ECLI:NL:RBGEL:2015:4419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
05/881178-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval op supermarkt door assistent filiaalmanager

Op 7 juli 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een assistent filiaalmanager van een supermarkt, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval. De verdachte, die op 12 september 2014 in Winterswijk werkzaam was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de overval, die was gepland in samenwerking met een medeverdachte. De medeverdachte had een nepwapen gebruikt en de verdachte had ervoor gezorgd dat de deur van het kantoor open was, waardoor de overvaller gemakkelijk toegang kreeg tot de sealbag met geld. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte had het vertrouwen van zijn werkgever en klanten beschaamd door zijn rol in de overval. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke daden in de samenleving teweegbrengen. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig in vergelijking met die van de medeverdachte, die gedetailleerd over de samenwerking en de planning van de overval had verklaard. De rechtbank legde de verdachte een hogere straf op dan de officier van justitie had geëist, vanwege de ernst van het delict en de rol van de verdachte als assistent filiaalmanager.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881178-14
Datum uitspraak : 7 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in HvB [adres 1].
raadsman : A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 januari 2015, 7 april 2015 en van 23 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2014 te Winterswijk tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een zogenaamde sealbag, inhoudende ongeveer
12.270 Euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld
- tegen [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en/of
- tegen [slachtoffer 2] (klant) en/of
- tegen hem, verdachte,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en)
dat zijn mededader
- met een bivakmuts over het gezicht en/of met een vuurwapen, althans met een
daarop gelijkend voorwerp (via de uitgangszijde) de winkel van [supermarkt]
(gevestigd in perceel [adres 2]) heeft betreden en/of
- ( meermalen) dat wapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden en/of (daarbij)
- meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geroepen/gezegd :
" Staan blijven" , althans woorden van gelijke aard of strekking heeft
toegevoegd , en/of
- naar het kantoorgedeelte van die winkel is gerend/gelopen en/of
(meermalen) met kracht (met dat wapen/voorwerp) op de deur heeft geslagen
en/of
- ( nadat die deur door hem, verdachte, werd geopend) die deur (verder) heeft
open getrokken en/of dat kantoor heeft betreden en/of
- aldaar hem, verdachte, tegen het lichaam heeft geduwd en/of geraakt en/of
met dat wapen/voorwerp op het hoofd heeft geslagen/geraakt (waarna
verdachte is gaan/blijven liggen);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] op of omstreeks 12 september 2014 te Winterswijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
zogenaamde sealbag, inhoudende ongeveer 12.270 Euro, althans een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en/of
tegen [slachtoffer 2] (klant) en/of
tegen hem, verdachte,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en)
dat die [medeverdachte]
- met een bivakmuts over het gezicht en/of met een vuurwapen, althans met een
daarop gelijkend voorwerp (via de uitgangszijde) de winkel van [supermarkt]
(gevestigd in perceel [adres 2]) heeft betreden en/of
- ( meermalen) dat wapen/voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden en/of (daarbij)
- meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geroepen/gezegd :
" Staan blijven" , althans woorden van gelijke aard of strekking heeft
toegevoegd , en/of
- naar het kantoorgedeelte van die winkel is gerend/gelopen en/of
(meermalen) met kracht (met dat wapen/voorwerp) op de deur heeft geslagen
en/of
- ( nadat die deur door hem, verdachte, werd geopend) die deur (verder) heeft
open getrokken en/of dat kantoor heeft betreden en/of
- aldaar hem, verdachte, tegen het lichaam heeft geduwd en/of geraakt en/of
deze met dat wapen/voorwerp op het hoofd heeft geslagen/geraakt (waarna
verdachte is gaan/blijven liggen)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 12 september 2014 te Winterswijk opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk (in strijd met het geldende procol/calamiteitenplan)
