ECLI:NL:RBGEL:2015:4422

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
05/720227-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op supermarkt met medeplegen

Op 7 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte 1], die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt in Winterswijk op 12 september 2014. De verdachte is terzake het medeplegen van de overval veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de overval had gepland en uitgevoerd, waarbij zij de kassamedewerker en een klant met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden van de overval. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en zijn bereidheid om mee te werken aan reclasseringstoezicht. De vordering van de benadeelde partij, de supermarkt, voor schadevergoeding van € 12.161,82 werd gedeeltelijk toegewezen, met een verplichting voor de verdachte om € 12.000,- te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat van een bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720227-14
Datum uitspraak : 7 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sri Lanka)
z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
thans verblijvende in PI Arnhem – De Berg, Arnhem Noord.
raadsman : J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 januari 2015, 7 april 2015 en 23 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2014 te Winterswijk tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een zogenaamde sealbag, inhoudende ongeveer
12.270 Euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld
- tegen [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en/of
- tegen [slachtoffer 2] (klant) en/of
- tegen [medeverdachte] (zijn, verdachtes, mededader),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en)
dat hij, verdachte
- met een bivakmuts over het gezicht en/of met een vuurwapen, althans met een
daarop gelijkend voorwerp (via de uitgangszijde) de winkel van [supermarkt]
(gevestigd in perceel [adres] heeft betreden en/of
- ( meermalen) dat wapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden en/of (daarbij)
- meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geroepen/gezegd :
" Staan blijven" , althans woorden van gelijke aard of strekking heeft
toegevoegd , en/of
- naar het kantoorgedeelte van die winkel is gerend/gelopen en/of
(meermalen) met kracht (met dat wapen/voorwerp) op de deur heeft geslagen
en/of
- ( nadat die deur werd geopend) die deur (verder) heeft open getrokken en/of
dat kantoor heeft betreden en/of
- aldaar die [medeverdachte] (zijn, verdachtes, mededader) tegen het lichaam heeft
geduwd en/of geraakt en/of deze met dat wapen/voorwerp op het hoofd heeft
geslagen/geraakt (waarna deze is gaan liggen) ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 september 2014 te Winterswijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
met een bivakmuts over het gezicht en/of met een vuurwapen, althans met een
daarop gelijkend voorwerp een winkel van [supermarkt] ( gevestigd in perceel Misterweg
23) betreden en/of vervolgens (meermalen) dat wapen/voorwerp op die [slachtoffer 1]
(kassa-medewerker) en/of die [slachtoffer 2] (klant) heeft gericht en/of gericht
heeft gehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft – kort samengevat – ten aanzien van de tenlastegelegde feiten betoogd dat deze feiten op grond van de ter terechtzitting getoonde beelden en de eigen verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie en bevestigd ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De raadsman heeft wel verzocht verdachte vrij te spreken van het laatste gedachtestreepje zoals dat onder 1 ten laste is gelegd nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat door verdachte daadwerkelijk geweld is gebruikt ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte]. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat sprake is van eendaadse samenloop nu het bewezenverklaarde onder twee verschillende strafbepalingen valt.
Beoordeling door de rechtbank
T.a.v. feiten 1 en 2:
Aangezien verdachte de onder dit parketnummer onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte heeft zowel bij de politie [2] , als ter terechtzitting [3] ten aanzien van de hem verweten feiten bekennende verklaringen afgelegd. Daarnaast zijn ten aanzien van het bewijs voorhanden de aangifte van [getuige 1], namens [supermarkt] [4] , de aangifte van [slachtoffer 1], werkzaam bij [supermarkt] [5] , de aangifte van [slachtoffer 2] [6] , de getuigenverklaring van [getuige 2] [7] en het proces-verbaal uitkijken camerabeelden [8] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de verdediging dat uit het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld naar aanleiding van het uitkijken van de camerabeelden door verbalisant Geerts-Korevaar, blijkt dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] een duw heeft gegeven waardoor deze is gevallen. [9] De rechtbank overweegt dat het niet ter zake doet of dit gebruikte geweld onderdeel is van een tevoren afgesproken plan. Objectief moet naar aanleiding van het dossier geconstateerd worden dat er sprake was van de aanwending van een fysieke kracht gericht tegen medeverdachte [medeverdachte].
