ECLI:NL:RBGEL:2015:4502

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
05/861054-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het opzetten en exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 10 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het opzetten en exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een schuur op zijn terrein beschikbaar had gesteld voor de hennepkwekerij, wat hem medeplichtig maakte aan de illegale activiteiten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,-, maar werd vrijgesproken van de beschuldigingen van medeplegen van het inrichten en exploiteren van de hennepkwekerij en de diefstal van stroom, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank baseerde haar beslissing op de verklaringen van de verdachte en zijn zoon, alsook op de bevindingen van de politie die de hennepkwekerij op 4 april 2013 aantroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking bij de hennepkwekerij, maar dat de verdachte wel wist dat de schuur door anderen werd gebruikt voor de teelt van hennep. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke gevolgen van dergelijke illegale activiteiten en legde een geldboete op als straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/861054-13
Datum uitspraak : 10 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1947] te [geboorteplaats], wonende te [adres 1], [woonplaats].
raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 20 maart 2015 en 26 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Na wijziging van de tenlastelegging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart
2013 tot en met 04 april 2013 te Voorst tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand/bijgebouw aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 394 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 394 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten
en/of delen daarvan);
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
een of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 04 april 2013 te Voorst
met elkaar, althans een van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben
gehad (in een pand/bijgebouw aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in
totaal) ongeveer 394 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid
van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 394 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten
en/of delen daarvan)
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks 7 maart 2013 tot en met 4 april 2013 te Voorst, in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan de
onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april
2012 tot en met 4 april 2013 te Voorst (in/uit een pand aan de [adres 2])
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een
hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer
(ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of
verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven-
en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 april
2012 tot en met 4 april 2013 te Voorst
met elkaar, althans een van hen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening, heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid
stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend
gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte,
waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de
elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten
de meter om, te maken),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks 1 april 2012 tot en met 4 april 2013 te Voorst, in elk geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand en/of bijgebouw voor de teelt/het
kweken van hennepplanten (en de diefstal van die stroom/elektriciteit) ter
beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Bij de politie is informatie binnengekomen dat er in een schuur, gelegen bij de woning [adres 1] te Voorst een hennepkwekerij zou zijn. Op 29 maart 2013 is een warmtemeting gedaan op de woning en de bijbehorende schuren. Verbalisanten zagen een duidelijke afwijking in het warmtebeeld bij een van de schuren achter de woning van perceel [adres 2]. Ze hoorden het geluid van ventilatoren zoemen. [2]
Op 4 april 2013 is in de betreffende schuur binnengetreden. Verbalisanten zagen dat de schuur was verdeeld in drie verschillende ruimtes. In twee ruimtes, door hen aangeduid als A en B, stonden planten die verbalisanten herkenden als hennepplanten. Ze roken de geur van hennep. In ruimte A stonden 188 planten en in ruimte B 206 planten. Alle planten in de ruimtes A en B hadden een gemiddelde hoogte van ongeveer 55 centimeter. In een ruimte door verbalisanten aangeduid als ruimte C troffen zij een grote waterbak, plantenvoeding en materialen voor de kwekerij aan. [3]
De in de ruimtes A en B aangetroffen stoffen zijn getest met de MMC Narcotic Identification Test. Uit de test waarbij gebruik is gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de planten kennelijk THC bevatte en dat het om hennep ging. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van de feiten 1 primair en 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak voor beide feiten bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij betoogd dat niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte heeft met zijn broer gesproken over een hennepkwekerij. Zijn broer woonde enige tijd bij verdachte en zijn vrouw in. Hij, verdachtes broer, kreeg daarbij de beschikking over de schuur en is later een hennepkwekerij begonnen. Van het ter beschikking stellen van de schuur door verdachte is geen sprake nu verdachtes broer niet onbekend was op de boerderij, hij niet overal toestemming voor hoefde te vragen en hij de schuur al ter beschikking had.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de diefstal van stroom niet voor verdachtes eigen gebruik was. Wat betreft de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte de schuur niet ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van het kweken van hennep. Verder ontbreekt volgens de raadsman het verband tussen de feitelijke gedraging, te weten het ter beschikking stellen van de schuur, en de ten laste gelegde diefstal van stroom.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Betwist wordt de betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij.