voornoemde deur te openen en/of voornoemde sealbag op een bureau te leggen,
dan wel te laten liggen,
althans opzettelijk een of meer van de/het in die [supermarkt] geldende protocol(len)
/calamiteitenplan(nen) afwijkende handeling(en) te verrichten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. In het door haar ter zitting overgelegde en voorgedragen schriftelijke requisitoir heeft zij de door haar gebezigde bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn pleitnotities.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
De aangifte van [getuige 1], namens [supermarkt], onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven – dat op 12 september 2014 omstreeks 21.00 uur bij de vestiging van de [supermarkt] gelegen aan de [adres 2] te Winterswijk de dagomzet is weggenomen. [2] [getuige 1] heeft verder verklaard dat een persoon met een vuurwapen in zijn hand de winkel is binnen gerend, dat deze persoon vervolgens naar het kantoor is gerend, dat deze persoon aldaar de dagomzet van het bureau in het kantoor heeft gepakt en dat deze persoon vervolgens de winkel uit is gerend. [3]
De aangifte van [slachtoffer 1], onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven – dat hij bij de [supermarkt] gevestigd aan de [adres 2] te Winterswijk werkt. Collega [collega] is die avond rond 20.40 uur naar het kantoor gegaan om samen met [verdachte] (zijnde verdachte) zijn kassalade te tellen. [slachtoffer 1] had zelf kassadienst en zat bij kassa 3. Op een gegeven moment hoorde [slachtoffer 1] iemand hardlopend zijn kant op komen. [slachtoffer 1] keek achterom en zag in een fractie van een seconde een in het zwart geklede man met in zijn rechterhand een pistool. Hij zag dat de man de loop van zijn pistool op zijn hoofd richtte en hij hoorde dat de man zei:” Blijf staan.” [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de man direct doorliep richting kantoordeur. Op dat zelfde moment deed [verdachte] de deur van het kantoor open. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat de overvaller zijn pas versnelde en de deur van het kantoor binnenstormde. Hij hoorde een stotend geluid gevolgd door een kreun van [verdachte]. Het volgende moment zag [slachtoffer 1] dat de overvaller weer uit het kantoor kwam rennen met in zijn hand een geldzak. Hij zag dat de overvaller het wapen nu in zijn linkerhand had, dat hij dit weer op hem en de klanten richtte en dat hij wegrende richting de uitgang. [4]
Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de overval goed gepland leek. Het verliep voor de overvaller bijna perfect, aldus [slachtoffer 1] Het was net of hij precies wist hoe en wat en wanneer er wat ging gebeuren. Het leek wel of de overvaller wist dat er op dat moment geld geteld werd en dat [verdachte] de deur open had. De overvaller had geen tas bij zich. Het wapen en het commando kwamen voor [slachtoffer 1] dusdanig dreigend over dat hij er angstig van werd. [5]
De aangifte van [slachtoffer 2], onder meer inhoudende – zakelijk weergegeven – dat hij die avond van 12 september 2014 bij de [supermarkt] in Winterswijk boodschappen aan het doen was. Op het moment dat de man voor hem in de rij bij kassa 3 zijn boodschappen aan het inpakken was, zag [slachtoffer 2] een persoon snel de winkel in komen lopen met in zijn rechterhand een vuurwapen. [slachtoffer 2] zag dat de man in zijn richting liep en hoorde dat hij riep: “Staan blijven, staan blijven” en dat hij daarbij het wapen op hem en onder andere de jongen achter de kassa richtte. De man riep dit hard en in goed Nederlands. Hij zag vervolgens dat de man in een streep langs hen heen liep in de richting van een blauwe deur. Toen de deur openging, is de man naar binnen gelopen. [slachtoffer 2] hoorde vervolgens een hoop lawaai. Na ongeveer 10 seconden kwam de overvaller weer naar buiten lopen met in zijn hand een witte zak lijkende op een sealbag. Daarna is de man de winkel uitgerend. [6]
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat het heel snel ging. “Ik vond het gewoon heel raar dat de man binnen kwam lopen en direct naar de blauwe deur liep. De man vroeg niets en stopte ook niet. Er waren niet veel mensen in de winkel, maar de man liep zo vol met vertrouwen snel door naar die deur. Ik vind dat gek”. [7]
