanvraagformulier medische informatie, pagina 21
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 36-38
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6], pagina’s 40-41
12.Verklaring van verdachte ter zitting van 30 maart 2015