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de diefstal met geweld tezamen en in vereniging heeft gepleegd met medeverdachte [medeverdachte] en dat er aldus sprake is van medeplegen. De rechtbank overweegt daarbij dat vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], gericht op de totstandkoming van het bewezenverklaarde, dat er sprake is van medeplegen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er is sprake van samenwerking en een onderlinge taakverdeling tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte heeft van te voren met [medeverdachte] de overval gepland en in scene gezet, heeft met [medeverdachte] het (nep)wapen gekocht en [verdachte 1] heeft van [medeverdachte] een bivakmuts gekregen. Ook hebben zij samen de vluchtroute – via Duitsland – besproken en hebben zij onderling afgesproken dat ieder de helft van de buit zou krijgen. Verdachte en [medeverdachte] hebben bovendien de tijd op de computer bij de [supermarkt] gelijk gezet met de tijdsaanduiding op de mobiele telefoon van [verdachte 1] en met de klok in zijn auto. Daarnaast zijn er onderling afspraken gemaakt over het verloop van de overval. [verdachte 1] zou 1 minuut voor 21.00 uur binnen komen lopen, omdat volgens informatie van [medeverdachte] om 21.00 uur het geld in de waterkluis zou gaan die naderhand alleen door Brinks geopend zou kunnen worden. [medeverdachte] zou ervoor zorgen dat de schuifdeuren zo gesteld zouden zijn dat verdachte via de uitgangzijde naar binnen zou kunnen lopen en [medeverdachte] zou ervoor zorgen dat er (bijna) geen klanten in de winkel zouden zijn en dat het personeel niet voorin de winkel zou zijn. Voorts is afgesproken dat [medeverdachte] dan “per ongeluk” op dat moment de deur van het kantoor open zou doen en zou doen alsof hij een klap had gekregen door achterover te vallen. [medeverdachte] zou er vervolgens voor zorgen dat de sealbag met de dagopbrengst klaar zou staan zodat [verdachte 1] deze snel mee zou kunnen nemen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een overval bij de [supermarkt] in Winterswijk.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 12 september 2014 te Winterswijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zogenaamde sealbag, inhoudende een geldbedrag toebehorende aan [supermarkt], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
- tegen [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en
- tegen [slachtoffer 2] (klant) en
- tegen [medeverdachte] (zijn, verdachtes, mededader),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat hij, verdachte
- met een bivakmuts over het gezicht en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, via de
uitgangszijde de winkel van [supermarkt] (gevestigd in perceel [adres] heeft betreden en
- dat voorwerp op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
daarbij
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft geroepen/gezegd : " Staan blijven", en
- naar het kantoorgedeelte van die winkel is gerend en
- nadat die deur werd geopend dat kantoor heeft betreden en
- aldaar die [medeverdachte] (zijn, verdachtes mededader) tegen het lichaam heeft geduwd.
2.
hij op 12 september 2014 te Winterswijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een bivakmuts over het gezicht en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een winkel van [supermarkt] (gevestigd in perceel [adres] betreden en vervolgens meermalen dat voorwerp op die [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en die [slachtoffer 2] (klant) gericht en gericht gehouden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in eendaadse samenloop met
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met daarbij de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringstoezicht, meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet voldoende rekening heeft gehouden met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop. Bovendien moet er naar mening van de raadsman rekening worden gehouden met het feit dat er meer strafverminderende, dan strafverzwarende punten aanwezig zijn zoals het gegeven dat verdachte een first offender is, dat verdachte min of meer is “misbruikt” door [medeverdachte] en het feit dat hij zichzelf heeft aangegeven, enerzijds uit angst voor aanhouding, maar grotendeels uit wroeging. Verdachte heeft, anders dan de medeverdachte [medeverdachte], direct een volledige bekentenis afgelegd en heeft van meet af aan meegewerkt aan het onderzoek, aldus de raadsman. Ook zou rekening moeten worden gehouden met het feit dat verdachte al die tijd in een huis van bewaring heeft verbleven hetgeen een beperkter regime heeft dan een gevangenis. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte inmiddels onder behandeling staat bij een GZ-psycholoog en dat hij ook bereid is mee te werken aan reclasseringstoezicht. Al met al is de raadsman van mening dat als straf passend zou zijn een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 juni 2015;
- een rapport van de reclassering van 2 januari 2015.
Verdachte is net voor sluitingstijd gemaskerd met een bivakmuts en bewapend
met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de [supermarkt] binnen gegaan om een overval te
plegen. Verdachte heeft bij de kassa de kassamedewerker en een klant bedreigd met dit
nepvuurwapen en is vervolgens doorgerend naar het kantoor van de bedrijfsleider, te weten
medeverdachte [medeverdachte]. Op het moment dat [medeverdachte] de deur opendeed heeft verdachte
hem omver geduwd, heeft de sealbag die op tafel lag gepakt en is weer richting uitgang gerend.
Toen verdachte langs de kassa’s kwam heeft hij wederom het nepwapen op de
kassamedewerker en de klanten gericht en gericht gehouden. Verdachte heeft de overval met [medeverdachte], assistent filliaalmanager van de [supermarkt], gepland en in scene gezet.