De getuige [getuige 2], verklaarde – zakelijk weergegeven – dat hij die avond op 12 september 2014, werkzaam was bij de [supermarkt] gelegen aan de [adres 2] in Winterswijk. [getuige 2] was die avond omstreeks 20.55 uur aan het werk in het kantoor in de winkel. Hij was hier samen met de assistent-filiaalmanager [verdachte] (zijnde verdachte) de kassa’s aan het opmaken. Ze waren met zijn tweeën in het kantoor toen [verdachte] de deur van het kantoor open deed. Toen [verdachte] de deur open deed, zag hij dat deze deur ineens heel hard opengeduwd werd. Hij zag er dat een zwart pistool het kantoor werd ingestoken. Vervolgens zag hij dat [verdachte] op de grond viel. [getuige 2] zag vervolgens dat de man snel naar het bureau liep, dat hij de sealbag die op het bureau lag pakte en dat hij vervolgens snel het kantoor verliet. De overvaller heeft in het kantoortje helemaal niets gezegd. [getuige 2] heeft de overvaller niet nagekeken, omdat hij van [verdachte] moest gaan liggen. [8]
In een proces-verbaal van bevindingen staat onder meer – zakelijk weergegeven – beschreven dat rayonmanager [getuige 1] aan verbalisant heeft verklaard dat hij het handelen van [verdachte] wat vreemd vond. [getuige 1] heeft op de camerabeelden gezien dat de procedure van het afromen en tellen van de kassa’s afwijkend is van de algemeen geldende procedure. Het is vreemd en afwijkend van de procedure dat [verdachte] alle biljetten al in de sealbag heeft gedaan terwijl de laatste kassa nog moest worden afgeroomd. Gebruikelijk is dat alle biljetten pas vanuit de dagomzetbak in de sealbag worden gedaan. [getuige 1] vindt het ook vreemd dat de sealbag op de rand van het bureau werd neergezet door [verdachte], omdat dit eigenlijk de plek is waar de volgende en tevens de laatste kassalade van de laatste kassamedewerker moet komen te staan. [getuige 1] vindt het tevens opvallend dat de overvaller geen tas of rugzak bij zich had en dat de overvaller direct naar de sealbag op het bureau heeft gegrepen en niet bijvoorbeeld naar de kluis is gegaan die recht tegenover hem bij binnenkomst in het kantoor stond. [9]
Door de verbalisant is een proces-verbaal van bevindingen [10] betreffende het uitkijken van de camerabeelden gemaakt. In dit proces-verbaal wordt onder andere gerelateerd dat op de beelden te zien is dat voorafgaand aan het moment van de overval [verdachte] en een kassier (zijnde [getuige 2]) in het kantoor bezig zijn geld uit de kassalade van deze [getuige 2] af te romen. Tevens is te zien dat [getuige 2] op een gegeven moment zijn bak met muntgeld laat vallen en dat hij op zijn hurken gaat zitten om het geld op te rapen. Al die tijd dat [getuige 2] aan het oprapen is, is te zien dat [verdachte] bij het bureau staat en is te zien dat hij daar eigenlijk niets aan het doen is. [verdachte] kijkt daarbij wel verschillende keren door het raam het kantoor uit. Op enig moment is te zien dat [verdachte] zijn hand in de sealbag heeft gestopt, dat hij een stapeltje briefgeld eruit heeft gepakt en het daarna weer terug stopt in de sealbag. Om 20:58:11 uur is te zien dat [verdachte] door het raam de winkel in heeft gekeken. Vervolgens is te zien dat [verdachte] om 20:58:15 naar de deur van het kantoor is gelopen en dat hij om 20:58:17 de deur van het kantoor heeft geopend zonder eerst door het kijkgaatje te kijken. Op het moment dat [verdachte] dat heeft gedaan, is te zien dat de overvaller het kantoor binnen is gestormd waarbij hij [verdachte] aan de kant heeft geduwd, de sealbag van het bureau heeft gepakt en weer is weggerend. Op de camera van de in- en uitgang is te zien dat de overvaller om 20:58:11 uur via de uitgang de supermarkt inrende en dat [verdachte] op dit zelfde tijdstip vanuit het kantoor door het raam de winkel inkeek. [11]
Op de camera die gericht is op de kassa’s, is te zien dat de overvaller om 20:58:17 voorbij de kassa van de laatste kassamedewerker is gelopen richting het kantoor. Op dit zelfde moment heeft [verdachte] deze deur geopend, waarna de overvaller het kantoor binnen is gestormd. Ook is te zien dat, nadat [verdachte] een duw kreeg waarbij hij kwam te vallen, hij ongeveer een minuut stil bleef liggen op de grond. Pas toen er een andere medewerker kennelijk op de deur van het kantoor klopte, stond [verdachte] op en opende de deur van het kantoor, waarbij hij nu wel eerst door het kijkgaatje in de deur heeft gekeken. [verdachte] heeft vervolgens niet op de overvalknop die naast de deur zit gedrukt, maar is het kantoor uit gelopen. Om 21:01:02 uur is [verdachte] het kantoor weer binnen gekomen en heeft hij op de overvalknop gedrukt. [12]
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie [13] onder meer verklaard – zakelijk weergegeven – dat hij samen met [verdachte] de overval in de [supermarkt] in Winterswijk heeft gepland en op 12 september 2014 ten uitvoer heeft gebracht.