Verdachte heeft verklaard dat de schuur waarin de hennepkwekerij is aangetroffen van hem was. [5] Van wie de hennepkwekerij was, weet hij niet. Via zijn broer kwam hij in contact met mensen die een plantage wilden aanleggen. Met de mensen had hij niet zoveel afspraken. Als het goed zat, kreeg hij wat mee. Hij heeft wel eens gezien dat ze met plastic zakken uit de kwekerij kwamen. [6] Volgens verdachte is er een ander slot in de schuur gezet en had hij geen sleutel daarvan. Wie de kwekerij onderhield, weet hij niet. Hij heeft één keer geld gekregen. De aangetroffen planten zijn in maart of april 2013 neergezet. Het kan ook februari 2013 zijn geweest. Voor de inval op 4 april 2013 zag hij zijn broer en de twee andere personen iedere dag. [7]
De verklaring van verdachte vindt deels ondersteuning in de verklaring van zijn zoon. Deze heeft verklaard dat zijn vader in 2012 tegen hem is begonnen over het kweken van hennep. Dat was kort voordat zijn oom werd gepakt voor een hennepkwekerij. Op het einde van de lente, mei ongeveer, kwam zijn oom met een paar andere louche personen naar de boerderij. Zij wilden een hennepkwekerij beginnen op hun boerderij. Zijn vader heeft dat aan hem verteld en zijn vader zei dat hij het wel ging doen. [8]
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat sprake is van betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank echter het medeplegen van het opzetten dan wel exploiteren van de hennepkwekerij niet bewezen. Bewijsmiddelen dat verdachte de kwekerij heeft ingericht dan wel heeft onderhouden ontbreken. Ook bewijsmiddelen waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij het opzetten dan wel exploiteren van de hennepkwekerij ontbreken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Wèl acht de rechtbank het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen. Uit voornoemde bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte wist dat de personen met wie zijn broer hem in contact had gebracht, een hennepkwekerij in zijn schuur wilden beginnen. Hij heeft de schuur aan hen beschikbaar gesteld, heeft in dat verband geld gekregen en heeft zich aldus medeplichtig gemaakt aan het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij.
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd. Met betrekking tot het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat bewijsmiddelen dat verdachte betrokken is geweest bij het manipuleren van de elektriciteitsmeter ontbreken. Evenmin kan worden bewezen dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking bij de diefstal van stroom. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat de feitelijke gedraging die in de tenlastelegging is omschreven niet past in de delictsomschrijving. Het ter beschikkingstellen van de schuur is immers niet redengevend voor de medeplichtigheid aan diefstal van stroom. Reeds daarom dient verdachte van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
een of meeronbekend gebleven personen op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 04 april 2013 te Voorst met elkaar, althans een van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad(in een pand/bijgebouw aan de [adres 2]) een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 394 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 394 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan)
tot
en/of bijhet plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte in of omstreeks 7 maart 2013 tot en met 4 april 2013 te Voorst,
in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door aan de onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht de geldboete te matigen tot een bedrag van € 1.000,- à € 1.500,-. Gelet op het rapport van de reclassering heeft de raadsman verzocht geen vervangende hechtenis op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 mei 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 7 mei 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte anderen gelegenheid heeft gegeven een hennepkwekerij in te richten in een schuur op zijn terrein. In de schuur zijn in twee ruimtes in totaal 394 hennepplanten aangetroffen. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale (soft)drugscircuit, waarin snel grof geld wordt verdiend en waarin geweld en intimidatie aan de orde van de dag zijn. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en sociale overlast.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het betalen van een geldboete. De rechtbank acht een geldboete van € 2.000,- passend. Dit is lager dan de door de officier van justitie gevorderde geldboete, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank zal de vervangende hechtenis in afwijking van de Oriëntatiepunten van het LOVS bepalen op 10 dagen, nu uit het rapport van de reclassering kan worden afgeleid dat een langere hechtenis mogelijk te belastend zal zijn voor verdachte gelet op zijn psychische en lichamelijke situatie. De rechtbank gaat er vanuit dat het Openbaar Ministerie echter gebruik zal maken van de mogelijkheid om de reeds (conservatoir) in beslag genomen goederen uit te winnen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 48 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,- per dag.
Dit vonnis is gegeven door mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2015.
Mr. Post is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0630‑2013040369, gesloten op 12 augustus 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 13-15
4.Proces-verbaal Opiumwet, p. 61
5.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 26 juni 2015
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 98, 101
7.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 26 juni 2015
8.Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [medeverdachte], p. 118