Een overval is een ernstig feit, dat door het bedreigende karakter ervan grote psychische gevolgen voor de slachtoffers kan hebben, waardoor deze zich nog lange tijd onveilig kunnen voelen. Soortgelijke onveiligheidsgevoelens ontstaan bovendien in de samenleving in het algemeen als gevolg van dergelijke gewelddadige berovingen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat meegewogen dat uit het strafblad van verdachte [10] is gebleken dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts meegewogen dat verdachte van meet af aan heeft meegewerkt aan het onderzoek en blijk heeft gegeven van spijt ten aanzien van zijn handelen tegenover de slachtoffers.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering van 2 januari 2015, waarin wordt geadviseerd aan de verdachte een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf in het kader van elektronische controle (GPS) op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de reclassering, de meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en de oplegging van zowel een locatieverbod als –gebod. De reclassering heeft geconcludeerd dat geen sprake lijkt te zijn van een delictpatroon. Het huidige delict lijkt te zijn gepleegd vanuit een onvermogen om zichzelf adequaat staande te houden, waarbij het verlies van huisvesting de laatste druppel is geweest. Betrokkene heeft geen huisvesting, geen werk en geen inkomen. Daarnaast is er sprake van een beperkt sociaal netwerk, problemen in emotioneel welzijn (o.a. hechtingsproblematiek en rouwverwerking) en gedrag (o.a. impulsiviteit en onvoldoende copingsvaardigheden) en een geschiedenis van vroegere drugsverslaving. Gezien bovenstaande lijkt de inzet van een meldplicht en een behandeling noodzakelijk. Hoewel uit het profiel een hoge score op recidive naar voren komt, is het goed mogelijk dat de kans op recidive door het volgen van behandeling kleiner wordt.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten. Daarbij dient opgemerkt dat ook de oriëntatiepunten beïnvloed worden door zaken als dat het feit in vereniging is gepleegd en welk geweld er wordt toegepast.
Alles in aanmerking nemend kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en is zij van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hierbij aanleiding, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De proeftijd zal worden gesteld op 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf worden na te melden bijzondere voorwaarden gekoppeld. In het opleggen van een locatieverbod dan wel –gebod ziet de rechtbank geen meerwaarde.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij X namens [supermarkt] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.161,82.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 12.161,82 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen moet worden omdat deze onvoldoende deugdelijk is onderbouwd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de vordering verschillende bedragen worden vermeld en dat onduidelijk is welk bedrag wordt gevorderd. Bovendien, zo stelt de raadsman, is niet toegelicht wat door de verzekering is gedekt, terwijl nergens is gesteld dat de schade niet door de verzekering is gedekt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 12.000,-. Gelet op de geldende procedure met betrekking tot het afromen van de kassa’s, zoals deze uit het dossier blijkt, is het uiterst onaannemelijk dat er muntgeld in de sealbag zat op het moment dat deze weggenomen werd. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat de tellermeet rond de € 12.000,- aangaf voordat de sealbag werd weggenomen door [verdachte 1]. Voor wat betreft de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding, zal de rechtbank aansluiten bij de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] hieromtrent. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte – met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook verdachte daardoor tegenover de betreffende benadeelde partij zal zijn gekweten – tegen kwijting aan de betreffende benadeelde te betalen de som van € 12.000,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 24c, 36f, 55, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 bepaalt, dat
een gedeeltevan de gevangenisstraf, te weten
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van drie jaren de navolgende
algemene dan wel bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemenevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, voor
zover en zolang als dat door de Reclassering noodzakelijk wordt geacht;
 legt als
bijzonderevoorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich bij het vrijkomen uit de detentie moet melden bij de Reclassering Den Haag locatie Leiden. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich laat behandelen bij de forensische polikliniek de Waag te Leiden of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 geeft de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij
[supermarkt], vertegenwoordigd door X, van een bedrag van
€ 12.000,00(twaalf duizend euro) en met betaling van de kosten van het geding en de
tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijdt;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [supermarkt] voornoemd, een bedrag
te betalen van € 12.000,00(twaalf duizend) euro, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 95 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. C.H.M. Pastoors, (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van E. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2015.
Mr. D.E. Schaap is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720227-14
Uitspraak d.d. 7 juli 2015
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De gedetineerde verdachte,
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Sri Lanka),
z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
thans verblijvende in PI Arnhem – De Berg, Arnhem Noord,
is
nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Ter zitting heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij
nietaanwezig wenst te zijn bij de uitspraak.
De raadsman mr. J.M. Keizer is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost
2.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pag. 94 en 99-102 en 104-109 en 123-132, 134-145 en Proces-verbaal van bevindingen, pag. 466.
3.Proces-verbaal terechtzitting 7 april 2015 en 23 juni 2015
4.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 1], namens [supermarkt] , pag. 245 en 247
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 527-530
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 531-533
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 352 en 354-356
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant Geerts-Korevaar, pag. 261 - 262
9.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant Geerts-Korevaar, pag. 261 - 262
10.Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juni 2015