[medeverdachte] heeft zichzelf op 29 september 2014 aangegeven bij het politiebureau in Leiden-Zuid en verklaard dat hij een overval op de [supermarkt], naar bleek in Winterswijk, had gepleegd. [14] [medeverdachte] is vervolgens diezelfde dag door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] overgebracht naar het politiebureau in Ede. Onderweg heeft [medeverdachte] uit eigen beweging verteld dat hij de overval niet alleen heeft gepleegd, maar dat hij hulp kreeg van de bedrijfsleider. De bedrijfsleider zou volgens [medeverdachte] het geld sowieso gegeven hebben. De afspraak was dat de bedrijfsleider de deur zou openen en dat er geen mensen meer in de winkel aanwezig zouden zijn. Toen [medeverdachte] voor de deur had gestaan met het imitatiewapen en de bivakmuts op had hij even moeten schakelen, omdat de deur niet geopend was zoals afgesproken en er mensen in de winkel stonden. De deur werd vervolgens geopend door de bedrijfsleider en daarna is [medeverdachte] naar binnen gegaan. [15]
[medeverdachte] heeft op de terechtzitting van 7 april 2015 het volgende over de overval verklaard:
“ U vraagt mij hoe ik er dan toe ben gekomen om een overval te plegen. Ik zat met [verdachte] in de auto, nadat ik een maand in een vakantiehuis had gezeten zonder gas, water, licht en geld, en toen zei [verdachte] dat wij een overval in scene konden zetten. Hij was serieus. Het valt niet goed te praten, maar ik dacht dat het vrij makkelijk zou zijn.
De overval heeft een week daarna plaatsgevonden. Als wij een week ervoor op woensdag 10 september 2014 in Duitsland dat nepwapen hebben gehaald, zal ik de week ervoor – rond
1 september 2014 – met hem daarover gesproken hebben. [verdachte] zei dat hij ervoor zou zorgen dat er geen klanten in de winkel zouden zijn en het personeel niet voorin de winkel zou zijn. Ik zou in principe alleen zijn als ik naar binnen zou lopen. Hij zou de deur open doen en een sealbag klaar zetten. In grote lijnen is het ook verlopen zoals we hebben besproken, alleen zat er iemand achter de kassa en was er een klant in de winkel. [verdachte] had een computerscherm in zijn kantoor, daar waar hij de administratie doet, en hij heeft de tijd op die computer gelijk gezet met de tijdsaanduiding op mijn mobiele telefoon en die had ik gelijk gezet met de klok in de auto. Ik zou een minuut voor 21:00 uur binnen komen lopen.
De woensdag ervoor, dat zou dan 10 september zijn, is het imitatiepistool gekocht voor 89 euro. [verdachte] heeft in eerste instantie op het internet gezocht. Toen zijn wij op woensdag in Bocholt geweest. De zaak waarvoor we kwamen was dicht, was gesloten op woensdag. Iets verderop zit een dorp, “Kleef” heet het geloof ik. Daar hebben we toen het imitatiepistool gehaald. Dat was van zijn geld. Ik had geen geld. Ik was afhankelijk van [verdachte].”
“U vraagt mij waarom ik nu over betrokkenheid van [verdachte] verklaar, terwijl ik daarover niet heb verklaard bij de politie. Ik heb in het begin wel gezegd dat [verdachte] er meer mee te maken heeft. (…)”
“Hij is na de overval ook in [woonplaats 1] geweest en heeft tegen mensen gezegd dat ik de overval heb gepleegd. Ik wilde mijzelf al aangeven bij de politie, maar toen kwam daarbij dat [verdachte] mij heeft gezocht in mijn woonplaats en dat hij bij familie en vrienden is geweest. Ik voelde me geïntimideerd. Dat hij in [woonplaats 1] naar mij op zoek is geweest, heb ik later van onder meer mijn broer vernomen. [verdachte] heeft ook gepind in [woonplaats 1], en is naderhand naar mijn oude werkgever in Wassenaar gegaan. U houdt mij voor dat [verdachte] daarover heeft verklaard dat ik nog sleutels zou hebben en dat hij nog geld tegoed had van de huur. Ik kan u zeggen dat het een huis betrof waar een wietplantage had gestaan. Er was niet eens stroom. Een week daarvoor wilde [verdachte] ineens een vergoeding van mij voor het verblijf in die vakantiewoning, maar ik had geen geld. Hij kwam toen met het idee om de [supermarkt] te overvallen of die overval in scene te zetten eigenlijk.”
“U zegt mij dat de persoon achter de kassa heeft verklaard dat ik mijn wapen op hem heb gericht en u vraagt of dit klopt. Ik kwam door de schuifdeuren. Die deuren zouden open zijn en dat had [verdachte] dan wel weer geregeld. Ik zag daar twee personen staan en daar schrok ik van. Vanaf een afstandje heb ik toen gezegd: “Staan blijven.” Ik heb inderdaad richting deze mensen gewezen met het pistool. Vervolgens ben ik doorgelopen.
Als je de camerabeelden bekijkt, zie je ook dat ik door wil lopen en dan opzij kijk. Ik was verbaasd, ben een moment bevroren. Ik sta er een fractie van een seconde en dan loop ik door. De afspraak was dat de deur open zou staan en dat was niet het geval, en er waren ook ineens mensen daar, dus ik keek daar raar van op. Toen de deur openging, heb ik een sealbag gepakt en ben weggegaan.”
“ [verdachte] zou de helft van de buit krijgen, dat eiste hij in ieder geval. Alleen [verdachte] en ik waren bij de overval betrokken, verder niemand.”
“U zegt mij dat ik eerder niet het achterste van mijn tong wilde laten zien. Ik wist niet wat de gevolgen konden zijn. [verdachte] heeft mijn gegevens nog. Hij is mij tegengekomen op een moment in mijn leven dat ik helemaal aan de grond zat. Hij heeft me, in mijn ogen, keihard willen gebruiken. Ook als je kijkt naar die wietplantage. De waarheid vertellen, is voor mij nu het enige juiste.”
“[verdachte] had tegen mij gezegd dat de dagopbrengst 30.000 – 40.000 euro zou zijn.”
“Het klopt dat ik aanvankelijk tijdens een verhoor de naam van de bedrijfsleider op een briefje heb geschreven en dat briefje later heb doorgescheurd. Ik voelde mij in bepaalde mate bedreigd door [verdachte], zeker toen hij in [woonplaats 1] was geweest.”
“U vraagt welke afspraken ik met [verdachte] heb gemaakt voor na de overval. De zaterdag na de overval zou ik naar hem toe gaan en hem de helft van het geld geven. Ik zei tegen hem dat als het niet zou lopen zoals zou moeten, we dan even geen contact zouden hebben. Op het internet heb ik het signalement van de auto en zo zien staan en toen bedacht ik me dat het niet handig was om hem te ontmoeten. [verdachte] zou ‘s avonds om 21:00 uur bij het vakantiehuisje zijn en ik zou daar dan met de trein naartoe komen. We konden niet bellen, omdat ik mijn telefoon ook uit de auto had gegooid.”
“U vraagt mij wat ik met [verdachte] heb besproken, behalve het gelijk zetten van de tijd. [verdachte] zei me dat het belangrijk was dat ik voor 21:00 uur binnen zou zijn, omdat het geld daarna in de waterkluis gaat die alleen door [geldtransportbedrijf] geopend kan worden. Hij zou de deur open laten, er zou niemand in de winkel zijn en de sealbag zou klaar staan. De bivakmuts heb ik van hem gekregen. Het ding kan ook 3-4 keer om mijn hoofd. We hebben van tevoren de vluchtroute besproken en gereden. [verdachte] zei dat ik via Duitsland moest rijden, omdat ik dan geen gewaarschuwde politie tegen zou komen.
Als ik binnen zou komen, zou hij “per ongeluk” de deur openen. Hij zou dan doen of hij een klap zou krijgen. Hij zou achterover vallen en ik zou de sealbag pakken. Ik zou doen alsof ik hem zou overmeesteren, omdat er collega’s van hem bij waren. We hebben niet geoefend hoe dat eruit zou moeten zien. [verdachte] zei tegen mij: “Je moet naar me toe komen en me een duw geven.” Dat was wel een moeizaam verhaal, aangezien hij bijna 90 kilo weegt en ik 60 kilo.
U vraagt mij hoe [verdachte] zou moeten sturen dat er geen klanten in de winkel zouden zijn. Ik heb tegen hem gezegd: “Ik voel er niets voor om mensen onder schot te houden.” Hij zei: “Ik ben bedrijfsleider, dus ik kan mensen laten vegen en de deur achter open doen.” U merkt op dat het voor hem toch feitelijk onmogelijk zou zijn om klanten tegen te houden die om 20:55 uur nog de winkel binnen zouden komen. Omdat hij me zoveel informatie kon geven over hoeveel geld er lag en hoe dat werd opgeborgen, ging ik er vanuit dat hij daarop invloed kon uitoefenen. Ik ging er vanuit dat hij de waarheid zou spreken, maar dat deed hij dus niet. Onze “klokken” hebben we de dag voor de overval gelijk gezet. Ik zei tegen hem:
“Doe dat nou, want dat is belangrijk. Straks sta ik daar en is de deur niet open.”
U vraagt mij op welke manier wij hierover contact hebben gehad. Als [verdachte] zin had, reed hij naar dat vakantiehuisje. Ik had geen vervoer, maar hij wel. Hij kwam eens in de 3-4 dagen langs. We hebben onze klokken gelijk gezet door ze bij elkaar te houden.”
“ Ik was niet eerder alleen bij de [supermarkt] geweest. Ik heb daar twee keer met [verdachte] boodschappen gedaan. We zijn erlangs gereden en er is veel glas. Hij zei: “Daar moet je naar binnen.” Hij vertelde dat de deur van twee kanten een sensor heeft die kan zien wie er aan komt. Nu kon ik ook vanaf de buitenkant naar binnen lopen. De deuren gingen open in ieder geval. Hij zou zorgen dat er geen klanten in de zaak zouden zijn en het personeel achterin de winkel zou zijn. Hij zei dat ik een bepaalde deur moest nemen.
Er is een deur voor de ingang en een deur voor de uitgang en ik moest de deur van de uitgang in gaan en dan doorlopen naar de blauw deur van het kantoor. Hij zou die deur dan open doen.”
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 23 juni 2015 ontkend iets met de overval op de [supermarkt] te maken te hebben gehad.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank hecht aan de verklaring van verdachte minder waarde dan aan die van de medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank constateert dat [medeverdachte] aanvankelijk terughoudend heeft verklaard over zijn mededader, echter op hoofdlijnen en over belangrijke onderdelen van de overval heeft [medeverdachte] zeer specifiek verklaard en zo te kennen gegeven te beschikken over zogenaamde daderwetenschap, hetgeen ook overeenkomt met de camerabeelden. Nu [medeverdachte] direct na zijn aanhouding al heel concreet over de bedrijfsleider van de [supermarkt] als mededader heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] op het gebied van de overval voldoende consistent en betrouwbaar is.
De verklaring van verdachte daarentegen acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op
het feit dat hij op sommige cruciale punten ten aanzien van de overval ongeloofwaardig heeft verklaard. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte in zijn eerste verklaring bij de politie, in zijn hoedanigheid als getuige, heeft verklaard dat de overvaller in het kantoor riep “Stay, stay” in gebrekkig Engels met een Oostblok-accent. Getuige [getuige 2] die bij verdachte op het moment van de overval in het kantoor stond, heeft echter verklaard dat de dader in het kantoor helemaal niets heeft gezegd. Aangever [slachtoffer 2] heeft bovendien verklaard dat de overvaller goed Nederlands sprak.
Verdachte heeft bij de politie bovendien verklaard dat hij door de overvaller op zijn linkerheup is getrapt en dat hij op de linkerzijkant van zijn hoofd is geslagen. Uit het pv bevindingen waarbij de camerabeelden zijn uitgekeken blijkt geenszins van een dergelijke handeling door de overvaller.
De rechtbank merkt ten aanzien van het overtuigend bewijs ook op dat het niet zonder meer logisch is dat iemand, zonder dat hij daarvan op de hoogte is gesteld, via de uitgangzijde zo de winkel naar binnen kan lopen en dat men ook niet zonder meer kan weten waar het kantoor (met het geld) zich bevindt. In dit kader heeft de rechtbank bij het bekijken van de camerabeelden ook opgemerkt dat het wel erg toevallig is dat de deur (met slot) open is gedaan exact op het moment dat er een overvaller in de winkel was en dat een sealbag met de dagopbrengst voor het grijpen op het bureau lag. De rechtbank heeft daarbij ook opgemerkt dat het vreemd is dat de dader niet eerst de winkel heeft rondgekeken, maar dat hij in één streep langs de kassa’s (met daarin geld) naar het kantoor is gelopen, dat de dader in het kantoor langs een openstaande kluis (met geld daarin) is gelopen en dat hij doelgericht alleen de sealbag van het bureau heeft gepakt en er vandoor is gegaan. Het is bovendien opmerkelijk dat een overvaller geen tas meeneemt als hij een winkel gaat overvallen.
De rechtbank verwijst hierbij ook naar de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] heeft er op gewezen dat het voor de overvaller allemaal ‘perfect verliep’ en dat ‘het net was alsof hij precies wist hoe en wat en wanneer er wat ging gebeuren’. [slachtoffer 2] vond het met name raar dat de overvaller niets gevraagd heeft, niet stopte en vol vertrouwen snel naar de deur van het kantoor is gelopen. .
De rechtbank overweegt dat al deze handelingen en omstandigheden op zich niet doorslaggevend zijn voor de bewezenverklaring, maar dat ze in samenhang bezien wel doorslaggevend zijn in de overtuiging van de rechtbank dat verdachte betrokkenheid had bij de overval.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de camerabeelden is gebleken dat verdachte, voordat hij naar de deur liep om Oksuzteppe te roepen, door de doorkijkspiegel richting de winkel heeft gekeken en dat toen, op het moment dat verdachte zijn blik heeft afgewend richting de deur, de medeverdachte [medeverdachte] nog niet de binnenste schuifdeur was gepasseerd en dus verdachte – op het moment dat hij de deur opendeed – geen weet had van de aanwezigheid van de overvaller in de winkel.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu de rechtbank uitgaat van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], dat [medeverdachte] en [verdachte] duidelijk hadden afgesproken dat [medeverdachte] om 1 minuut voor 21.00 uur de winkel in zou komen lopen en dat ze de klokken hiertoe gelijk gezet hadden.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat als de rechtbank uit zou gaan van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] er geen sprake kan zijn van een bewezenverklaring van een diefstal met geweld. De raadsman wijst er op dat er geen sprake was van opzet van [verdachte] op een gekwalificeerde diefstal, maar meer op een verduistering in dienstbetrekking, de verklaringen van [medeverdachte] omtrent de overval volgend. [medeverdachte] heeft immers verklaard dat de afspraak was dat er geen mensen in de winkel zouden zijn en dat het niet zijn bedoeling was om mensen onder schot te houden.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat indien een winkel om 21:00 uur sluit er om 20:59 uur nog een aantal laatste klanten in de winkel kunnen zijn. Bovendien wist [verdachte], getuige de verklaring van [medeverdachte], dat [medeverdachte] een bivakmuts zou dragen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee zou nemen naar de winkel. Ook was het tussen beiden afgesproken dat [medeverdachte] [verdachte] bij binnenkomst in het kantoor een duw zou geven. [verdachte] heeft, gelet op al deze omstandigheden, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de diefstal gepaard zou gaan met het nodige geweld of de bedreiging daarmee.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte een rol heeft gespeeld en een aandeel heeft gehad in de gewapende overval op de [supermarkt] in Winterswijk. De rechtbank overweegt daarbij dat vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], gericht op de totstandkoming van het bewezenverklaarde, dat er sprake is van medeplegen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er is sprake van samenwerking en een onderlinge taakverdeling tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte heeft van te voren samen met [medeverdachte] de overval gepland en in scene gezet, heeft samen met [medeverdachte] het (nep)wapen gekocht en [medeverdachte] heeft van [verdachte] een bivakmuts gekregen. Ook hebben zij samen de vluchtroute – via Duitsland – besproken en hebben zij onderling afgesproken dat een ieder de helft van de buit zou krijgen. Verdachte en [medeverdachte] hebben bovendien de tijd op de computer bij de [supermarkt] gelijk gezet met de tijdsaanduiding op de mobiele telefoon van [medeverdachte] en met de klok in zijn auto. Daarnaast zijn er onderling afspraken gemaakt over het verloop van de overval. [medeverdachte] zou 1 minuut voor 21.00 uur binnen komen lopen, omdat volgens informatie van verdachte om 21.00 uur het geld in de waterkluis zou gaan die naderhand alleen door [geldtransportbedrijf] geopend zou kunnen worden. Verdachte zou ervoor zorgen dat de schuifdeuren zo gesteld zouden zijn dat [medeverdachte] via de uitgangzijde naar binnen zou kunnen lopen en verdachte zou ervoor zorgen dat er (bijna) geen klanten in de winkel zouden zijn en dat het personeel niet voorin de winkel zou zijn. Voorts is afgesproken dat verdachte dan “per ongeluk” op dat moment de deur van het kantoor open zou doen en zou doen alsof hij een klap had gekregen door achterover te vallen. Verdachte zou er vervolgens voor zorgen dat de sealbag met de dagopbrengst klaar zou staan zodat [medeverdachte] deze snel mee zou kunnen nemen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een overval bij de [supermarkt] in Winterswijk.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 12 september 2014 te Winterswijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zogenaamde sealbag, inhoudende een geldbedrag toebehorende aan [supermarkt], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
- tegen [slachtoffer 1] (kassa-medewerker) en
- tegen [slachtoffer 2] (klant) en
- tegen hem, verdachte,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat zijn mededader
- met een bivakmuts over het gezicht en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (via
de uitgangszijde) de winkel van [supermarkt] (gevestigd in perceel [adres 2]) heeft betreden
en
- meermalen dat voorwerp op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft gericht en gericht heeft
gehouden en daarbij
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft geroepen/gezegd: " Staan blijven",
en
- naar het kantoorgedeelte van die winkel is gerend en
- nadat die deur door hem, verdachte, werd geopend dat kantoor heeft betreden en
- aldaar hem, verdachte, tegen het lichaam heeft geduwd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt, verzoekt de raadsman rekening te houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ook omschreven in het rapport van de reclassering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 juni 2015;
- een rapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering van 27 november 2014.
Medeverdachte [medeverdachte] is net voor sluitingstijd gemaskerd met een bivakmuts en bewapend
met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de [supermarkt] binnen gegaan om een overval te
plegen. [medeverdachte] heeft bij kassa 3 de kassamedewerker en een klant bedreigd met dit
nepvuurwapen en is vervolgens doorgerend naar het kantoor van de bedrijfsleider, te weten
verdachte. Op het moment dat verdachte de deur opendeed heeft [medeverdachte] hem omver geduwd,
heeft de sealbag die op tafel lag gepakt, en is weer richting uitgang gerend. Toen [medeverdachte] langs de kassa’s kwam heeft hij wederom het nepwapen op de kassamedewerker en de klanten gericht en gericht gehouden. De rol van verdachte in deze is dat hij in zijn rol van bedrijfsleider van tevoren afspraken heeft gemaakt met [medeverdachte] over het plegen van deze overval en dat hij deze samen met [medeverdachte] in scene heeft gezet.
Een overval is een ernstig feit, dat door het bedreigende karakter ervan grote psychische gevolgen voor de slachtoffers kan hebben, waardoor deze zich nog lange tijd onveilig kunnen voelen. Soortgelijke onveiligheidsgevoelens ontstaan bovendien in de samenleving in het algemeen als gevolg van dergelijke gewelddadige berovingen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat meegewogen dat uit het strafblad van verdachte [16] is gebleken dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils van 27 november 2014, waarin staat opgenomen dat zij zich onthouden van advies over de sanctie aangezien betrokkene het delict ontkent. Mocht betrokkene echter toch schuldig worden bevonden dan is er volgens het Leger des Heils op basis van het onderzoek geen aanleiding tot verdere reclasseringsbemoeienis.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank ziet aanleiding met betrekking tot de strafmaat af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf door aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank overweegt hierbij dat zij het verdachte extra zwaar aanrekent dat hij, in zijn rol als assistent filiaalmanager bij de [supermarkt], een rol waarin hij het vertrouwen genoot van zijn werkgever, medewerkers en de klanten, dit vertrouwen in grove mate heeft beschaamd door op deze wijze aan de overval zijn bijdrage te leveren. In het nadeel van verdachte weegt verder verdachtes hardnekkig ontkennende houding.
Alles in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hierbij aanleiding, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden, een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De proeftijd zal worden gesteld op 3 jaar.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] namens [supermarkt], heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.161,82.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 12.161,82 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 12.000,-. Gelet op de geldende procedure met betrekking tot het afromen van de kassa’s, zoals deze uit het dossier blijkt, is het uiterst onaannemelijk dat er muntgeld in de sealbag zat op het moment dat deze weggenomen werd. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de tellermeet ongeveer €12.000,- aangaf voordat de sealbag werd weggenomen door [medeverdachte]. Voor wat betreft de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding, zal de rechtbank aansluiten bij de verklaring van verdachte hieromtrent. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte – met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook verdachte daardoor tegenover de betreffende benadeelde partij zal zijn gekweten – tegen kwijting aan de betreffende benadeelde partij te betalen de som van € 12.000,-.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 bepaalt, dat
een gedeeltevan de gevangenisstraf, te weten
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van drie jaren de navolgende
algemene voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemenevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, voor
zover en zolang als dat door de Reclassering noodzakelijk wordt geacht;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij
[supermarkt], vertegenwoordigd door [benadeelde], van een bedrag van
€ 12.000,00(twaalf duizend euro) en met betaling van de kosten van het geding en de
tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijdt;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [supermarkt] voornoemd, een bedrag
te betalen van € 12.000,00(twaalf duizend) euro, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 95 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. D.E. Schaap, (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van E. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2015.
Mr. D.E. Schaap is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost
2.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 1], namens [supermarkt] Nederland, pag. 245
3.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 1], namens [supermarkt] Nederland, pag. 247
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 528
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 529
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 532
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 532
8.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 2], pag. 352, 354 en 355
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pag. 262
10.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3], pag. 261 - 262
11.Proces-verbaal van bevindingen inzake het uitlezen van de camerabeelden, pag. 261
12.Proces-verbaal van bevindingen inzake het uitlezen van de camerabeelden, pag. 262
13.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, pag. 94 en 99-102 en 104-109 en 123-132 en 134-145
14.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 465.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 466.
16.Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juni 2015